-
Hoe leren dove kinderen lezen?
Vertaling Sibylle Fonzé
-
"École et Surdité" en haar ervaringen omtrent tweetalig en inclusief onderwijs.
-
Illustraties
Kibo
-
Goeiedag iedereen.
Ik ben Magaly Ghesquière (naamgebaar).
-
Ik ben een tweetalige lerares en werk
sinds 25 jaar bij Sainte-Marie de Namur.
-
Daar lopen horende en dove leerlingen
samen school.
-
Gedurende de voorbije 25 jaar
heb ik niet altijd dezelfde functie gehad.
-
Eerst haalde ik mijn lerarendiploma
voor het lager onderwijs
-
alsook het Frans Belgische Gebarentaal
certificaat (UF12).
-
Vanaf de opstart van de tweetalige klassen,
werkte ik als kleuterjuf gedurende vier jaar.
-
Dan was ik de klastitularis in het eerste
en tweede leerjaar gedurende acht jaar.
-
Daarna nam ik afstand van deze functie
en richtte ik me op het onderzoek.
-
Nu heb ik drie functies: ten eerste ben ik
de coordinator van de tweetalige klassen
-
in het kleuter en het lager onderwijs, en werk samen
met het team, de leerlingen en hun ouders.
-
Ik coördineer het allemaal
en ondersteun de directeur.
-
Daarnaast, voer ik onderzoeken uit.
Momenteel richt ik me op de leesvaardigheden
-
van dove leerlingen,
maar niet meer bij de jongsten.
-
Dit heb ik al gedaan en
er werd een boek hierover uitgegeven.
-
Nu focus ik me op de dove tieners.
Ik onderzoek hun leervoortgang
-
in verband met het lezen en schrijven.
met als doel hen beter te ondersteunen.
-
Dit is het onderzoek die ik nu uitvoer.
-
Ten derde, geef ik nog altijd lessen samen
met mijn dove collega Sibylle Fonzé (naamgebaar).
-
Haar moedertaal is de Frans Belgische
Gebarentaal en de mijne is het Frans.
-
Samen bieden we een complementair aanpak
in onze tweetalige lessen waar leerlingen
-
leren met beide talen te werken
gelijkaardig aan de vertalingslessen.
-
Deze lessen worden gegeven vanaf
het eerste leerjaar in het lager onderwijs
-
tot het zesde leerjaar
in het middelbaar onderwijs.
-
Hoe werden de tweetalige klassen
25 jaar geleden opgericht?
-
Het begon met horende ouders
van dove kinderen
-
die geen geschikte school in Namen
vonden voor doven.
-
Ze wouden hun kind in een gewone school niet
laten integreren wegens isolement en
-
de dichtste gespecialiseerde school was ver
gelegen met een matige onderwijskwaliteit.
-
Daarom besloten ze het in Namen
op te richten.
-
Deze ouders hebben de vereniging
"École et Surdité" 25 jaar geleden opgericht.
-
Deze vereniging verleent nu nog steun
aan de school door fondsenwerving,
-
bevordert de reflecties rond de pedagogie
van tweetalig onderwijs, en
-
biedt dagelijks ondersteuning aan de school
en zijn directeur. Dit ondersteuningswerk
-
is waardevol want zonder de vereniging
zou de school het niet kunnen.
-
Naast beide organisaties, is er ook de
Universiteit van Namen en haar LSFB-Lab.
-
Ze werken alledrie samen sinds 25 jaar al.
-
Het thema van de video van vandaag gaat over
hoe doven leren lezen.
-
Denken jullie dat er maar één methode is
die geschikt is voor doven?
-
Nee. Er zijn er meerdere wegens de nood
aan aanpassingen voor de verschillende
-
profielen van doven zodanig iedere van hen
kan leren lezen en schrijven.
-
Vandaar is het belangrijk voor mij
om eerst uitleg te geven over het werkkader
-
van Sainte-Marie en het context
waarin deze school zich bevindt.
-
Dit heeft invloed op ons manier van werken en
de sterke princiepen die we volgen.
-
De structuur en het context waarin jullie jullie
bevinden zijn verschillend van ons,
-
bijgevolg is het niet mogelijk om heel ons aanpak
direct bij jullie toe te passen.
