< Return to Video

Born of Hope - Full Movie

  • 0:32 - 0:36
    Er zijn veel verhalen in de geschiedenis van onze wereld.
  • 0:37 - 0:39
    De meeste zijn vergaan,
  • 0:39 - 0:42
    verstrooid in de winden van de Tijd,
  • 0:43 - 0:46
    ontglipt aan `s mensen heugenis.
  • 0:47 - 0:49
    Maar dit verhaal,
  • 0:49 - 0:51
    ons verhaal,
  • 0:51 - 0:54
    mag niet vergeten worden.
  • 1:04 - 1:06
    Pappa!
  • 1:16 - 1:18
    Maia!
  • 1:20 - 1:24
    Ren! Maia ren. Maia rennen!
  • 1:46 - 1:50
    We kwamen van het water,
  • 1:50 - 1:53
    Het loopt door onze vroegste dagen,
  • 1:53 - 1:57
    door lange jaren tot aan dit moment
  • 1:57 - 1:59
    en loopt door ons leven
  • 1:59 - 2:01
    als de lijn van onze Koningen
  • 2:02 - 2:05
    Een snel vloeiende stroom
  • 2:05 - 2:09
    van herinnering en deernis
  • 2:11 - 2:12
    Een druppel water
  • 2:13 - 2:15
    een druppel bloed
  • 2:15 - 2:17
    en dan nog een
  • 2:17 - 2:20
    worden een stroompje,
  • 2:20 - 2:22
    een rivier
  • 2:22 - 2:24
    een aanzwellende vloed
  • 2:25 - 2:26
    onweerstaanbaar
  • 2:27 - 2:29
    die uiteindelijk
  • 2:29 - 2:31
    al haar dammen breekt
  • 2:31 - 2:33
    en weer vrij zal vloeien
  • 2:33 - 2:37
    naar haar lotsbestemming.
  • 2:39 - 2:41
    Het restant aan getrouwen
  • 2:41 - 2:42
    De Dúnedain
  • 2:43 - 2:46
    de mensen van het Westen
  • 2:46 - 2:48
    was verspreid en klein in aantal
  • 2:49 - 2:52
    belaagd door vele gevaren
  • 2:54 - 2:56
    Want de Duistere Heer Sauron
  • 2:56 - 2:59
    was het verleden niet vergeten
  • 3:00 - 3:03
    en van alle volkeren van Midden Aarde
  • 3:03 - 3:07
    voelde hij niet meer haat
  • 3:07 - 3:08
    noch meer angst
  • 3:09 - 3:11
    dan voor de Dúnedain.
  • 3:11 - 3:15
    Hij stuurde zijn dienaren erop uit
  • 3:15 - 3:16
    en in lange jaren
  • 3:16 - 3:22
    trachtte hij te achterhalen of de Erven van Isildur nog leefden
  • 3:22 - 3:24
    teneinde ze te vernietigen
  • 3:25 - 3:27
    en de laatste van zijn grootste tegenstanders
  • 3:27 - 3:29
    voor altijd
  • 3:29 - 3:32
    kwijt te zijn.
  • 3:51 - 3:53
    Haast je! Maak voort!
  • 3:56 - 3:57
    Dírhael!
  • 4:04 - 4:08
    Ivorwen! Gilraen! Ga! Alsjeblieft!
  • 4:08 - 4:11
    Ik wil jullie niet allemaal kwijtraken vandaag.
  • 5:45 - 5:46
    Arathorn!
  • 6:12 - 6:15
    Ik bied u mijn dank, heer,
  • 6:15 - 6:19
    en wat ook, dat mijn familie en ik voor u en de uwen kunnen betekenen
  • 6:19 - 6:21
    Wij zijn u ons leven schuldig.
  • 6:21 - 6:24
    En ik u het mijne. Ik dank u, vrouwe.
  • 6:25 - 6:28
    Ik deed het met vreugde, mijn heer.
  • 6:29 - 6:32
    We kunnen hier niet blijven. Waar gaat u heen?
  • 6:32 - 6:34
    Ik weet het niet, mijn heer.
  • 6:35 - 6:38
    De orken brandden ons dorp plat, en doodden onze mensen.
  • 6:38 - 6:42
    Zij die niet gedood werden zijn verspreid, ik weet niet waarheen.
  • 6:42 - 6:45
    Dorlad, mijn zoon.
  • 6:45 - 6:47
    Neergehouwen terwijl hij ons verdedigde.
  • 6:48 - 6:52
    We wilden zijn lichaam niet aan de spotzucht van de orken overlaten.
  • 6:52 - 6:54
    Uw zoon zal een veilige rustplaats krijgen, vrouwe.
  • 6:54 - 6:56
    U komt met ons mee.
  • 6:56 - 6:57
    Arathorn!
  • 7:00 - 7:01
    Arathorn?
  • 7:04 - 7:06
    Kent u hem, vader?
  • 7:06 - 7:07
    Ja
  • 7:07 - 7:09
    toen hij nog een kind was.
  • 7:10 - 7:12
    Als hij dezelfde is,
  • 7:12 - 7:15
    is hij de zoon van mijn vriend en verwant.
  • 7:15 - 7:17
    Onze hoofdman, Heer Arador.
  • 7:18 - 7:20
    Isildur's Erfgenaam.
  • 7:21 - 7:23
    Wat is er?
  • 7:23 - 7:26
    Ze zijn aan `t plunderen, schijnt het.
  • 7:26 - 7:28
    Dit zijn maar tierelantijnen.
  • 7:29 - 7:30
    Dat is vreemd.
  • 7:31 - 7:34
    Orken op zoek naar goud en juwelen in de Wildernis
  • 7:35 - 7:37
    met welk doel?
  • 7:42 - 7:45
    Iedere dag lijk je meer op hem.
  • 7:45 - 7:47
    Zou hij dat gewild hebben?
  • 7:49 - 7:53
    Als hij het wist, zou hij me toegegromd hebben:
  • 7:55 - 7:58
    “De wildernis is geen plaats voor mijn dochter!”
  • 7:59 - 8:02
    Maar ik ben blij dat ik je heb opgeleid.
  • 8:02 - 8:04
    Dat ben ik ook.
  • 8:04 - 8:06
    Heer Arathorn
  • 8:15 - 8:17
    Die zullen het niet meer navertellen.
  • 8:17 - 8:18
    Goed werk, Halbaron.
