-
O.
-
Zal ik uw jas aannemen?
-
Nee, bedankt.
-
Is er iemand in de lerarenkamer?
-
Ik weet het niet.
-
Zal ik thee brengen om u op te warmen?
-
Nee, bedankt. Ik wil even alleen zijn.
-
Miss Eyre, eindelijk bent u terug.
-
U zei dat ik naar het dorp kon gaan.
-
Ja. En ik stond toe
-
dat je daar gisteren heenging
-
en eergisteren
en elke dag sinds ik er ben.
-
Hopelijk schiet ik niet tekort
in m'n plichten.
-
Je verricht ze zo goed
als ik verwachtte
-
toen ik directrice werd
in plaats van Miss Temple.
-
Ze sprak zeer positief over je.
-
Ik had u niet graag
teleurgesteld, Miss Watts.
-
Het is verontrustend als een lerares
-
van wie ik alle steun had verwacht
-
het gebouw zo gehaast verlaat
-
en ook onrustig is, elke middag.
-
Men vraagt zich af waarom.
-
Het zal niet meer gebeuren, Miss Watts.
-
Hopelijk niet.
-
Je weet waar ze heengaat. Het postkantoor.
-
Hoe weet je dat?
-
Mensen praten.
Zeker die directrice van het kantoor.
-
Maar zij zegt van alles.
-
Bijna elke middag deze week
-
komt Miss Eyre langs
-
om te vragen of er een brief is voor J.E.
-
En als die er niet is,
loopt ze bedroefd weer weg.
-
Volgens mij is het uw beurt
-
om het studie-uur vanavond te overzien.
-
Ja en dan lees ik gebeden
-
en breng ik ze naar bed.
-
Zorg dat je niet te laat komt
voor het avondmaal.
-
'Als J.E. goede aanbevelingen heeft
-
kan een functie worden aangeboden
met slechts één leerling
-
een meisje, voor een salaris
van 30 pond per jaar.
-
Richt alle vragen aan mevrouw Fairfax
in Thornfield, nabij Millcote.'
-
Prima, Barbara, maar laat het
niet nog eens gebeuren.
-
Dat is alles. Je kunt gaan.
-
Ja, mevrouw.
-
Miss Watts?
-
Wilt u me spreken, Miss Eyre?
-
Als dat kan, Miss Watts.
-
Het betreft iets dat
erg belangrijk voor me is.
-
Ik heb het erg druk, Miss Eyre
-
maar als het dringend is,
zeg het dan.
-
Ik maak kans op een andere functie.
-
U wilt weggaan bij Lowood?
-
In deze functie bedraagt
het salaris 30 pond per jaar.
-
Tweemaal zoveel als ik nu verdien.
-
En u wilt dat ik de kwestie
-
aan meneer Brocklehurst voorleg?
-
Ik zou u zeer dankbaar zijn.
-
We moeten mevrouw Reed, uw voogd
-
benaderen voor haar toestemming.
-
Het maakt mevrouw Reed niet uit
wat er met me gebeurt.
-
En dan moet de zaak
-
worden voorgelegd aan het bestuur.
-
Dat kan even duren
-
maar ik twijfel er niet aan
-
aangezien u zich altijd
uitstekend heeft gedragen
-
dat u een aanbeveling krijgt
voor uw karakter en geschiktheid.
-
Bedankt, Miss Watts.
-
Miss Eyre, ik kwam u net halen.
-
Er is iemand die u wil zien.
-
Dat zal de vervoerder zijn.
-
Nee, een jonge vrouw.
-
Hij komt over een half uur.
-
Hij moet m'n kist naar de herberg brengen.
-
Ik vertrek 's ochtends met de koets.
-
Wie is de gast?
-
Ze is het, ik weet het zeker.
-
Ik had haar overal herkend.
-
Nou, wie is het?
-
U bent me toch niet vergeten?
-
O, Bessie.
-
O.
-
Barbara, dit is m'n zeer goede vriendin.
-
Ze was m'n zuster in Gateshead.
-
De enige die ooit aardig was.
-
Dus een extra gast bij de thee.
-
Waar kunnen we praten?
-
M'n kamergenote is aan het studeren.
-
De lerarenkamer is leeg.
-
Kom. We moeten zo veel bespreken.
-
Je bent getrouwd.
-
Ja, al bijna vijf jaar.
-
Met Robert Leaven, de koetsier.
-
Ik ken hem nog wel.
Een geweldige man.
-
We hebben een zoon, Bobby
-
en een dochter.
Raad eens hoe ze heet?
-
Hoe?
-Jane.
-
Bessie, bedankt.
-
En ben je weg uit Gateshead?
-
Nee, de portier is weg
en we konden er wonen.
-
O.
-
U bent niet zo lang geworden
-
en ook niet zo stevig.
-
Ik ben bang dat ik je teleurstel.
-
Kom even zitten.
-
Nee, niet helemaal.
-
Je bent deftig en je
ziet eruit als een dame.
-
en meer had ik niet van je verwacht.
-
Je was geen schoonheid als kind.
-
Maar je bent wel slim.
-
Wat kun je? Speel je piano?
