-
In de meest brede zin van het woord, wanneer mensen het hebben over
-
mitose, dan bedoelen ze de mitose van een cel, een diploïde cel.
-
Diploïd betekent gewoon dat het een volledige set
-
chromosomen heeft, dus het heeft 2N chromosomen.
-
Dus dit is de kern.
-
Dit is de volledige cel.
-
En de meeste mensen zeggen dus: 'kijk, de cel zelf
-
deelt zich op in twee diploïde cellen, dus het deelt in twee
-
cellen, die elk een volledige set chromosomen hebben, 2N
-
chromosomen.
-
En dus wanneer mensen het over de mitose van een cel hebben,
-
bedoelen ze meestal dit.
-
Maar ik wil hierbij even verduidelijken dat, in strikte zin,
-
mitose alleen refereert naar het replicatie proces
-
van het genetische materiaal en de kern.
-
Dus als ik dit, bij voorbeeld, zou tekenen-- laat ik deze cel
-
tekenen-- en deze heeft nu twee kernen, elk met het
-
diploïde aantal chromosomen, deze cel
-
heeft mitose ondergaan.
-
Het heeft geen cytokinese ondergaan, waar we het
-
later over zullen hebben, maar dat is het proces waarbij
-
het eigenlijke cytoplasma van de cel vopgedeeld wordt
-
in twee verschillende cellen.
-
En ter verduidelijking: het cytoplasma is al hetgene
-
buiten de kern.
-
Daar zal ik het dus straks over hebben, maar weet
-
dat in het alledaagse taalgebruik, dit hetgeen is dat mensen bedoelen
-
met mitose.
-
Maar als je een leerkracht hebt, die let op
-
details, dan is dit technisch gezien wat mitose is.
-
Het is de splitsing van de kern of de replicatie van
-
de kern in twee aparte kernen.
-
Doorgaans treedt er op hetzelfde moment cytokinese op, waarbij
-
de cytoplasma's van de cellen feitelijk scheiden.
-
Nu dit duidelijk is, laten we overgaan op het mechanisme van mitose.
-
Dus de eerste stappen die echt belangrijk zijn voor mitose
-
gebeuren eigenlijk buiten de mitose om, wanneer de cel gewoon
-
zijn dagdagelijkse leven leidt, en dat is tijdens de interfase.
-
En de interfase is, letterlijk, geen fase van de mitose.
-
Het is letterlijk de fase waarin de cel gewoon leeft.
-
Stel dat we een nieuwe cel hebben.
-
Laat ik dit een groene kleur geven.
-
Dat is een nieuwe cel.
-
Misschien is dit zijn kern.
-
Het heeft 2N chromosomen en het groeit.
-
Het neemt voedingsstoffen uit de omgeving op en het bouwt
-
eiwitten en doet van alles, en dus groeit het een beetje.
-
Het heeft duidelijk nog steeds zijn volledige set aan chromosomen.
-
En op een gegeven moment in zijn levenscyclus, en ik zal
-
deze even labellen, dus deze fase in de interfase, en deze
-
wordt misschien zelfs niet besproken in sommige biologielessen, maar ze
-
geven deze een label.
-
Ze noemen het G1, wat eigenlijk het moment is
-
waarop de cel groeit.
-
Het groeit gewoon, stapelt materiaal op en
-
het bouwt zichzelf uit, en dan vermenigvuldigt het zijn
-
chromosomen.
-
Dus je hebt nog steeds een diploïd aantal chromosomen.
-
Laat me hierop inzoomen.
-
Laat ik dit even tekenen.
-
Dit wordt de S-fase van de interfase genoemd, dus dit is S.
-
En in de S fase gebeurt de eigenlijke replicatie van de
-
chromosomen.
-
Opnieuw, we zijn nog steeds niet in de mitose.
-
Dus S, je hebt replicatie van jouw chromosomen.