  • 8:18 - 8:21
    Nu brengen we deze drie in veiligheid.
  • 8:25 - 8:28
    We gaan naar Taurdal, ons dorp, heer...?
  • 8:29 - 8:30
    Dírhael.
  • 8:30 - 8:32
    Mijn vrouw, Ivorwen. En mijn dochter...
  • 8:32 - 8:34
    Gilraen.
  • 8:35 - 8:36
    En ik ben Arathorn.
  • 8:36 - 8:38
    Zoon van Arador.
  • 8:39 - 8:41
    Inderdaad.
  • 8:41 - 8:43
    Nee, nee, buig niet.
  • 8:43 - 8:44
    Als u vóor mijn vader komt,
  • 8:44 - 8:46
    moogt u hem zo begroeten.
  • 8:46 - 8:48
    Maar nu
  • 8:48 - 8:51
    haasten wij ons.
  • 8:58 - 9:03
    Een jaloers hart heeft geen ruimte voor echte liefde
  • 9:03 - 9:06
    al stond het er pal achter.
  • 9:06 - 9:09
    Waar zou ik jaloers om zijn?
  • 9:09 - 9:11
    Ik zag de blik die zij wisselden
  • 9:12 - 9:14
    net zo goed als jij.
  • 9:14 - 9:16
    Je ogen bedriegen je.
  • 9:17 - 9:19
    Daarbij, het gaat mij niets aan.
  • 9:19 - 9:20
    Niet?
  • 9:20 - 9:21
    Nee!
  • 9:21 - 9:24
    Noch jou, Dírhaborn.
  • 9:30 - 9:35
    Arathorn en zijn dolers leidden de rouwende familie Noordwaarts
  • 9:36 - 9:39
    voorbij de machtige rivieren
  • 9:39 - 9:43
    en door de uitgestrekte bossen van Rhudaur,
  • 9:43 - 9:47
    een land dat nog onder toezicht van de Dúnedain lag
  • 9:47 - 9:53
    en bracht hen naar zijn vader, Heer Arador,
  • 9:53 - 9:57
    in de verborgen nederzetting Taurdal.
  • 10:04 - 10:07
    Kom, mijn oude vriend en verwant.
  • 10:16 - 10:20
    Laten we uw zoon de rust en de eer gunnen die hem toekomt.
  • 10:20 - 10:23
    Want ik reken uw verlies als mijn eigen verlies,
  • 10:23 - 10:27
    en uw verdriet als het mijne.
  • 11:01 - 11:06
    Helaas, geen lange slaap in oude stenen zalen
  • 11:06 - 11:09
    voor een zoon van het Huis Aranarth!
  • 11:12 - 11:16
    Maar jouw gebeente zal niet geschonden worden, Dorlad,
  • 11:16 - 11:19
    als de dienaren van het kwaad opnieuw proberen,
  • 11:19 - 11:22
    de Dúnedain verder van huis te drijven!
  • 11:24 - 11:27
    Vaarwel!
  • 12:34 - 12:37
    Ik vraag je me te vergeven.
  • 12:40 - 12:44
    Ik heb lang gedacht dat jouw gevoelens voor Arathorn
  • 12:44 - 12:47
    niet meer dan een bevlieging waren
  • 12:48 - 12:51
    en dat je die uiteindelijk zou laten varen
  • 12:51 - 12:54
    en om je heen zou kijken.
  • 12:57 - 12:59
    Ik begreep het niet...
  • 13:03 - 13:05
    tot gisteravond.
  • 13:08 - 13:10
    Jaren was ik aan zijn zijde,
  • 13:10 - 13:12
    en toch is er een afstand tussen ons
  • 13:12 - 13:16
    die slechts door de brandstapel van een vreemde aan het licht kwam.
  • 13:19 - 13:24
    Ik kan niet wedijveren met zoveel schoonheid en zoveel verdriet.
  • 13:24 - 13:31
    El, het zou iedere man een eer zijn jou de zijne te noemen.
  • 13:35 - 13:40
    Ik zou hem maar verdriet brengen.
  • 14:34 - 14:38
    We vonden deze na de aanval van gisteren.
  • 14:42 - 14:46
    Vreemd hoe zulke kleine dingen
  • 14:46 - 14:49
    zo`n immense schaduw
  • 14:49 - 14:51
    en verandering in ons leven brengen.
  • 14:51 - 14:56
    Heer Arador had nu veel te overdenken.
  • 14:56 - 15:01
    Nieuws van aanvallen op andere dorpen kwam hem ter ore.
  • 15:02 - 15:05
    Vredige boerderijen, verstoken van hulp,
  • 15:05 - 15:08
    verging het even slecht,
  • 15:08 - 15:13
    en Taurdal vulde op met Dúnedain die hun huizen verlieten
  • 15:13 - 15:17
    en veiligheid bij elkaar zochten.
  • 15:17 - 15:21
    En dus leidde Arador zijn dappere dolers
  • 15:21 - 15:24
    op een veldtocht om het land van de plaag te verlossen
  • 15:24 - 15:26
    die zijn volk teisterde.
  • 15:26 - 15:30
    Maar zijn grootste vertrouweling,
  • 15:30 - 15:33
    zou niet aan zijn zijde zijn.
  • 15:52 - 15:54
    Hoe is de oogst, mijn vrouwe?
  • 15:54 - 15:56
    Overvloedig, mijn heer.
  • 16:01 - 16:04
    Ik had wat meer voor mijn reizen verwacht.
  • 16:06 - 16:07
    Gaat u?
  • 16:09 - 16:12
    Mijn vader heeft me opgedragen de plannen van de vijand uit te zoeken
  • 16:12 - 16:14
    in de koude bergen van het Oosten.
  • 16:14 - 16:16
    Alleen?
  • 16:16 - 16:17
    Ja.
  • 16:17 - 16:19
    Een gevaarlijke opdracht, mijn heer.
  • 16:19 - 16:20
    Inderdaad.
  • 16:21 - 16:24
    Er was een tijd dat zulk gevaar me niets gedaan zou hebben
  • 16:24 - 16:27
    en ieder deel van me zou welgemoed naar de einden van de wereld getrokken zijn
  • 16:27 - 16:29
    in dienst van ons volk.
  • 16:29 - 16:30
    Maar nu?
  • 16:32 - 16:35
    Nu blijft een deel van me hier achter.
  • 16:39 - 16:40
    En dat is mijn hart.