-
Het is dus belangrijk om ons context goed
te begrijpen om daarna na te denken
-
hoe het in jullie context kan toegepast worden.
-
Ik ga nu jullie vertellen over de principes
van Sainte-Marie de Namur.
-
Daarin licht ik ook toe over de verschillende
profielen van doven zodanig ik later
-
de geschikte leesmethode bij de start
voor iedere van hen kan uitleggen.
-
Jullie zullen merken dat deze principes
een belangrijke rol spelen op jullie werk
-
en de pedagogische methoden aangepast
voor de leerlingen. Ze beïnvloeden ons werk.
-
Er zijn er drie:
ten eerste, de tweetaligheid,
-
ten tweede, de inclusie, en
ten derde,
-
het gelijkwaardig onderwijs dat verstrekt
wordt aan zowel horende als dove leerlingen.
-
Ik ga nu uitgebreid uitleggen over ieder principe.
-
De tweetaligheid.
-
Ik zal eerst toelichten over
het algemeen concept van tweetaligheid,
-
daarna over de doelstelling van tweetaligheid
gehanteerd bij École et Surdité.
-
Het reden is dat dovenscholen verklaren dezelfde
doelstelling van tweetaligheid na te strijven
-
maar bij nader inzien, merkt men dat
de toepassing ervan anders
-
wordt bekeken en aangepakt bij iedere dovenschool.
-
Daarom is het belangrijk om de doelstelling
van de tweetaligheid
-
bij École et Surdité goed toe te lichten.
-
Als we aan mensen in het algemeen vragen
wat een tweetalige persoon kan doen
-
men antwoordt meestal dat een persoon
die tweetalig is beheerst perfect beide talen
-
en beide talen staan op gelijke voet
in alle hun modaliteiten (spreken, enz).
-
Is dit het juiste antwoord? Nee.
-
Wat vertellen onderzoekers in hun publicaties
rond tweetaligheid dan?
-
Een persoon die tweetalig is
beheerst meerdere talen
-
maar de graad van beheersing bij iedere
van deze talen kan niet gelijk en perfect zijn.
-
Het ideaal van tweetaligheid waar men talen
op perfecte niveau beheren
-
is voor de mens in de praktijk onhaalbaar.
-
Wereldwijd zijn er veel mensen die
twee of meerdere talen beheerst
-
maar niemand kan twee talen perfect
beheersen op gelijkwaardig niveau.
-
Waarom?
-
Ik geef een voorbeeld: een persoon die
tweetalig is in het Spaans en het Engels
-
gebruikt Engels op het werk
in het domein van informatica
-
en spreekt Spaans thuis
met zijn hele familie.
-
Die persoon kan in diepte
over informatica spreken
-
met een rijke lexicon in het Engels
-
maar thuis spreekt hij amper over informatica
daar er geen nood hiervoor is.
-
Hij zal specifieke termen in het Engels kennen
maar niet in het Spaans.
-
Trouwens, zal hij thuis zijn Spaanse taalgebruik
aanpassen tegenover jonge kinderen
-
alsook tegenover oudere mensen.
-
Hij gebruikt daar Spaans
op een verrijkende manier
-
in verschillende contexten
en tegenover verschillende mensen.
-
Maar op het werk is er geen variatie,
hij ontmoet steeds dezelfde personen.
-
Er zijn geen jonge noch oudere
personen met wie hij kan spreken.
-
Beide situaties hebben invloed op
de evolutie van zijn talen.
-
Hetzelfde geldt voor de dove leerlingen
van Sainte-Marie.
-
Inderdaad, sommigen van hen komen
uit gezinnen van horende mensen
-
waar Frans, de eerste taal, wordt gesproken.
Het kind kan daar deze taal spreken.
-
Maar het kind gebruikt de gebarentaal nooit
buiten school.
-
Daarentegen, een dove kind van dove ouders
die uit een dove familie komt
-
en die zowel jonge als oude doven
ontmoet zal gebarentaal met hen gebruiken.
-
Op school gebruikt hij ook gebarentaal en
hoewel hij Frans kan lezen,
-
zal het beperkt zijn wegens weinige
blootstelling aan deze taal.
-
Hij komt in contact met de Franse taal pas
wanneer hij het leest maar rondom hem niet.