-
Een beetje.
-
De dames Reeds spelen niet zo goed.
-
Ik zei altijd dat je beter was
en dat is zo.
-
Wat kun je nog meer? Tekenen?
-
Boven de haard hangt
een van m'n schilderijen.
-
Dat is prachtig.
-
Bessie, heeft m'n tante je gestuurd?
-
Hemeltje, nee. Maar ze had een brief
-
waarin stond dat je wegging
-
dus ik dacht, ik ga op pad
-
om je te zien, voor je echt vertrekt.
-
O, wat lief.
-
Je wil horen over de familie.
-
Miss Georgiana is erg knap
-
en ging er haast vandoor
-
maar haar zus verraadde haar
-
en nu vechten ze als kat en hond.
-
Meneer John is een teleurstelling.
-
Hij studeerde rechten
maar het was zinloos
-
en nu verpest hij z'n gezondheid.
-
Je tante ziet er goed uit
-
maar haar hart breekt vanwege John.
-
Ze gaat er nog aan onderdoor.
-
Ik wil geen nieuws horen over de familie.
-
Ze hebben nooit naar mij gevraagd.
Laten we het over ons hebben.
-
Nooit?
-
Heeft ze niet geschreven
toen die man kwam?
-
Welke man?
-
Mevrouw Reed zei toch altijd
-
dat het volk van je vader
arm en min was?
-
Ze zijn misschien arm, maar ik vind
-
ze net zo voornaam als de Reeds.
-
Op een dag, zo'n zeven jaar geleden
-
kwam een meneer Eyre
naar Gateshead en vroeg naar je.
-
Ik dacht dat mevrouw
je wel geschreven had.
-
Ze heeft nooit geschreven.
-
O, jeetje.
-
Ze zei dat je op school was,
zo'n 80 kilometer verderop.
-
Hij leek zo teleurgesteld
-
want hij ging naar het buitenland
-
en z'n boot zou
over twee dagen vertrekken.
-
Hij zag er heel fatsoenlijk uit.
-
Ik denk dat hij je vaders broer was.
-
En naar welk land ging hij?
-
Een eiland, duizenden kilometers verderop.
-
Waar ze wijn maken.
De butler heeft het wel gezegd.
-
Madeira?
-
Ja, dat is het. Dat is het woord.
-
En hij vertrok?
-
Ja, hij bleef daar niet lang.
-
Ze gedroeg zich uit de hoogte.
-
Daarna noemde ze hem
een gluiperige handelaar.
-
Volgens m'n Robert
is hij een wijnhandelaar.
-
Misschien. Of een bediende
van een wijnhandelaar.
-
Ik kan niet lang blijven.
-
Er komt een wagenmenner langs
die me thuisbrengt.
-
Niet voor je wat eet en uitrust.
-
Kom. De thee staat nu vast klaar.
-
We gaan in de keuken lekker praten.
-
Ik moet je alles vertellen
-
want ik begin een nieuw leven.
-
Nee.
-Ja.
-
Welkom op Thornfield.
-
Bedankt.
-
Komt u verder. John brengt
de kist wel naar uw kamer.
-
Altijd John.
-
Komt u deze kant op?
-
Miss Eyre, mevrouw.
-
Hoe gaat het, m'n kind?
-
Hoe maakt u het?
Mevrouw Fairfax, denk ik?
-
Ja, dat klopt.
-
Ik ben bang dat je rit
uit Millcote langdradig was.
-
John rijdt langzaam.
Zat je daarvoor al lang in de koets?
-
Hij vertrok vanmorgen
om vier uur uit Lowton.
-
Ik moest voor drie uur opstaan.
-
Je bent vast moe. Ga lekker zitten.
-
Is dit niet uw stoel?
-
Ik zit hier prima.
-
Je handen zien er stijf van de kou uit.
-
Leah, staan de drankjes klaar?
-Ja, mevrouw.
-
Maak ook wat warme wijn.
-
Het water staat op.
-
Ik hoop dat ik vanavond
Miss Fairfax kan ontmoeten.
-
Gelukkig kwam ik voor de avond aan
-
want ik wil graag m'n leerling
ontmoeten, Miss Fairfax.
-
Miss Fairfax? Je bedoelt Miss Varens.
-
Varens is de naam van je leerling.
-
Varens?
-Ja.
-
Bedankt, Leah.
-
Neem een slok en warm jezelf op.
-
Dus ze is niet uw dochter?
-
Nee, ik heb geen familie.
-
Maar ik ben zo blij dat je er bent.
-
Het zal aangenaam zijn
om met iemand te kunnen praten.
-
Thornfield is wel mooi
-
maar in het rustige seizoen
-
voel je je akelig en best alleen.
-
Nou, alleen.
-
Leah, m'n dienstmeisje, is aardig
-
en John en z'n vrouw
zijn fatsoenlijke mensen.
-
Maar ze zijn slechts bediendes.
-
Eet wat, Miss Eyre.
-
Hecht je niet aan de vormen.
-
Je mag eten terwijl ik babbel.
-
De kamer naast de mijne
is voor je klaargemaakt.