-
Dus als ik in zou zoomen op de kern tijdens de S-fase, als
-
ik zou beginnen met-- laat ik gewoon starten met een organisme
-
dat twee chromosomen heeft.
-
Dus laten we zeggen dat aan het begin van de S-fase, en ik zal
-
dingen als chromosomen tekenen zodat het duidelijk wordt
-
dat er dingen vermenigvuldigt worden.
-
Dus stel het heeft deze chromosoom hier en dan
-
deze chromosoom hier.
-
Terwijl het door de S-fase gaat, worden deze chromosomen gerepliceerd.
-
En ik teken de kern hier even.
-
Ik heb in gezoomd op dit gedeelte hier, waar N gelijk is aan 1,
-
waar onze volledige diploïde set bestaat uit twee chromosomen.
-
Tijdens de S-fase zullen onze chromosomen repliceren en
-
zullen ze-- dus deze groene zal volledig vermenigvuldigen en
-
een kopie van zichzelf maken, en dit hebben we wel wat geleerd,
-
ze zijn verbonden ter hoogte van de centromeer.
-
Nu, elke kopie wordt een chromatide genoemd, en deze roze
-
zal hetzelfde doen.
-
Ook al hebben we twee chromatiden voor elke chromosoom,
-
we hebben nu vier chromatiden, want twee voor elke
-
chromosoom, we hebben nog steeds alleen twee chromosomen.
-
Met hier zijn centromeer.
-
Dit gebeurt in de S-fase, en dan zal de cel gewoon
-
verder doorgaan met groeien.
-
Dus de cel was al groot-- ik focus weer op de cel/
-
De cel was al groot en wordt steeds groter.
-
Het wordt groter, en dat gebeurt tijdens de G2-fase, dus het
-
blijft gewoon groeien.
-
Nu, er is een ander klein gedeelte van de cel dat we nog niet hebben
-
besproken tot nu toe, maar ik zal er nu even
-
over praten.
-
Het is niet superbelangrijk, maar het is het idee
-
van deze centrosomen.
-
Deze worden later erg belangrijk, wanneer de
-
cel echt deelt en deze ook dupliceren.
-
Dus stel, ik heb hier een kleine centrosoom.
-
Het heeft centriolen.
-
Daar hoef je je niet teveel zorgen over te maken, maar ze
-
zijn kleine cilindervormige dingen.
-
Maar ik wil gewoon-- zodat je niet in verwarring raakt, zie je
-
het woord centriool en centrosoom, zijn niet
-
hetzelfde als centromeren, wat deze kleine punten zijn
-
waar de twee chromatiden aan elkaar vastzitten.
-
Jammer genoeg hebben ze veel dingen in dit proces op een
-
gelijkaardige manier benoemd, of veel delen
-
van de cel gelijkaardige namen gegeven.
-
Maar je hebt dus deze dingen, die centrosomen genoemd worden, die
-
binnenkort aan bod zullen komen in het proces, en die buiten
-
de kern zitten en ook repliceren.
-
Ze repliceren ook tijdens de interfase.
-
Dus je had er eerst eentje; nu heb je er twee.
-
En natuurlijk hebben ze elk hun eigen twee kleine centriolen,
-
maar daar gaan we niet teveel op focussen
-
op dit moment.
-
Dus dat gebeurt allemaal in de interfase.
-
Dit is het grootste deel van het leven van de cel, en het groeit
-
en doet wat het wil.
-
Eigenlijk, hier maak ik even een puntje van.
-
Toen ik het DNA tekende, tekende ik het als chromosomen.
-
Maar eigenlijk, wanneer we in de interfase zitten,
-
is dit niet waar het DNA echt op lijkt.
-
Het DNA, als ik dit zou tekenen zoals het dan is, is in zijn
-
chromatine vorm.
-
Het is niet zo strak opgewonden, zoals ik het hier tekende.