-
In beide situaties, zien we duidelijk dat elk kind,
sinds zijn jonge leeftijd, anders evolueert
-
qua tweetaligheid.
Het gebeurt anders bij ieder van hen.
-
En het is belangrijk om bewust te zijn
van de verschillende profielen van kinderen
-
naargelang hun levenssituaties en
familiecontexten.
-
We moeten rekening ervan houden
in ons werk met deze kinderen en
-
zodanig we onze pedagogische methoden
kunnen aanpassen bij elk kind.
-
Ik zal later nog verdiepen over
de verschillenden profielen van de leerlingen.
-
Tweetaligheid bij Sainte-Marie.
-
Wat bevat de doelstelling van tweetaligheid
bij École et Surdité in?
-
Eerst laten we naar dit beeld
die over balans gaat.
-
Zoals ik het eerder verteld heb,
dat een tweetalige persoon
-
een perfect evenwicht kan vinden
tussen twee talen is onmogelijk.
-
Ja, maar we moeten dit beeld
in ons hoofd houden.
-
We mogen het beoogde doel
nooit vergeten en
-
we moeten verder proberen
om zo dichtbij mogelijk te geraken
-
en natuurlijk zonder het te kunnen halen,
zoals we het al weten.
-
We moeten proberen om leerlingen
aan te moedigen,
-
door middel van aangepaste
pedagogische methoden,
-
om samen dit doel na te streven,
-
We moeten hen zo goed mogelijk
aanzetten tot dit doel.
-
Stel dat we het tegenovergesteld doen:
we weten dat het onmogelijk is
-
om de perfecte balans te vinden.
-
Dan geven we er geen aandacht voor
en laten we de leerlingen in de kou staan
-
want sowieso gaan ze het nooit
kunnen halen.
-
Nee! Het is dus belangrijk
om dit doel vasthouden.
-
We moeten hen aanmoedigen
om bij dit doel zo dicht mogelijk te zijn.
-
Dit beeld toont een vrouw
die volvertrouwen aan het gebaren is.
-
Waarom?
-
Dankzij gebarentaal kunnen mensen
in een groep, of ze horend of doof zijn,
-
en bij doven met verschillende profielen,
zoals de ene die spreekt en de andere niet,
-
of de ene die een hoorapparaat draagt
en de andere die een CI draagt, enz.,
-
ze kunnen allemaal communiceren
op gelijkwaardige manier.
-
Dit beeld toont een vrouw die schrijft.
Waarom?
-
Tweetaligheid betekent het beheersen van
de gebarentaal maar ook de Franse taal.
-
Wat zijn onze verwachtingen omtrent dit laatste?
-
Ten eerste, wat betreft het geschreven Frans,
zijn er verschillende profielen van doven,
-
of ze spreken of niet,
of ze hoorapparaten of CI dragen,
-
voor wie gebarentaal de eerste taal
of de tweede taal is, enz,
-
uiteindelijk kunnen ze allemaal
het geschreven Frans beheersen.
-
Natuurlijk kan het leerproces en -tempo
van ieder van hen verschillend zijn.
-
We moeten dus het beoogde doel van
perfecte balans in onze gedachten houden
-
en dit proberen na te strijven want ze
kunnen allemaal zo dicht mogelijk te komen.
-
Dit beeld toont een tekstballon.
Waarom?
-
Tweetaligheid betekent het beheersen van
gebarentaal en het geschreven Frans
-
maar wat met gesproken Frans?
-
Zoals jullie het al weten,
bij de verschillende profielen van doven
-
zijn er sommige doven die heel goed
kunnen spreken, sommigen minder en
-
sommigen helemaal niet.
-
Hoe kunnen we hiermee omgaan?
-
Professionals moeten hen allemaal
respecteren en
-
hun vaardigheden, of ze geavanceerd
of matig zijn of ontbreken, verder bevorderen.
-
Ze mogen niet de ene opzij houden
of de andere weglaten.
-
Bijvoorbeeld, je zegt aan een leerling
die heel goed spreekt
-
dat hij in de klas moet gebaren
want het is de dovenmethode
-
en dus is het niet nodig om te spreken.
-
Integendeel! We moeten
zijn spraakvaardigheid erkennen
-
en hem betrekken door verbindingen maken
tussen zijn vaardigheden en het geschreven Frans.