  • 16:41 - 16:43
    Mijn Heer.
  • 16:43 - 16:45
    Het spijt me, vrouwe, ik wou u niet in verlegenheid brengen.
  • 16:45 - 16:47
    Ik zal uitkijken naar het Oosten
  • 16:47 - 16:48
    en uw behouden terugkomst afwachten.
  • 16:51 - 16:52
    Vrouwe.
  • 16:55 - 16:57
    Van blijdschap vervuld,
  • 16:57 - 17:00
    reisde Arathorn ver voorbij
  • 17:00 - 17:02
    de gevallen steden van Arnor.
  • 17:57 - 18:03
    En terwijl Arathorn eenzaam zijn weg zocht in de koude bergen,
  • 18:03 - 18:06
    wachtte Gilraen op zijn terugkomst
  • 18:06 - 18:09
    in de aflopende zomer van het Westen.
  • 18:09 - 18:13
    Soms diep in het woud dwalend,
  • 18:13 - 18:15
    om naar zijn terugkeer uit te kijken.
  • 18:15 - 18:16
    Gilraen!
  • 18:16 - 18:18
    Ik ga niet ver!
  • 18:20 - 18:22
    Waarom doet ze dat?
  • 18:22 - 18:25
    Je weet op wie ze wacht.
  • 18:25 - 18:26
    Ze is te jong.
  • 18:26 - 18:28
    Maar niet onwijs.
  • 18:28 - 18:30
    Ik vrees dat Arathorn Barahirs ring
  • 18:30 - 18:32
    eerder zal dragen dan verwacht.
  • 18:33 - 18:34
    En toch,
  • 18:34 - 18:36
    denk ik niet dat hij de Dúnedain lang zal leiden
  • 18:36 - 18:38
    als hij hem eenmaal aan zijn vinger heeft.
  • 18:39 - 18:42
    Sta ze dan niet in de weg, Dírhael!
  • 18:42 - 18:43
    Want als deze twee snel trouwen,
  • 18:43 - 18:45
    kan er nog hoop geboren worden voor ons volk.
  • 18:46 - 18:48
    Maar als ze dat niet doen,
  • 18:48 - 18:51
    kan het zijn, in deze opkomende duisternis,
  • 18:52 - 18:54
    dat de Dúnedain eindelijk zullen vallen,
  • 18:54 - 18:56
    en nooit meer op zullen staan.
  • 18:56 - 18:59
    Laat hen wat geluk ze kunnen vinden!
  • 20:02 - 20:04
    Je bent laat!
  • 20:04 - 20:05
    Waar zijn de anderen?
  • 20:05 - 20:06
    Afgeslacht!
  • 20:06 - 20:07
    We werden overvallen,
  • 20:07 - 20:09
    de Spookmensen zijn overal!
  • 20:10 - 20:11
    Zij zijn geen spoken!
  • 20:11 - 20:13
    Enkel Dolers, jij lafaard.
  • 20:13 - 20:16
    Je bent al net zo erg als deze twee!
  • 20:16 - 20:18
    Hebben jullie het?
  • 20:29 - 20:31
    Deze zijn waardeloos.
  • 20:31 - 20:35
    Jullie hebben nog steeds de ring niet gevonden die Sauron zoekt.
  • 20:35 - 20:37
    Ga terug! Vindt hem!
  • 20:37 - 20:40
    Hoe? We zijn niet meer met genoeg.
  • 20:40 - 20:42
    We hebben tijd nodig om onze aantallen aan te vullen.
  • 20:42 - 20:48
    Het was een vergissing om de spookmensen aan te vallen, Shaknar!
  • 20:50 - 20:55
    Ik maak geen vergissingen!
  • 21:00 - 21:06
    Ik zal jullie falen aan Sauron in Dol Guldur rapporteren.
  • 21:06 - 21:11
    Vermeerder je als je moet, maar stuur spionnen uit.
  • 21:11 - 21:17
    Als ik terugkom wil ik weten waar hij is!
  • 21:20 - 21:21
    Wat is er?
  • 21:21 - 21:23
    Ik ruik mensenvlees!
  • 21:23 - 21:24
    Onmogelijk.
  • 21:25 - 21:26
    Ruik je niks?
  • 22:08 - 22:10
    Arathorn! Je bent terug!
  • 22:12 - 22:15
    Je zou niet zover het bos in moeten komen in je eentje!
  • 22:15 - 22:16
    Ik weet `t. Ik…
  • 22:40 - 22:43
    Dolers. Gaat u niet naar ze toe?
  • 22:43 - 22:45
    Ze vinden ons snel genoeg.
  • 22:45 - 22:49
    Dus, ik moet opschieten,
  • 22:49 - 22:50
    of ik mis mijn kans.
  • 22:51 - 22:52
    Waarop?
  • 23:03 - 23:06
    Ik hoop dat ze er hun tijd voor nemen.
  • 23:15 - 23:17
    Ik leid ze te goed op.
  • 23:21 - 23:22
    Mijn heer?
  • 23:28 - 23:32
    Ik ben te ver van het dorp gedwaald.
  • 23:32 - 23:34
    Maar uw aanvoerder vond me.
  • 23:36 - 23:38
    Tot uw dienst, mijn heer.
  • 23:39 - 23:41
    En altijd to de uwe.
  • 23:43 - 23:46
    Halbaron, begeleid vrouwe Gilraen terug naar het dorp.
  • 23:46 - 23:47
    Meteen, mijn heer.
  • 23:56 - 23:59
    Elgarain. Heb je even?
  • 24:04 - 24:05
    Het spijt me, mijn heer.
  • 24:05 - 24:08
    We konden u niet vinden. Ik wist niet...
  • 24:08 - 24:10
    Geen verontschuldiging nodig, mijn vriend.
  • 24:13 - 24:16
    Ben jij ooit verliefd geweest?
  • 24:16 - 24:18
    Nee.
  • 24:19 - 24:20
    Het verandert je wereld.
  • 24:20 - 24:23
    Verteert het met een laaiende vlam
  • 24:23 - 24:24
    die nimmer aflaat.
  • 24:25 - 24:29
    Een licht zo doordringend als Eärendils ster.
  • 24:29 - 24:30
    Je bent wel verliefd geweest.
  • 24:31 - 24:34
    Ik heb erover horen spreken.
  • 24:46 - 24:48
    Bent u verliefd?
  • 24:49 - 24:50
    Ik ga trouwen!