-
Ik tekende het zo, zodat je kon zien dat het werd
-
gerepliceerd, maar in werkelijkheid is die groene chromosoom
-
helemaal niet opgevouwen, en als je via een
-
microscoop zou kijken, zou je het amper zien.
-
Dit is zijn chromatine vorm.
-
We zullen even praten over hoe het werkelijk opvouwt
-
tot een chromosoom, maar in zijn chromatine vorm
-
is het gewoon een hoop DNA en wat eiwitten, waarrond het DNA
-
een beetje gewonden is, dus je kunt hier enkele
-
eiwitten hebben waarrond het DNA een beetje gewonden is.
-
Maar wanneer je door een microscoop kijkt,
-
zie je alleen maar een hoop troebele DNA en eiwitten.
-
Hetzelfde geldt voor de roze molecule.
-
In werkelijkheid, voor het DNA om actief te zijn, is het
-
nodig om in deze vorm te zijn.
-
Het moet toegankelijk zijn, zodat het
-
mRNA en andere types helper proteïnen echt
-
kunnen werken met het DNA.
-
En zelfs wanneer het gerepliceerd wordt, moet het
-
zo ontvouwen zijn, om dit mogelijk te maken.
-
Het wordt pas later strak opgewonden.
-
Ik tekende het alleen zo, zodat er duidelijk één groene was
-
dat vermenigvuldigde en een andere groene vormde, en
-
dat deze op een bepaald punt aan elkaar gehecht zijn.
-
Die roze vermenigvuldigt om nog een roze te vormen,
-
die aan elkaar gehecht zijn op een bepaald punt, maar
-
dat gaat niet zo duidelijk zijn.
-
Ik tekende het alleen zo, om te tonen wat er gebeurt.
-
Dit is de werkelijkheid.
-
In zijn chromatine vorm.
-
Nu zijn we klaar voor mitose.
-
Dus de eerste fase van mitose is
-
eigenlijk-- laat ik het tekenen.
-
Dus ik teken de cel in het groen.
-
Ik teken de kern veel groter dan die in werkelijkheid
-
is relatief tov de cel, want
-
er gebeurt veel in de kern, op dit moment.
-
Dus de eerste fase van mitose is de profase.
-
Dit zijn namen die willekeurig zijn toegekend.
-
Mensen keken in een microscoop.
-
"Oh, kijk, dit is een bepaalde stap die we steeds zien wanneer een
-
kern aan het delen is, dus we noemen dit de profase."
-
Wat er gebeurt tijdens de profase is dat het chromatine
-
gaat opvouwen in deze vorm.
-
Zoals ik eerder zei, tijdens de interfase is het DNA
-
in deze vorm, waar het helemaal los en niet opgevouwen is.
-
Het zal eigenlijk beginnen opvouwen, dus dit is waar
-
je dan eigenlijk-- en onthou: het is reeds
-
gerepliceerd.
-
De vermenigvuldiging gebeurde voor de mitose begint.
-
Dus ik had die ene chromosoom daar, en ik had
-
de andere hier.
-
Het heeft twee zusterchromatiden, waarvan we zullen zien
-
dat ze binnenkort uit elkaar getrokken zullen worden.
-
Nu, tijdens de profase zullen ook de centromeren
-
beginnen verschijnen, waar ik het eerder over had.
-
Deze hier, zullen gaan beginnen met het
-
aanmaken van wat we microtubulen noemen, en je kunt ze
-
zien als een soort van stokken of touwen die
-
belangrijk zullen zijn in het verplaatsen van dingen tijdens het delen van de cel.
-
Dit is eigenlijk wonderbaarlijk.
-
Ik bedoel, wanneer je denkt aan een cel, dan denk je
-
aan iets dat eigenlijk heel simpel is.
-
Het is de basis levensvorm, in ons of in het leven.
-
Maar zelfs hier zijn er complexe mechanismes aan de gang,
-
en een groot deel daarvan zijn nog niet doorgrond.