-
Zo moedigen we hem aan
in wat betreft zijn vaardigheden.
-
Nu zijn we met een leerling die niet zo goed
kan spreken, dus hij heeft al de basis!
-
Daar spelen we in: we moedigen hem aan
om zijn basisvaardigheden te gebruiken
-
bij het leren van het geschreven Frans door
associaties maken met wat hij al beheerst.
-
Nu hebben we een leerling die
niet kan spreken, geen probleem!
-
We kunnen andere methoden gebruiken
om de taal aan te leren.
-
Het is belangrijk dat de professional
iedere leerling respecteert.
-
Dit beeld toont twee vogels die zitten
naast een muis met een snavel en veren.
-
De muis doet de vogels na en is niet op gemak.
De vogels zijn aan het peinzen over haar.
-
Het illustreert de identiteitsontwikkeling
-
Zoals jullie het weten, wanneer doven groeien
kampen ze soms met worstelingen
-
in de ontwikkeling van hun identiteit.
-
Maar de tweetaligheid kan hen helpen
om hun identiteit met gemak te bouwen.
-
Zowel de gebarentaal als het Frans
zijn verbonden aan een cultuur
-
die de leerlingen moeten aanleren.
-
Het is belangrijk dat ze beide talen en
hun respectievelijke culturen verwerven
.
-
voor een harmonieuse
identiteitsontwikkeling.
-
We moeten, als professionals, hen
hiermee niet alleen aanmoedigen
-
maar ook beide talen en culturen
op gelijke voet waarderen.
-
Het reden is dat het aanleren van talen
en hun culturen die evenwaardig benaderd worden
-
zal de leerling toelaten om de waarden
van beiden goed te verinnerlijken.
-
Stel dat je, bijvoorbeeld, de ene taal
en cultuur minder waardeert dan de andere,
-
dan zal de leerling zijn tweetaligheid
met onzekerheid en frustratie beleven.
-
Vandaar het belang van het aankaarten
van beiden op gelijkwaardig manier.
-
Bijvoorbeeld: we weten dat geïmplanteerde
dove kinderen van horende ouders
-
soms met moeilijkheden omtrent
hun identiteit kampen.
-
Wij, als professionals, moeten hen
steunen en zoveel mogelijk
-
beide talen en culturen met hen
op een verrijking manier aanbieden.
-
Dan zullen ze hun identiteit
beter kunnen ontwikkelen.
-
Ik geef nu een andere voorbeeld:
een doof kind van dove ouders
-
vanuit een dove familie zal soms
weerstand tonen tegenover
-
de gesproken taal en anderen oordelen:
"als je houdt van spreken,
-
dan ben je geen echte dove persoon"
-
Dit is een risico die we, als professionals,
moeten helpen vermijden door hen
-
aan te leren om elkaar te respecteren
zoals we het doen bij iedere leerling.
-
We respecteren de diversiteit bij
de leerlingen en ondersteunen hen
-
in hun identiteitsontwikkelingsproces.
-
Er bestaat geen unieke identiteit die
gelijkaardig bij iedere dove persoon is
-
want de identiteit wordt gevormd
door verschillende beïnvloedende aspecten.
-
Of je een meisje of een jongen bent,
of je horend of doof bent,
-
of je uit een horende of dove familie komt,
of je volledig doof of slechthorend bent,
-
of je geïmplanteerd bent,
of je kan spreken of niet,
-
of je houdt van spreken of niet,
of jouw gezin werkend is of niet,
-
of jouw ouders met een hoge of gemiddelde
of lage sociaal economische status zijn,
-
enzovoort.
-
Alle deze aspecten hebben invloed
op de veelzijdige identiteit en
-
vandaar hebben de leerlingen
zeer verschillende identiteiten.
-
Professionals moeten ieder van hen helpen
en met respect ondersteunen.
-
Dit beeld toont dat tweetaligheid kan
beter helpen in de identiteitsontwikkeling
-
met gemak en vertrouwen.
-
De inclusie.
-
Laten we nu de tweede principe bekijken:
de inclusie.
-
In 2005, bij de oprichting van École et Surdité hebben
de oprichters besloten om horenden en doven
-
samen in een groep te brengen.