  • 24:51 - 24:52
    Dat hoop ik tenminste.
  • 24:53 - 24:55
    En snel, als het geluk met me is.
  • 24:55 - 24:57
    Ik wens u geluk, mijn heer.
  • 25:00 - 25:03
    Je zou moeten overlopen van vreugde, Arathorn.
  • 25:03 - 25:04
    Oh, dat doe ik...
  • 25:05 - 25:09
    Maar ik vrees dat Heer Dírhael me niet graag zijn zegen zal geven...
  • 25:10 - 25:12
    Gilraen is, net als jij, nog niet meerderjarig.
  • 25:14 - 25:17
    Ik heb dan nog geen liefde gekend,
  • 25:17 - 25:19
    maar ik weet dat als het hart de tong doet roeren
  • 25:19 - 25:21
    niemand in zijn weg zou mogen staan...
  • 25:23 - 25:27
    als u aarzelt zult u dat wat gesproken had moeten worden
  • 25:28 - 25:31
    voorgoed weggesloten in uw hart vinden,
  • 25:31 - 25:34
    en spijt als uw enige metgezel.
  • 25:35 - 25:37
    Je woorden zijn wijs…
  • 25:37 - 25:38
    en toch…
  • 25:39 - 25:41
    De seizoenen wisselen.
  • 25:42 - 25:44
    Misschien verandert het zijn gedachten.
  • 25:45 - 25:47
    Als die veranderen met de seizoenen,
  • 25:48 - 25:50
    kunnen ze er alleen maar kouder op worden.
  • 25:53 - 25:56
    Houdt voet bij stuk en spreek vanuit je hart.
  • 25:58 - 25:59
    Dank je.
  • 26:00 - 26:02
    Je bent een goede vriend.
  • 26:02 - 26:04
    ik zou mijn leven voor u geven.
  • 26:05 - 26:07
    En ik voor jou.
  • 26:29 - 26:31
    Ik ben blij dat je veilig bent, mijn zoon.
  • 26:31 - 26:33
    U ook, vader.
  • 26:33 - 26:35
    Halbaron vertelt me dat uw campagne tegen
  • 26:35 - 26:36
    de orken succesvol was.
  • 26:37 - 26:39
    Ze zijn nog maar gering in aantal.
  • 26:40 - 26:42
    En zullen ons voorlopig geen last meer geven.
  • 26:43 - 26:46
    Maar je lijkt er niet gerust op.
  • 26:46 - 26:49
    Ik weet wat ze zoeken,
  • 26:49 - 26:51
    en dat ze niet alleen staan.
  • 26:52 - 26:54
    Ze zijn dienaren van Sauron,
  • 26:54 - 26:56
    en hij zoekt de Ring van Barahir.
  • 26:57 - 27:00
    Vader, ze jagen op u.
  • 27:00 - 27:03
    Het is zoals ik vreesde.
  • 27:03 - 27:04
    Ik smeek u de ring te verbergen.
  • 27:04 - 27:05
    Draag hem niet!
  • 27:06 - 27:07
    Nee.
  • 27:07 - 27:09
    Maar het zal ze recht naar u leiden!
  • 27:09 - 27:13
    Laat Sauron alle legers in deze wereld op ons afsturen.
  • 27:13 - 27:16
    Ik ga me niet verschuilen voor wie ik ben,
  • 27:16 - 27:17
    zolang ik nog een ademteug in mijn lijf heb,
  • 27:17 - 27:18
    en een zwaard in mijn hand.
  • 27:18 - 27:19
    Vergeef me.
  • 27:20 - 27:22
    er valt niets te vergeven, mijn zoon.
  • 27:23 - 27:25
    Je hebt mij, en de Dúnedain, een grote dienst bewezen.
  • 27:26 - 27:29
    Je bent een ware erfgenaam van koningen!
  • 27:32 - 27:35
    Kom, wees niet bedrukt.
  • 27:38 - 27:41
    Je moeder herinnerde me er vaak aan
  • 27:41 - 27:44
    dat de mensen naar ons opkijken
  • 27:44 - 27:47
    dat we hoe dan ook standmoedig moeten zijn.
  • 27:48 - 27:50
    Misschien zul je ooit
  • 27:50 - 27:54
    iemand vinden met zoveel wijsheid en schoonheid,
  • 27:54 - 27:57
    om je met raad ter zijde te staan.
  • 28:00 - 28:04
    Jullie hebben mijn zegen, mijn kinderen,
  • 28:04 - 28:07
    Mogen jullie dagen lang en vruchtbaar zijn,
  • 28:07 - 28:12
    en vervuld van hoop.
  • 28:16 - 28:18
    Ik ga nu naar Rivendel,
  • 28:18 - 28:20
    waar Elrond de Halfelf op me wacht.
  • 28:21 - 28:23
    Als ik terugkom met zijn goede raad,
  • 28:24 - 28:27
    dan zullen we misschien een bruiloft houden.
  • 28:30 - 28:33
    Veel geluk met Dírhael.
  • 28:49 - 28:51
    Heer Dírhael...
  • 28:59 - 29:02
    goede morgen.
  • 29:07 - 29:09
    In de lange wintermaanden
  • 29:09 - 29:12
    werd de warmte in Arathorn`s hart
  • 29:12 - 29:14
    slechts bekoeld
  • 29:14 - 29:19
    door zijn angst te falen in zijn belangrijkste taak.
  • 29:24 - 29:26
    Houdt voet bij stuk,
  • 29:26 - 29:29
    en spreek vanuit je hart.
  • 29:53 - 29:55
    Heer Dírhael.
  • 29:58 - 30:01
    Ik kom om de hand van uw dochter vragen.
  • 30:01 - 30:04
    Ik ben u mijn leven schuldig, zoon van Arador,
  • 30:04 - 30:06
    maar niet mijn dochter.
  • 30:07 - 30:10
    Ik houd van haar, mijn heer.
  • 30:10 - 30:11
    Ik heb grote angst voor de schaduw
  • 30:11 - 30:13
    die u op mijn huis werpt, telg van Isildur.
  • 30:14 - 30:16
    De aandacht die u voor mijn dochter hebt is ongewenst...
  • 30:16 - 30:17
    Voor u.
  • 30:18 - 30:20
    Niet voor haar.
  • 30:20 - 30:24
    Ja. Daarom kan het niet genegeerd worden.