-
Ik bedoel, we kunnen het observeren, maar we weten niet echt
-
wat er gebeurt op het niveau van de atomen of de eiwitten dat
-
ervoor zorgt dat deze dingen op zo'n mooie,
-
gestructureerde manier rond bewegen.
-
Het is nog steeds een gebied dat onderzocht wordt.
-
Een deel ervan is bekend, een deel niet.
-
Maar je hebt deze twee centrosomen en ze
-
helpen de vorming van deze microtubulen, die
-
letterlijk lijken op deze kleine microstructuren.
-
Je kunt hen zien als buizen of een soort touw.
-
Nu, terwijl de profase voortschrijdt, komt het uiteindelijk op een punt
-
waar-- laat ik het maar even doen.
-
Ik wil hier dit woord replication niet laten staan.
-
Het is verwarrend.
-
Ik zal het even verwijderen.
-
Laat ik deze replication even verwijderen.
-
Dus terwijl de profase verder gaat, zal de kernmembraan
-
gaan verdwijnen.
-
Dus laat me dit even opnieuw tekenen.
-
Ik ga even copy+pasten wat ik eerder getekend heb.
-
Ik zet het hier...
-
Dus terwijl de profase voortschrijdt-- zal de kernmembraan
-
gaan verdwijnen.
-
Dus dit begint op te lossen en te verdwijnen, en
-
dan beginnen deze dingen te groeien en vast te hechten aan
-
de centromeer.
-
Dus ik ga dit even doen.
-
Dus dit is wat er gebeurt tijdens de profase.
-
Sinds dit allemaal gebeurt in de profase, dit laatste
-
gedeelte van de profase, soms noemen ze het de late profase,
-
soms noemen ze het de prometafase.
-
Soms wordt het gezien als-- ik denk niet dat daar een koppelteken
-
hoort.
-
Dus soms wordt het gezien als een aparte fase in de
-
mitose, hoewel ik op school
-
niets geleerd heb over de prometafase.
-
Ze noemden het gewoon allemaal profase.
-
Maar op het einde van de profase, of eigenlijk het einde van
-
de prometafase, hoe je het ook ziet, ziet de hele
-
situatie er als volgt uit.
-
Je hebt jouw cel.
-
De kernmembraan is aan het oplossen, dus tot op
-
zekere hoogte bestaat het niet meer.
-
Hoewel de eiwitten waaruit het opgebouwd was er nog steeds zijn en
-
deze zullen later nog gebruikt worden.
-
En je hebt jouw twee chromosomen, in dit geval.
-
Bij de mens zijn het er 46.
-
Je hebt jouw twee chromosomen, die elk bestaan uit zuster
-
chromatiden.
-
Twee chromosomen.
-
Ze hebben uiteraard hun centromeren, hier, en
-
ondertussen zullen deze centrosomen ongeveer gemigreerd zijn naar
-
de tegenovergestelde zijden van wat de kern was.
-
En deze dingen hebben zich wat uitgspreid, deze
-
microtubulen, dus ze hebben twee functies eigenlijk.
-
Op dit moment duwen ze de
-
twee centrosomen uit elkaar.
-
Dus je hebt al deze dingen en ze verbinden
-
de-- sommige komen van deze
-
centrosoom, andere komen van deze centrosoom, sommige
-
verbinden de twee.
-
En dan sommige van deze microtubules -deze buizen of
-
touwen, hoe je ze ook wilt zien- hechten
-
zich vast aan de centrosomen van de chromosomen, en
-
de eiwitstructuur waar ze zich vasthechten wordt
-
de kinetochoor genoemd.
-
Dus dat is de kinetochoor, en dat kan wel of niet--
-
kinetochoor.
-
Dit is een eiwitstructuur.
-
Het is eigenlijk fascinerend.
-
Er is nog steeds veel onderzoek naar hoe de
-
microtubulen zich precies vasthechten aan de kinetochoor, en zoals we zullen zien
-
zo meteen, is het ter hoogte van de kinetochoor waar de
-
microtubulen zullen beginnen trekken aan de twee aparte
-
zuster chromatiden en hen uit elkaar zullen trekken.