-
Maar toen gebruikte men het concept
van inclusie nog niet.
-
Toen gebruikte men het concep
van integratie, met als naamgebaar
-
een persoon die in een groep terechtkomt.
-
Heen de tijd, evolueerde het concept tot
de aankomst van het concept van inclusie.
-
École et Surdité vond het concept
helemaal toepassend voor haar werk.
-
Het reden is dat er een verschil is
tussen integratie en inclusie.
-
Bij de integratie, bedoelt men dat
een persoon met een handicap
-
of die anders is terechtkomt
in een groep van mensen
-
die allang dezelfde gewoontes
en organisatiesysteem heeft.
-
Wanneer die persoon aankomt,
verwelkomt de groep hem goed
-
maar zal zich aan hem niet aanpassen
en blijft dezelfde gewoontes te hebben.
-
Daarentegen zal de persoon proberen
om zich in de groep aan te passen.
-
Die zal veel inspanningen moeten doen
om zo goed mogelijk bij de groep te horen.
-
Het is helemaal anders
als we spreken over inclusie.
-
Daar heb je de groep en een andere groep
of een persoon die samenkomen
-
en een nieuwe groep samen vormen.
-
Ze zullen samen nadenken over hoe
ze aan elkaar zich kunnen aanpassen.
-
Inspanningen komen uit beide kanten
om zo goed mogelijk samen te passen.
-
Dit is wat verschilt
tussen inclusie en integratie.
-
Inclusie bij Sainte-Marie.
-
Hoe verloopt de inclusie?
-
Sinds jaren 2000, werd inclusie
bijna altijd aangeboden in de klassen.
-
Dag in dag uit.
-
Maar we merkten dat iets niet klopte.
We voelden afstand met de leerlingen.
-
Daarom hebben we nagedacht,
de situatie kritisch bekeken en
-
we kwamen tot de conclusie:
horenden en doven zijn verschillend.
-
Horenden verwerven twee talen
op hun eigen manier.
-
Doven verwerven ook twee talen
met hun eigen manier maar
-
daarbovenop vormen ze een heterogeen
groep met verschillende profielen.
-
Bijvoorbeeld: er zijn doven
die leren om te lezen en te schrijven
-
maar die het Frans al vlot kunnen spreken
en deze taal al goed kennen.
-
Maar er zijn ook doven die leren om te lezen
en te schrijven
-
zonder voorafgaande
kennis van het Frans.
-
In dit geval, leren ze dan niet alleen
om te lezen en schrijven maar ook
-
leren ze een hele nieuwe taal aan.
-
We moesten dus verschillende leermethodes
voor beide profielen gebruiken
-
en daarbovenop ook de methode van de horenden,
wat het allemaal ingewikkeld maakte.
-
Daarom hebben we lang nagedacht en
sinds 2004 besloot École et Surdité
-
dat alle de lessen in inclusie verlopen
behalve voor de taallessen:
-
de gebarentaallessen, de Franse lessen
én de Engelse lessen.
-
Hiervoor worden dove leerlingen
apart gezet.
-
Er zijn twee voordelen bij het splitsen
van de groep.
-
Eerst, kunnen de aangepaste methoden
op gemak aan iedere leerling toegepast worden.
-
Ten tweede, is het iets waaraan we vroeger
niet gedacht hebben
-
en dat de leerlingen ons getoond hebben:
-
de frequente overschakeling van de gemengde groep
naar de groep van doven en omgekeerd
-
liet hem toe om hun identiteit
goed te kunnen bouwen.
-
Het is iets die we geleerd hebben.
-
De leraren van de dove groep zijn niet verboden
om met de leraren van de gemengde groep
-
les te geven. Integendeel, ze mogen altijd
inclusieve lessen samen aanbieden.
-
Hetzelfde geldt voor de inclusieve lessen die
altijd in de gemengde groep worden gegeven:
-
als leraren merken dat dove leerlingen
leermoeilijkheden ondervinden of
-
horenden meer noden dan doven hebben
of omgekeerd,
-
dan mogen de leraren hun les splitsen tussen
twee gelijktijdige lessen voor ieder groep.
-
Het allerbelangrijkste is dat de leraren moeten
proberen les in inclusieve klassen te geven
-
en als het niet lukt, dan mogen ze
gelijktijdige aparte lessen voorlopig geven
-
dan de inclusieve lessen weer samen geven.