  • 30:25 - 30:27
    Ik hoop voor Gilraen
  • 30:27 - 30:30
    dat uw vaders bloed door uw aderen stroomt.
  • 30:30 - 30:31
    Als u uw volk verzaakt,
  • 30:32 - 30:35
    heeft u zich enkel aan de Dúnedain te verantwoorden.
  • 30:36 - 30:37
    Als u haar verzaakt,
  • 30:38 - 30:41
    zult u zich aan mij moeten verantwoorden.
  • 30:47 - 30:49
    Was dat een ja?
  • 30:54 - 30:58
    En toen de winter zijn ijzige vingers terugtrok van het land
  • 30:58 - 31:02
    en een vroege en zonnige lente aanbrak...
  • 31:02 - 31:06
    huwden Arathorn, zoon van Arador
  • 31:06 - 31:09
    en de Vrouwe Gilraen,
  • 31:09 - 31:13
    in blijdschap en in hoop.
  • 32:19 - 32:21
    Maar na slechts een jaar van vreugde,
  • 32:21 - 32:26
    kroop een donkere schaduw terug in hun leven.
  • 32:26 - 32:29
    Arador, zoon van Argonui,
  • 32:29 - 32:35
    Heer van de Dúnedain, bevond zich in een ondiepe holte
  • 32:35 - 32:41
    in de kille, verdoezelende nevels van de Koude Bergen.
  • 33:07 - 33:08
    Rennen!
  • 33:09 - 33:11
    Rennen!
  • 33:16 - 33:17
    Waar is mijn vader?
  • 33:17 - 33:18
    Verder naar het Zuiden.
  • 33:18 - 33:18
    Ren!
  • 33:55 - 33:57
    Vader!
  • 34:00 - 34:03
    Vader.
  • 34:12 - 34:14
    Arathorn! Arathorn! Ontwaak!
  • 34:14 - 34:16
    Het is maar een droom! Ontwaak!
  • 34:16 - 34:21
    Nee! Ik zag hem! Ik voelde de asem zijn lichaam verlaten!
  • 34:21 - 34:25
    Sst! Het is maar een droom. Een droom!
  • 34:24 - 34:29
    Oh, Gilraen! Ik wou dat dat waar was!
  • 34:30 - 34:33
    Wat voor hoop is er nog voor ons volk?
  • 34:34 - 34:37
    De lijn der Koningen hangt nog maar aan een draadje,
  • 34:37 - 34:40
    ik vrees dat het met mij zijn bittere eind zal vinden.
  • 34:40 - 34:44
    Arathorn, waar is je vreugde?
  • 34:45 - 34:47
    Waar is je hoop?
  • 34:47 - 34:50
    Ik zal niet wanhopen!
  • 34:50 - 34:52
    Noch toestaan dat jij dat doet.
  • 34:53 - 34:55
    Arathorn, kijk me aan!
  • 34:55 - 34:57
    Vrees niet voor een morgen,
  • 34:57 - 35:01
    die wij niet kennen of kunnen veranderen.
  • 35:02 - 35:05
    En vrees niet dat het koningshuis zijn einde heeft bereikt.
  • 35:06 - 35:08
    Het is springlevend.
  • 35:09 - 35:11
    In jou.
  • 35:12 - 35:15
    En in mij.
  • 35:21 - 35:23
    Hier is mijn Hoop.
  • 35:24 - 35:27
    Een jaar na het verlies van zijn vader
  • 35:27 - 35:31
    op de eerste dag van de derde maand
  • 35:31 - 35:38
    verwelkoomden Arathorn en de Dúnedain een nieuwe hoop in deze wereld.
  • 35:38 - 35:39
    U heeft een zoon, mijn heer.
  • 35:40 - 35:42
    Wij noemen hem Aragorn.
  • 35:42 - 35:47
    Koningsmoed, dat zal hij hebben,
  • 35:47 - 35:50
    maar op zijn borst zie ik een groene steen,
  • 35:50 - 35:53
    en hier zal zijn ware naam uit voortkomen
  • 35:53 - 35:55
    en zijn grootste roem
  • 35:55 - 35:59
    want hij zal een heler en vernieuwer zijn.
  • 36:08 - 36:09
    Aanschouw Aragorn,
  • 36:09 - 36:11
    Zoon van Arathorn,
  • 36:11 - 36:12
    Heer van de Dúnedain!
  • 36:12 - 36:15
    Nakomeling van Elendil van Númenor!
  • 36:15 - 36:19
    De Erfgenaam van Isildur!
  • 36:20 - 36:22
    Leve Aragorn!
  • 36:22 - 36:24
    Leve Aragorn!
  • 36:26 - 36:29
    Door de moed van de Heer en zijn Dolers,
  • 36:29 - 36:33
    verwierven de Dúnedain een mate van vrede.
  • 36:33 - 36:39
    En het kind Aragorn groeide snel en voorspoedig.
  • 36:52 - 36:53
    Halbaron
  • 36:58 - 37:00
    Het lijkt slechts gisteren dat jouw zoon Halbarad
  • 37:00 - 37:02
    Aragorns leeftijd had.
  • 37:02 - 37:03
    Zo is het, mijn heer.
  • 37:04 - 37:06
    Het zal hetzelfde lijken, Evonyn,
  • 37:06 - 37:08
    als onze zoon een man is.
  • 37:09 - 37:10
    Dat zal het, vrouwe.
  • 37:11 - 37:12
    Ze groeien zo snel!
  • 37:12 - 37:14
    En ze eten zoveel terwijl ze groeien!
  • 37:14 - 37:15
    Als er nog iets over is!
  • 37:27 - 37:31
    Ik eigen dit land toe aan de Koning!
  • 37:34 - 37:37
    Zeven sterren en een kroon op een veld van saffier
  • 37:37 - 37:39
    Op de wind der strijd wapperde de bannier
  • 37:40 - 37:42
    Daarom leidde de Vorst zijn mannen voort en
  • 37:42 - 37:45
    Zij vochten voor vrijheid in het Noorden
  • 37:45 - 37:48
    Fornost is gevallen riep de bood’
  • 37:48 - 37:50
    De Dúnedain die er vochten zijn nu dood
  • 37:51 - 37:53
    Een edel en dapper man viel van zijn paard
  • 37:54 - 37:57
    De beesten trapten hem in de aard’
  • 37:57 - 37:59
    De koning van het veld gedragen
  • 37:59 - 38:02
    Angmars leger zou niet versagen
  • 38:02 - 38:04
    Onze bannier stokte in een zee van doden
  • 38:05 - 38:07
    Een laatste adem voor `s konings bode
  • 38:08 - 38:10
    Het vaandel viel en was verloren
  • 38:10 - 38:13
    De vijand barstte los in koren
  • 38:13 - 38:15
    Terwijl in angst de mannen schreidden
  • 38:17 - 38:22
    De Heren Elladan en Elrohir van Rivendel zijn onverwacht aangekomen.