-
Het appartement is maar klein
-
maar ik denk dat je dit leuker vindt
-
dan een grote kamer vooraan.
-
In die kamers staan mooiere meubels
-
maar ze zijn zo groot en afgelegen.
-
Ik slaap er zelf nooit. Hier is het.
-
Het is prachtig.
-
Bedankt, mevrouw Fairfax.
-
En bedankt voor uw vriendelijkheid.
-
Vriendelijkheid? Wat een onzin.
-
Nu heb ik iemand om mee te praten.
-
Maar ik zal niet binnenkomen en je
-
uit je bed houden met m'n geklets.
-
Welterusten, m'n kind.
-
Welterusten, mevrouw Fairfax.
-
Goedemorgen.
-
Je staat vroeg op.
-
Het is allemaal zo mooi.
Elk moment telt.
-
Kom mee. Ik heb thee in m'n kamer.
-
De thee is precies goed.
-
En hoe bevalt Thornfield?
-
Erg goed.
-
Het is een mooie plek.
-
Maar ik vrees dat het niet zo blijft
-
als meneer Rochester niet besluit
-
om hier permanent te verblijven.
-
Meneer Rochester? Wie is dat?
-
De eigenaar van Thornfield.
-
Wist je niet dat hij Rochester heet?
-
Ik dacht dat Thornfield van u was.
-
Van mij? O.
-
M'n lieve kind. Wat een idee.
-
Ik ben slechts de huishoudster.
-
De beheerster.
-
Ik ben wel verre familie van de Rochesters
-
of eigenlijk was m'n man dat.
-
Hij was een predikant.
-
Dominee van Hay,
het dorpje achter die heuvel.
-
De moeder van de huidige
meneer Rochester heette Fairfax
-
en was een achternicht van m'n man.
-
Maar ik verwacht niets van die relatie.
-
M'n werkgever is altijd beleefd
en meer verwacht ik niet.
-
En het meisje? M'n leerling?
-
Meneer Rochester is haar voogd
-
en hij vroeg me om
een gouvernante aan te nemen.
-
Ik hoor haar. Ik zal je voorstellen.
-
En als je schoolwerk klaar is
-
zal ik je een rondleiding geven.
-
O, la la.
-
Kom snel, Sophie.
-
Adele, niet zo snel. Wacht even.
-
Daar is ze.
-
Goedemorgen, Miss Adele.
-
Kom de dame ontmoeten
die je les zal geven
-
en ooit een slimme vrouw van je zal maken.
-
Ga maar.
-
Goededag, mevrouw Fairfax.
-
Aangenaam, mejuffrouw.
-
Ben je Franse?
-
Ik wist niet dat ik
een buitenlandse leerling had.
-
Ik geloof dat Adele
geboren is op het continent
-
en ze is pas zes maanden in Engeland.
-
Ze spreekt best goed Engels
-
maar dat doet ze niet graag.
-
Ik krijg er weinig uit.
-
Dit is Sophie, haar 'bonne'
zoals ze haar kinderjuffrouw noemt.
-
Mejuffrouw.
-
We hebben genoeg te doen samen.
-
Ja, natuurlijk.
-
Ze spreekt perfect Frans.
-
Wat?
-
Ja, ik had een goede leraar.
-
En ik heb vele jaren elke dag geoefend.
-
Begrijp je me?
-
Ja, mejuffrouw.
-
Prima. En omdat je Engels moet spreken
-
zoals een Engelse dame
-
praten we vanaf nu alleen in het Engels.
-
Ik zal het proberen, maar steeds...
-
Proberen? Het zal je lukken.
-
Wat is uw naam?
-
Jane Eyre.
-
Eyre.
-
Ik zie graag dat je haar vraagt
naar haar ouders.
-
Je komt vast meer te weten dan ik.
-
Adele, woonde je in Parijs?
-
Mais oui, mejuffrouw.
-
Ja, mejuffrouw.
-
Met wie woonde je daar?
-
Ik woonde lang geleden bij mama
-
maar ze is nu bij de Heilige Maagd.
-
Ach, het arme schaap.
-
En daarna?
-
We woonden bij arme mensen.
-
Maar meneer Rochester kwam.
-
Hij vroeg of ik bij hem
wilde wonen in Engeland.
-
Want ik kende hem toen
m'n moeder nog leefde
-
en hij gaf me 'belles robes et des jouets'.
-
Mooie jurken en speelgoed.
-
Maar nu heeft hij me helemaal
alleen gelaten en is hij er niet.
-
Hij moest weer naar het buitenland.
-
Ik kan zingen, dansen en ik ken gedichten.
-
Zal ik dansen? Dan kunt u kijken.
-
Niet nu, lieverd.
-
We hebben een mooi klaslokaal voor je
-
Met een piano en wereldbollen
en alles wat je maar nodig hebt.
-
Zal ik hem laten zien?
-
Graag, mevrouw Fairfax.
-
Sophie, je zult genoeg
te doen hebben tijdens de lessen.
-
Mevrouw?
-
O. Sophie,
-
'vous aurez des choses faire
pendant nos leçons.'
-
Ja, mejuffrouw.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-