-
Hetzelfde geldt voor de aparte klassen en als
er een opportuniteit is voor inclusieve lessen,
-
dan kan de les voor een beperkte periode
in de inclusieve klas gegeven worden.
-
Voordat ik over de derde principe vertel,
wil ik benadrukken dat het toepassen van
-
de eerste en de tweede principes vereist
de groep te kunnen sturen.
-
Er zijn dus twee personen nodig.
-
Ofwel een leraar en een tolk,
ofwel twee leraren.
-
Als er twee leraren zijn, moeten ze
samen goed voorbereiden en
-
met elkaar afstemmen om
samen in duo te kunnen werken.
-
Het is geen gemakkelijke oefening.
-
Als je een nieuwe leraar bent,
kan het 2 tot 3 jaar in beslag nemen
-
totdat jullie met elkaar
goed afgestemd zijn.
-
Hoe gaat het te werk?
-
Het is belangrijk dat de twee leraren
op gelijke voet staan, dus niemand
-
is boven of onder de andere.
-
Deze wijzer bevat vragen in verband met
het klasmanagement.
-
Leraren zijn aangeraden om op voorhand
hierover te bespreken.
-
Bijvoorbeeld: wie bereidt de les voor?
Hoe bereiden we de les voor?
-
Wie beslist over lesdoelen?
Wie doet de verbetering?
-
Als een dove leerling een probleem heeft,
wie komt tussen?
-
Als een horende leerling een probleem heeft,
wie komt tussen?
-
Enzovoort.
-
Deze wijzer is een nuttige tool om samen
de vragen te overlopen en erover te bespreken.
-
Het duowerk maakt deel uit de drie principes
daar er twee personen moeten zijn
-
maar men vergeet dat het belangrijk is dat
die twee goed met elkaar afgestemd zijn.
-
Als het duo moeilijkheden ondervindt
in het samenwerken,
-
dan kunnen ze de drie principes
niet goed nastreven.
-
Als het duo vlot kan voorbereiden en
samenwerken, dan is het makkelijker
-
om iedere principe te behalen.
-
Het onderwijsniveau
-
Nu ga ik over de derde principe vertellen:
het gelijkwaardig onderwijsniveau zowel
-
voor horende als voor dove leerlingen.
-
In 2000, hebben de ouders van dove kinderen besloten
om de beste uit twee onderwijsmodellen te halen
-
en dit samen met nieuwe ideeën te stellen
om het model van École et Surdité op te richten.
-
Maar toen waren we naïef.
Waarom?
-
We dachten dat het met een gemengde groep
van horenden en doven onder de leiding van
-
de twee leraren waarvan één tweetalig
voldoende zou zijn om leerlingen
-
hun leerdoelen te halen in de klas
waar beide leraren gelijkaardige lesstof
-
en bijna gelijktijdig lesgeven.
-
Nee. We hebben ons lesje geleerd.
-
Nu weten we dat als we dezelfde methoden
en inhoud van de lessen als die van de horenden,
-
enkele dove leerlingen zullen slagen maar
andere zullen achterstaan.
-
Het is dus belangrijk om ervan bewust te zijn
dat doven hetzelfde onderwijsniveau
-
kunnen volgen als horenden
en dit op gelijke voet
-
maar het lukt alleen als verschillende methoden
aan iedere van hen aangepast zijn.
-
De leraar moet dus ervan bewust zijn
en zich aanpassen aan elke leerling.
-
Deze drie principes spelen een belangrijke rol
in onze werking en leiden ons om
-
verschillende pedagogische methoden
toe te passen.
-
We zijn ook enorm bewust van de
verschillende profielen van dove leerlingen.
-
Dit kwam, samen met het belang van de methoden,
meermaals aan bod in de drie principes.
-
Nu ga ik verdiepen over deze profielen.
-
Profielen van de leerlingen
-
Eerst ga ik toelichten wat we met "profiel" bedoelen.
-
In 2000, de eerste klas ging van start
met een doof kind.
-
Door de jaren heen kwamen nieuwe
leerlingen bij tot een groot aantal.
-
Maar we merkten dat het lesgeven
niet vlot verliep met hen.