  • 38:22 - 38:25
    en wensten ons meteen te spreken.
  • 38:25 - 38:26
    Welkom, vrienden!
  • 38:26 - 38:28
    Wat brengt u hier bij ons deze nacht?
  • 38:28 - 38:30
    En hoe gaat het met uw vader Heer Elrond?
  • 38:30 - 38:31
    En vrouwe Arwen?
  • 38:31 - 38:33
    Onze vader en onze zuster maken het goed, mijn heer.
  • 38:34 - 38:37
    Het was Elrond die ons met spoed hierheen stuurde.
  • 38:37 - 38:41
    De orken verzamelen zich ten Noorden en Oosten van het Taurdal.
  • 38:41 - 38:43
    Hun aantal groter dan in vele jaren gezien is.
  • 38:44 - 38:46
    Zelfs nu trekken zij meedogenloos op
  • 38:46 - 38:48
    tegen de meest noordelijke dorpen van de Dúnedain.
  • 38:48 - 38:50
    Het zal niet lang duren voor het gevaar
  • 38:49 - 38:53
    weer aan uw grenzen staat.
  • 38:53 - 38:55
    Naar Rivendel waar de jongen rust
  • 38:55 - 38:57
    En de vlag nog steeds de hemel kust
  • 39:05 - 39:07
    Om deze reden zend onze vader een dringend advies.
  • 39:07 - 39:09
    Hoe luidt dit advies?
  • 39:09 - 39:11
    Hij beveelt u aan uw vrouw en zoon
  • 39:11 - 39:13
    voor hun veiligheid naar Imladris te zenden,
  • 39:13 - 39:15
    en dat uzelf, Arathorn,
  • 39:15 - 39:17
    de Dúnedain over verborgen paden naar andere streken leidt,
  • 39:17 - 39:20
    en vlucht voor dit oprukkende gevaar.
  • 39:21 - 39:24
    Het is laat, mijne heren, we spreken verder als het ochtend is,
  • 39:24 - 39:26
    Laten wij u een rustplaats vinden.
  • 39:34 - 39:37
    Elrond de Halfelf is wijs,
  • 39:37 - 39:38
    en ziet veel dat verborgen is
  • 39:38 - 39:40
    of nog moet gebeuren.
  • 39:41 - 39:42
    Ik zal zijn woorden overwegen,
  • 39:43 - 39:44
    en aan mijn volk denken.
  • 39:44 - 39:46
    Dat uw beslissing niet lang op zich laat wachten.
  • 39:46 - 39:48
    Met ieder uur dat voorbijgaat,
  • 39:48 - 39:49
    groeit het gevaar.
  • 39:49 - 39:54
    Ik begrijp het. Welterusten, heren.
  • 39:54 - 39:57
    Welterusten.
  • 40:00 - 40:01
    Zeg het niet!
  • 40:02 - 40:04
    Ik laat me niet van jou scheiden.
  • 40:04 - 40:06
    Maar het is goede raad.
  • 40:07 - 40:10
    Als het gevaar ons weer omsluit,
  • 40:10 - 40:12
    moeten jij en Aragorn beschermd worden.
  • 40:13 - 40:17
    Alle Hoofdmannen van de Dúnedain zijn een tijd in Elronds zalen opgenomen.
  • 40:18 - 40:20
    Ikzelf heb daar jaren doorgebracht als kind.
  • 40:20 - 40:22
    Ik laat je niet alleen.
  • 40:22 - 40:24
    Ik doe het niet!
  • 40:51 - 40:54
    We weten waar hij is!
  • 40:54 - 40:56
    Goed.
  • 40:56 - 40:57
    Kom mee.
  • 41:04 - 41:05
    Elgarain!
  • 41:07 - 41:09
    Halbaron zag je gaan.
  • 41:08 - 41:11
    Iets wat ik lang geleden al had moeten doen.
  • 41:11 - 41:14
    Zonder afscheid?
  • 41:17 - 41:19
    Al vanaf je vaders dood,
  • 41:19 - 41:22
    heb ik het mijn plicht geacht op jou te passen.
  • 41:22 - 41:25
    Ik was het hem verschuldigd voor zijn jarenlange trouw,
  • 41:25 - 41:27
    en zijn vrienschap.
  • 41:27 - 41:30
    Toen jij zijn plaats wou innemen, heb ik alleen je gesteund.
  • 41:31 - 41:34
    Tien jaar lang was je aan mijn zijde,
  • 41:34 - 41:37
    maar nu, nu ik je het hardst nodig heb,
  • 41:37 - 41:39
    wil je me verlaten?
  • 41:39 - 41:41
    U heeft ogen en oren nodig in verre streken,
  • 41:41 - 41:44
    en de Dolers post bij Hithlin is onbemand.
  • 41:44 - 41:45
    Hithlin?
  • 41:45 - 41:47
    Maar dat is zo ver!
  • 41:47 - 41:50
    Ik ontsla u van uw verplichting.
  • 41:50 - 41:52
    Ik zal u niet langer tot last zijn.
  • 41:52 - 41:54
    Je bent nooit een last geweest.
  • 41:55 - 41:58
    Elgarain, je bent altijd een vriend geweest.
  • 41:58 - 42:01
    je bent als een zuster voor me.
  • 42:01 - 42:03
    U heeft een familie.
  • 42:03 - 42:05
    Een vrouw en een zoon die u nodig hebben.
  • 42:06 - 42:07
    Bescherm hen.
  • 42:08 - 42:10
    Vraag me niet te blijven!
  • 42:10 - 42:12
    Alstublieft.
  • 42:15 - 42:18
    Ik zal je niet hier houden als je wenst te vertrekken.
  • 42:18 - 42:21
    Maar ik begrijp het niet.
  • 42:21 - 42:24
    En om die reden kan ik het niet uitleggen.
  • 42:24 - 42:27
    Vergeef me.