-
En het is eigenlijk niet bekend
-
hoe dit precies gebeurt.
-
Het is gewoon geobserveerd dat het gebeurt.
-
Zodra de profase voorbij is, zorgen de cellen alleen maar
-
dat de chromosomen goed liggen.
-
Ik heb hen hier op dezelfde lijn getekend, maar dat gebeurt
-
eigenlijk pas tijdens de metafase,
-
wat de volgende fase is.
-
De eerste was de profase.
-
Nu zitten we in de metafase, en die is eigenlijk niet meer dan
-
een uitlijnen van de chromosomen, dus alle chromosomen worden
-
op een lijn gebracht in het midden van de cel
-
Dus ik heb mijn roze hier,
-
en ik heb mijn andere daar, mijn groene daar, en
-
je hebt de centrosomen, natuurlijk, de spoelfiguren
-
die vanuit hen ontstaan.
-
Sommige zijn kinetochoor spoelfiguren, die
-
zich vasthechten aan de centrosomen van de
-
chromosomen.
-
Het is erg verwarrend zeker?
-
De centrosomen zijn deze structuren, die helpen met bepalen
-
wat er gebeurt met deze microtubulen.
-
Centriolen zijn deze kleine structuren, deze kleine
-
blikvormige structuren in de centrosomen en de
-
centromeren zijn de centrale punten waar de twee
-
chromatiden vasthechten aan elkaar, binnen een chromosoom.
-
Dus dit is een zuster chromatide, dit is er nog
-
eentje, en ze hechten aan elkaar vast ter hoogte van de centromeer.
-
Maar dit is de metafase.
-
Redelijk eenvoudig.
-
Metafase bestaat uit het uitlijnen van de cellen, en
-
er zijn eigenlijk enkele theorieën, want hoe weet de cel
-
wanneer die voorbij dit punt moet verder gaan?
-
Hoe weet die dat alles
-
uitgelijnd is en vastgehecht?
-
En er zijn enkele theorieën dat er
-
een soort signaalmechanisme is, dat wanneer één van deze
-
kinetochooreiwitten niet goed is verbonden met een van deze
-
touwen, dat er dan een signaal wordt gegeven dat de mitose moet
-
stoppen.
-
Dus dit is een erg ingewikkeld proces.
-
Stel je voor dat je 46 chromosomen hebt en dat al
-
deze dingen gebeuren in de cel, terwijl er niemand is
-
die het stuurt, of een
-
soort computer.
-
Het is eigenlijk allemaal gestuurd op basis van chemie en
-
thermodynamica.
-
Maar alleen al de complexiteit of de elegantie van hoe deze
-
dingen spontaan gebeuren, met allemaal de
-
juiste checkpoints en afwegingen, waardoor er meestal helemaal
-
niets misgaat, dit is eigenlijk wonderbaarlijk.
-
Dus na de metafase zijn we klaar om de dingen uit elkaar te trekken,
-
en dat is de anafase.
-
Dus in de anafase-- laat ik dit even opschrijven.
-
Ik heb de kleur van mijn cel veranderd.
-
Deze jongens worden uit elkaar getrokken.
-
En van zodra ze uit elkaar worden getrokken-- dus deze
-
jongens worden uit elkaar getrokken.
-
Laat ik het in het groen doen.
-
Dus één van de zuster-- nope, dit is niet groen.
-
Eén van de zuster chromatiden wordt in deze richting getrokken.
-
De andere in die richting.
-
En hetzelfde geldt voor de roze.
-
Eentje in deze richting en de andere
-
in die richting.
-
En natuurlijk heb je jouw centrosomen hier en
-
ze zijn verbonden met de kinetochoren daar
-
en dat is waar ze aan trekken.