-
We voelden dat ieder van hen verschillende
denk- en leerproces had,
-
dat ze verbindingen in hun gedachten deden
die anders van elkaar waren.
-
We hebben hierover nagedacht en
uiteindelijk begrepen dat
-
het belangrijk is voor hun cognitieve-
en taalontwikkeling dat
-
ze zo vroeg mogelijk naar school
moesten gaan en dit vanaf hun jonge leeftijd.
-
Dit werd duidelijk voor ons en toen
we de leerlingen analyseerden
-
merkten we dat
er vier profielen zijn.
-
Het eerste profiel is een doof kind die als baby al
blootgesteld werd aan de Franse gesproken taal
-
door het aflezen
kan het Frans goed verwerven.
-
Wanneer hij naar school gaat,
heeft hij het Frans al aangeleerd
-
hoewel hij misschien sommige woorden
niet goed kan spreken.
-
Maar hij kan alvast het Frans goed begrijpen.
-
Het tweede profiel is een doof kind
die naar school komt
-
zonder stevige basis in
zowel het Frans als de gebarentaal.
-
Hij heeft nog geen voldoende
taalkundige bagage gekregen.
-
Het derde profiel is een doof kind die
al goed kan gebaren.
-
Wanneer hij om 3, 4 of 5 jaar oud naar school gaat,
kan hij al communiceren in gebarentaal
-
en hij begrijpt en drukt zich uit goed in deze taal,
hoewel er soms foutjes zijn,
-
wat heel normaal is op zijn leeftijd.
Maar hij begrijpt het heel goed.
-
Het vierde profiel is een doof kind die zodra
hij naar school gaat al twee talen beheerst,
-
het Frans en de gebarentaal, hoewel hij
soms foutjes in beide talen doet.
-
Maar hij begrijpt beide talen goed en
kan zich aanpassen in beiden.
-
Deze profielen worden niet gebruikt
om de leerlingen te labellen
-
en dit voor een onbepaalde duur.
-
We gebruiken deze profielen als
tool om de leerlingen te identificeren
-
naargelang het profiel met wie
ze gelijkenissen aantonen.
-
Waarom is het belangrijk om het profiel
van de leerling vast te leggen?
-
Wanneer een nieuwe leerling aankomt,
analyseren we zijn situatie
-
en zoeken we met welke profiel
hij gelijkenis toont zodanig
-
we al weten welke methoden
passend bij hem zijn.
-
We doen het steeds bij elke
nieuwe leerling die in de klas aankomt,
-
zo kan de leraar zijn methoden aanpassen
voor iedere dove leerling.
-
Iedere profiel krijgt een letter: A, B, C en D.
Nu ga ik in diepte bij elke profiel.
-
Profiel A is Aymeric (naamgebaar).
-
Ik leg nu uit de leerontwikkeling van dit kind is.
-
Hij gaat voor het eerst naar school
toen hij 3 tot 5 jaar is.
-
Hij beheerst al de Franse taal
op gelijke voet met kinderen van zijn leeftijd.
-
Hij kan het Frans begrijpen door het luisteren
en aflezen.
-
Natuurlijk gebeurt het soms dat hij sommige
woorden verkeerd uitspreekt
-
zoals andere kinderen van zijn leeftijd
-
Zijn eerste taal is dus het Frans maar hij heeft
het geleerd nog voordat hij naar school gaat.
-
Zijn familie is volledig horend.
-
Het kan zijn dat hij een hoorapparaat
of een CI of allebei draagt..
-
Volgens onze analyse, heeft zijn familie
een hoge sociaal-economische status.
-
Bij Sainte-Marie zijn er niet veel doven
in zijn groep.
-
Hij leerde gebarentaal pas
wanneer hij naar school ging.
-
Nu vertel ik over profiel C,
het profiel B vertel ik later nog.
-
Profiel C is Carine (naamgebaar).
-
Dit profiel is het tegenovergesteld van profiel A.
-
Wanneer zij naar school gaat voor het eerste keer,
beheerst ze de gebarentaal al.
-
Haar eerste taal is dus de gebarentaal.
-
Ze kan soms verkeerd gebaren zoals
andere kinderen van haar leeftijd.
-
Maar ze begrijpt de gebarentaal
heel goed.