  • 42:27 - 42:31
    Heer Arathorn! Uw raad is nodig.
  • 42:32 - 42:35
    Arathorn. De vijand beweegt!
  • 42:42 - 42:46
    Goede reis, mijn vriend.
  • 42:56 - 42:59
    Mijn heer. De orken zijn in beweging.
  • 42:59 - 43:02
    Heer Elrohir vroeg me u dit te zeggen:
  • 43:02 - 43:05
    “De beslissing is voor u genomen.”
  • 43:12 - 43:15
    Roep mijn aanvoerders.
  • 43:15 - 43:16
    Het is oorlog!
  • 43:42 - 43:45
    Goed je te zien, mijn vriend.
  • 43:46 - 43:48
    Het is tijd.
  • 43:50 - 43:53
    Maar terwijl de Heer van de Dúnedain
  • 43:53 - 43:57
    en de zonen van Elrond hun plannen maakten,
  • 43:57 - 44:01
    waren de orken, steels en geniepig,
  • 44:01 - 44:06
    het dorp dichter genaderd dan zelfs Heer Elrond had voorzien.
  • 44:06 - 44:08
    Vergeet je niet iets?
  • 44:09 - 44:11
    Wat zou ik vergeten moeten hebben?
  • 44:11 - 44:14
    Mij te vertellen dat je wegging.
  • 44:14 - 44:17
    Heer Arathorn heeft onze hulp nodig.
  • 44:17 - 44:19
    Maar of hij nu naar Rivendel rijdt
  • 44:19 - 44:22
    of de Dúnedain elders naar veiligheid leidt,
  • 44:22 - 44:24
    jij wilt niet blijven.
  • 44:26 - 44:27
    Ik kan het niet.
  • 44:29 - 44:31
    Dat zie ik nu in.
  • 44:31 - 44:33
    Ik ga om hem uit mijn hart te bannen.
  • 44:33 - 44:35
    Zou jij dat niet verwelkomen?
  • 44:35 - 44:36
    Dat zou ik zeker.
  • 44:37 - 44:40
    Want jij bent steeds in mijn gedachten.
  • 44:40 - 44:44
    Heb je dat nooit beseft of geraden?
  • 44:44 - 44:45
    Je bent altijd aardig voor me geweest.
  • 44:46 - 44:48
    Aardig?
  • 44:51 - 44:54
    Nee, Elgarain.
  • 44:57 - 44:58
    Ik hou van je.
  • 44:58 - 45:00
    Al jaren.
  • 45:00 - 45:02
    Terwijl je wist dat ik van een ander hield? Waarom?
  • 45:03 - 45:09
    Omdat ik wist dat je uiteindelijk wijs genoeg zou zijn om hem te laten gaan.
  • 45:09 - 45:11
    En dat heb ik nu gedaan.
  • 45:10 - 45:13
    Alleen om van mij weg te lopen.
  • 45:18 - 45:22
    El, loop niet weg.
  • 45:41 - 45:43
    Kom met me mee.
  • 45:51 - 45:53
    Dat zal ik doen.
  • 46:04 - 46:05
    Elgarain! Vlucht!
  • 46:05 - 46:07
    Je kunt ze niet alleen aan!
  • 46:08 - 46:09
    Haast je, alarmeer het dorp!
  • 46:09 - 46:10
    Nee!
  • 46:10 - 46:11
    je moet ze waarschuwen,
  • 46:11 - 46:13
    voor de Dúnedain
  • 46:13 - 46:15
    schiet op!
  • 46:16 - 46:18
    We zien elkaar weer! Ga!
  • 46:31 - 46:33
    Heren. Heren!
  • 46:33 - 46:37
    We zullen niet wachten tot de orken hun opwachting komen maken.
  • 46:38 - 46:40
    We evacueren de dorpen,
  • 46:40 - 46:43
    maar we brengen de strijd naar hun in de Wildernis,
  • 46:43 - 46:44
    waar ze ook zijn.
  • 46:45 - 46:46
    Dus laat de dienaren van het Duister oppassen!
  • 46:46 - 46:48
    Te wapen! Te wapen!
  • 46:48 - 46:50
    Te wapen! Te wapen!
  • 46:53 - 46:56
    Halbaron! Onze vijand staat voor de deur!
  • 47:03 - 47:07
    Het bos… Dírhaborn… vecht om ze te vertragen… orken overal!
  • 47:14 - 47:16
    Dolers, bij mij!
  • 47:33 - 47:35
    Ben je gewond?
  • 47:35 - 47:36
    Nee.
  • 47:37 - 47:42
    Gilraen, waar is uw zoon? Waar is Aragorn?
  • 47:51 - 47:53
    Aragorn!?
  • 48:03 - 48:06
    Ga naar de zaal!
  • 48:43 - 48:46
    Arathorn! Terugtrekken, terugtrekken!
  • 49:24 - 49:27
    Daar! Hij is het!
  • 49:28 - 49:32
    Aanschouw uw lot.
  • 49:32 - 49:35
    Uw lijn is geëindigd!
  • 50:00 - 50:02
    Pappa... Pappa, pappa!?
  • 50:06 - 50:10
    Twee honden moeten sterven vandaag!
  • 50:54 - 50:55
    Gilraen!
  • 51:03 - 51:04
    Vrouwe, ga naar binnen!
  • 51:04 - 51:06
    Ik laat jullie niet alleen!
  • 51:31 - 51:32
    Pappa, pappa!
  • 52:19 - 52:22
    De Dúnedain hielden stand.
  • 52:22 - 52:29
    Maar een hoge prijs werd betaald voor hun overwinning.
  • 52:48 - 52:50
    Vergeef me.
  • 52:51 - 52:52
    Waarvoor?
  • 52:53 - 52:56
    Voor mijn afgunst…
  • 52:56 - 53:00
    omdat hij voor jou koos.
  • 53:01 - 53:02
    Elgarain!
  • 53:13 - 53:14
    Arathorn, Ik...
  • 53:14 - 53:18
    Spaar je krachten, mijn vriend.
  • 53:19 - 53:21
    Ik ben tekort geschoten.
  • 53:21 - 53:23
    Nee. Nee, dat ben je niet.
  • 53:24 - 53:27
    Mijn familie is veilige vanwege jou.
  • 53:27 - 53:32
    Je vader zou zó trots zijn.
  • 53:39 - 53:44
    Ik vond mijn hart vandaag.
  • 53:45 - 53:47
    En nu is het verloren...