-
Er zijn ook microtubulen die niet
-
verbonden zijn met de chromosomen, maar
-
die helpen met het uit elkaar duwen van de centrosomen, zodat
-
alles naar tegenovergestelde zijden van de cel beweegt.
-
En van zodra deze twee chromatiden uit elkaar gehaald zijn, en
-
ik heb het hierover gehad toen we het over
-
de woordenschat van het DNA hadden, dus van zodra dit gebeurt,
-
worden deze elk als chromosomen bestempeld.
-
Dus je kunt nu zeggen dat de cel heeft wat het
-
eerst had hier.
-
Het heeft twee chromosomen.
-
Het heeft nu vier chromosomen.
-
Want van zodra een chromatide niet meer verbonden is met
-
zijn zuster chromatide, worden ze elk beschouwd als zuster chromosomen,
-
wat dus gewoon een conventie is.
-
Ik bedoel, ze waren er voordien, ze waren er nadien.
-
Voordien waren ze gewoon verbonden.
-
Nu zijn ze dat niet, dus je beschouwt hen als
-
een eigen eenheid.
-
En dan zijn we bijna klaar.
-
De laatste fase is de telofase.
-
Ik teken de cel hier een beetje anders,
-
want meestal gebeurt er iets
-
gelijktijdig met de telofase
-
Dus de telofase, en ik zal eigenlijk
-
de cel 90 graden draaien.
-
Stel dat dit een centromeer was.
-
Dit is de andere centromeer.
-
Dus op dit punt is eigenlijk
-
het DNA op zichzelf getrokken.
-
Dus deze jongen heeft een kopie van deze chromosoom en
-
een kopie van deze chromosoom getrokken.
-
Deze jongen heeft hetzelfde hier gedaan.
-
Hij heeft een kopie van elk getrokken-- o, ik heb een andere
-
kleur-- een kopie van elke chromosoom naar zichzelf getrokken.
-
Laat ik dat even tekenen.
-
En nu begint er zich een kernmembraan te vormen rond elk van deze
-
twee uiteinden.
-
Dus nu begint er een kernmembraan te vormen rond
-
elk van deze uiteinden.
-
En dus tegen het einde van de telofase-- waar we nu in zitten,
-
de telofase-- zullen we de mitose afgerond hebben.
-
We zullen onze oorspronkelijke kern in twee gedeeld hebben
-
met al het genetisch materiaal dat erin zat.
-
Nu, terwijl de telofase plaatsvindt, gebeurt
-
ook de cytokinese, normaal gezien, waarbij
-
de celmembraan ingesnoerd wordt-- tijdens de
-
telofase, worden deze dingen verder en verder
-
uit elkaar geduwd door deze microtubulen, zodat ze zich
-
al bij de uiteinden van de cel bevinden, van het cytoplasma van de
-
cel, en je kunt het bijna zien als het duwen aan weerszijden van
-
de cel zodat deze langer wordt.
-
Terwijl dit gebeurt, ontstaat er deze plooi, deze
-
kleine insnoering.
-
Tegen het einde van de telofase in de mitose, heb je ook dit
-
proces van cytokinese, waarbij deze plooi wordt gevormd en
-
steeds dieper wordt, tot het cytoplasma
-
splitst in twee aparte cellen.
-
Dus dit is de cytokinese, die op zich geen deel is van
-
de mitose, maar die normaal tegelijk met de telofase plaatsheeft, dus
-
aan het einde van de mitose, heb je normaal gezien twee
-
volledig identieke cellen.
-
Van zodra je deze twee cellen hebt, gaan ze elk
-
op zich, beginnen met hun eigen interfase.
-
Of ze zullen elk individueel, als we naar deze ene kijken, deze
-
zal dan in zijn G1 fase zitten.
-
Op een zeker moment, gaan deze twee dingen zich gaan vermenigvuldigen,
-
en dat is de S fase, en dan ga je naar de G2 fase, en
-
dan zal deze jongen de mitose opnieuw ondergaan.