-
Haar familie is doof wegens ofwel erfelijkheid
ofwel doofheid van haar ouders.
-
Het kan zijn dat ze hoorapparaten draagt
of niet en zou misschien in de toekomst een CI dragen.
-
Tot nu toe draagt ze nog geen CI,
maar wie weet wat de toekomst brengt.
-
De sociaal-economische status van haar familie
is gevarieerd: zowel laag, gemiddeld als hoog.
-
Ze verwerft het Frans pas
wanneer ze naar school gaat.
-
Hoewel haar familie Frans soms gebruikt
komt het zelden voor.
-
Inderdaad, krijgt ze toegang tot het geschreven Frans
maar als men rondom haar
-
met haar communiceert, is het in gebarentaal
en verliest ze contact met het Frans.
-
Profiel D is Danielle (naamgebaar).
-
Het is nog ingewikkeld om over dit profiel te praten
want sinds 2000 zijn er maar twee kinderen
-
met dit profiel die op onze school liepen
en ze komen allebei uit hetzelfde gezin.
-
Het is dus moeilijk om dit profiel diepgaand
te analyseren want we hebben tot nu toe
-
een zeer beperkt aantal leerlingen met dit profiel
gezien en hun profiel komt zelden voor.
-
Ze start school wanneer ze 3, 4 of 5 jaar oud is
en is al tweetalig.
-
Ze kan Frans begrijpen en spreken
alsook gebarentaal volgen en gebruiken.
-
Ze beheerst beide talen heel goed
voor haar leeftijd natuurlijk
-
maar haar tweetaligheid is al een feit.
-
Haar gezinssituatie is een interessante casus
om te analyseren:
-
haar ouders zijn doof
en haar broer is CODA dus horend.
-
Thuis gebruiken ze twee talen:
gebarentaal en Frans.
-
Als jong doof kind, verwerft ze beide talen
en past ze zich aan haar omgeving in beiden
-
wat laat haar toe
om tweetalig te groeien.
-
Ze draagt hoorapparaten maar een ander kind
uit een nieuw gezin zou ooit CI kunnen dragen.
-
De sociaal-economische status van haar familie
is gevarieerd: tussen hoog en laag.
-
Zo kan het zijn.
-
Ze beheerst Frans en gebarentaal al
voor haar aankomst op school.
-
Natuurlijk blijft ze deze talen
verser aanleren en uitbreiden.
-
Meer uitleg over dit profiel kan ik
momenteel nog niet geven.
-
Profiel B is Bastiane (naamgebaar).
-
Ze komt aan op school
wanneer ze 3 tot 5 jaar oud is
-
maar ze heeft nog geen voldoende
taalbasis.
-
Ze kent geen of amper gebarentaal
en hetzelfde geldt voor het Frans.
-
Ze heeft nog geen taal
kunnen verwerven.
-
De meerderheid van de dove leerlingen
die bij Sainte-Marie ingeschreven
-
vallen onder dit profiel.
-
Haar familie is meestal horend maar
er kunnen soms dove familieleden zijn.
-
Het kan zijn dat ze hoorapparaten of CI draagt.
-
De sociaal-economische status van haar familie
kan verschillend zijn: van hoog tot laag. Dat kan.
-
Wanneer ze komt naar school voor de eerste keer,
begint ze talen pas te verwerven.
-
Ze kampt dan al met een cognitieve achterstand
maar ook taalachterstand in beide talen.
-
Hier is onze conclusie over de profielen.
-
Wanneer een nieuwe leerling aankomt,
bestuderen we zijn profiel en
-
identificeren we bij welk profiel
hij min of meer hoort.
-
We doen het voor meerdere redenen:
ten eerst, helpt het de leraar in zijn werk.
-
Het is een soort wegwijzer voor zijn werk.
-
Zodra de leraar het profiel vaststelt
kan hij methoden identificeren
-
die voor de leerling geschikt zijn.
-
Lezen
-
Nu ga ik uitleggen hoe leerlingen
van ieder profiel (A, B, C en D) starten
-
te leren om te lezen
in het eerste en tweede leerjaar.
-
Ik zal eerst uitleggen hoe profiel A (naamgebaar)
en profiel D (naamgebaar)
-
op hetzelfde manier leren te lezen.