  • 53:47 - 53:49
    Hij vertrok met jou?
  • 53:54 - 53:59
    Ik zal niet alles verliezen.
  • 54:05 - 54:09
    U moet leven.
  • 54:10 - 54:13
    En Aragorn moet leven.
  • 54:15 - 54:19
    We mogen onze hoop niet verliezen!
  • 54:31 - 54:33
    Elgarain.
  • 54:34 - 54:35
    Elgarain!
  • 54:52 - 54:55
    Hoeveel moeten nog vallen?
  • 54:56 - 54:59
    Hoeveel?!
  • 54:59 - 55:04
    Te lang hebben de dienaren van het kwaad onze mensen geplaagd
  • 55:04 - 55:08
    en het ooit zo trotse Koninkrijk Arnor.
  • 55:20 - 55:23
    Mannen van het Westen!
  • 55:23 - 55:25
    De Schaduw lengt,
  • 55:25 - 55:28
    en haar wrede arm reikt steeds naar ons.
  • 55:29 - 55:33
    Maar we mogen de hoop niet verliezen.
  • 55:33 - 55:37
    Er zal een tijd komen dat de Dúnedain hun kracht herwinnen,
  • 55:37 - 55:41
    en het kwaad voor altijd uit hun landen verbannen.
  • 55:41 - 55:43
    Tot die tijd,
  • 55:44 - 55:49
    hebben wij de plicht ons volk ten alle koste te beschermen.
  • 55:50 - 55:54
    Dus, rijs op, Dúnedain!
  • 55:54 - 55:56
    Gedenk wie jullie zijn!
  • 55:57 - 56:00
    Laat onze vijanden weer voor ons vluchten!
  • 56:00 - 56:04
    En laat geen ork levend dit bos verlaten!
  • 56:05 - 56:08
    Verzamel je dolers. Jullie, bij mij!
  • 56:15 - 56:23
    Ik kom bij je terug. Dat beloof ik.
  • 56:30 - 56:35
    Toen leidde Arathorn, zoon van Arador,
  • 56:35 - 56:37
    Heer van de Dúnedain,
  • 56:38 - 56:43
    zijn volk in een grootse en heldhaftige aanval,
  • 56:44 - 56:49
    en de dienaren van de Vijand schrokken terug.
  • 57:30 - 57:33
    Arathorn, wacht!
  • 59:56 - 60:01
    Nu eindigt de lijn der Koningen!
  • 60:04 - 60:06
    De lijn is niet gebroken.
  • 60:07 - 60:09
    Er is nog hoop!
  • 60:56 - 60:59
    Ze komen terug, Gilraen.
  • 61:00 - 61:02
    Ze komen terug.
  • 61:05 - 61:08
    Vrouwe Gilraen! Vrouwe Gilraen!
  • 61:08 - 61:11
    Heer Arathorn is gewond!
  • 61:25 - 61:26
    Heeft hij iets gezegd?
  • 61:26 - 61:29
    Alleen uw naam, vrouwe.
  • 61:33 - 61:34
    Gilraen?
  • 61:34 - 61:38
    Ik ben hier. Ik ben hier!
  • 61:41 - 61:44
    Hier is mijn vreugde.
  • 61:47 - 61:50
    En hier is onze hoop.
  • 61:50 - 61:57
    Aragorn, Hoofdman van de Dúnedain!
  • 62:48 - 62:54
    Toen zei de Vrouwe van de Dúnedain haar verwanten vaarwel,
  • 62:54 - 62:57
    en al haar mensen,
  • 62:57 - 63:01
    want om de laatste kinderen van Númenor te beschermen
  • 63:01 - 63:05
    verzocht ze Halbaron om Taurdal af te breken
  • 63:05 - 63:10
    en de Dúnedain om veiligheid te zoeken in kleine, verborgen nederzettingen
  • 63:10 - 63:14
    diep in de bossen van Rhudaur.
  • 63:49 - 63:52
    De Erfgenaam van Isildur werd naar Rivendel gebracht
  • 63:53 - 63:56
    voor zijn opvoeding en zijn veiligheid.
  • 63:57 - 64:03
    En dat is hoe jij hier in Meester Elronds huis gekomen bent, kleintje.
  • 64:05 - 64:09
    Ik zal je voor lange jaren geen Aragorn meer noemen.
  • 64:10 - 64:12
    Want jouw naam moet worden vergeten.
  • 64:12 - 64:15
    Opdat de vijand niet leert dat je nog leeft
  • 64:16 - 64:20
    en alles waar we voor gevochten hebben verloren is.
  • 64:20 - 64:22
    Voor de laatste keer dan.
  • 64:24 - 64:27
    Jij bent Aragorn,
  • 64:28 - 64:30
    Zoon van Arathorn,
  • 64:31 - 64:32
    Hoofdman van de Dúnedain
  • 64:32 - 64:37
    en de Erfgenaam van Isildur.
  • 64:37 - 64:39
    Maar voorlopig,
  • 64:40 - 64:42
    Estel,
  • 64:43 - 64:47
    ben je gewoon onze Hoop.
  • 65:03 - 65:07
    Vertaling door Edwin Hofstra
Title:
Born of Hope - Full Movie
Description:

Born of Hope is an independent feature film inspired by the Lord of the Rings and produced by Actors at Work Productions in the UK.
http://www.bornofhope.com

Thanks to Chris Bouchard and the H4G team for putting the film here. It should also be on it's proper Youtube channels soon:
ActorsatWork
http://www.youtube.com/actorsatwork
BornofHope
http://www.youtube.com/bornofhope
Check them out for more videos regarding the film including the audio commentary.
http://www.youtube.com/watch?v=elt_l8zisik

A scattered people, the descendants of storied sea kings of the ancient West, struggle to survive in a lonely wilderness as a dark force relentlessly bends its will toward their destruction. Yet amidst these valiant, desperate people, hope remains. A royal house endures unbroken from father to son.

This 70 minute original drama is set in the time before the War of the Ring and tells the story of the Dúnedain, the Rangers of the North, before the return of the King. Inspired by only a couple of paragraphs written by Tolkien in the appendices of the Lord of the Rings we follow Arathorn and Gilraen, the parents of Aragorn, from their first meeting through a turbulent time in their people's history.

more » « less
Video Language:
English
Duration:
01:11:24
Amara Bot added a translation

Dutch subtitles

Revisions