-
In deze video wil ik het over diverse onderwerpen hebben
-
die aan elkaar gerelateerd zijn.
-
En op een niveau, zijn ze erg simpel, maar op een ander niveau,
-
kunnen ze mensen in verwarring brengen.
-
Dus hopelijk kunnen we hier verbetering in aanbrengen.
-
Maar goed, een goede plaats om te starten - Laten we ons voorstellen dat ik
-
hier een soort bak heb.
-
Dit is dus mijn bak, en in die bak
-
heb ik wat watermoleculen.
-
Het bevat gewoon wat watermoleculen.
-
Ze bewegen allemaal langs elkaar heen.
-
Het is in de vloeibare vorm, dit is vloeibaar water.
-
En tussen deze watermoleculen, heb ik
-
een aantal suikermoleculen.
-
Misschien dat ik suiker in deze roze kleur ga doen.
-
Goed, ik heb dus een aantal suikermoleculen hier.
-
Ik heb echter heel veel meer watermoleculen.
-
Dat zal ik even duidelijker maken.
-
Ik heb heel veel meer watermoleculen in deze bak hier.
-
In een situatie zoals deze, noemen we het spul waar we
-
meer van hebben, het oplosmiddel of solvent.
-
In dit geval, zijn er meer watermoleculen en je kan
-
er ook letterlijk meer moleculen zien.
-
Ik ga hier verder niet in op de hele discussie over mol enzo,
-
omdat je dit misschien wel, misschien nog niet bekend
-
hebt, maar stel je gewoon voor dat dat waar er meer van is,
-
dat hetgene is wat we het oplosmiddel gaan noemen.
-
Dus in dit geval, water is het oplosmiddel. (Solvent)
-
En waar er minder van is - in dit geval, is dat de
-
suiker - dat noemen we de opgeloste stof of solute.
-
Dit is de opgeloste stof, dus de suiker,
-
Het hoeft geen suiker te ziijn.
-
Het kan ieder molecuul zijn waarvan er "minder" is, minder dan water
-
in dit geval
-
Suiker is de opgeloste stof. (Solute)
-
En we zeggen dat de suiker opgelost is in het water.
-
Suiker is opgelost in het water.
-
En dit hele gebeuren hier, the combinatie van de
-
water- en de suikermoleculen, noemen we een oplossing.
-
We noemen dit hele ding een oplossing. ("Solution")
-
En een oplossing heeft een oplosmiddel en een opgeloste stof.
-
Het oplosmiddel is water.
-
Dat hetgene dat het oplossen doet, en hetgene dat
-
opgelost is, is de suiker.
-
Dat is de opgeloste stof.
-
Dit is misschien een herhaling voor je, of misschien ook niet, maar ik
-
doe dit met een reden - omdat ik het wil hebben over,
-
ik wil het hebben over het concept diffusie.
-
Diffusie. ("Diffusion")
-
En het idee is eigenlijk vrij rechtoe rechtaan.
-
Als ik, laten we zeggen, dezelfde bak heb.
-
Of laten we een iets andere bak nemen,
-
om het over diffusie te hebben.
-
We komen terug op water en suiker,
-
met name terug op water.
-
We hebben hebben hier een bak, en laten we zeggen dat het
-
een aantal... Laten we zeggen dat er alleen wat lucht-deeltjes in zitten
-
Het kan vanalles zijn - zuurstof of koolstofdioxide.
-
Goed, ik teken hier dus een aantal luchtmoleculen.
-
Dus we stellen dat dit gasvormig is - om het n naampje te geven -
-
gasvormig zuurstof.
-
Dus dit is allemaal O2 - alle deeltjes, begrijp je?
-
En laten we stellen dat dit de huidige situatie is,
-
dat dit allemaal een vacuüm is, en er is sprake van
-
temperaturen.
-
Deze watermoleculen, die hebben een
-
soort van kinetische energie.
-
Ze bewegen in een soort willekeurige richtingen hier.
-
Mijn vraag is, wat staat er te gebeuren,
-
wat staat er te gebeuren in dit type bak
-
Wel, eenieder van deze jongens gaat op willekeurige wijze
-
botsen met een ander.
-
Het is waarschijnlijker dat ze botsen met dingen als ze een beneden/links-richting hebben,
-
dan als die richting boven-rechts is.
-
Dus als deze jongen in deze beneden/links-richting zou gaan,
-
zal hij botsen met iets, en dan
-
wegketsen in de boven/rechts-richting.
-
Maar in de boven/rechts-richting,
-
is er niets om tegenaan te botsen.
-
Dus, algemeen gezien, beweegt alles in willekeurige richtingen,
-
maar het is waarschijnlijker dat je in staat bent te bewegen naar
-
rechts toe.
-
Als je naar links gaat, is de kans groter dat je ergens
-
tegen aan botst.
-
Dus, het is bijna gezond verstand gebruiken en je snapt het.
-
Na een tijdje, als je het systeem in
-
een soort evenwicht laat komen - Ik ga daar niet in detail
-
over uitbreiden,
-
je kan de thermodynamica-videos kijken
-
als je dat wilt zien.
-
Je zal zien dat de container er uiteindelijk
-
ongeveer zo uit zal zien.
-
Ik kan dit niet garanderen,
-
er is een kans dat het zal blijven zoals hier,
-
maar het is erg waarschijnlijk dat deze vijf deeltjes
-
relatief verdeeld zullen zijn over de bak.
-
Dit is diffusie, en het is dus eigenlijk gewoon het verdelen
-
van deeltjes of moleculen van een hoog concentratiegebied naar een
-
laag concentratiegebied, duidelijk?
-
In dit geval, gaan de moleculen zich verspreiden in
-
die richting, van een hoog concentratie- naar een
-
laag concentratiegebied.
-
En nu vraag je je af, Sal, wat is concentratie?
-
En er zijn vele manieren om concentratie te meten,
-
en je kan ingaan op molariteit en molaliteit enzo.
-
Maar het hele simpele idee is: hoeveel van dat deeltje
-
heb je per eenheid ruimte?
-
Hier heb je dus een boel van deze deeltjes,
-
en hier heb je heel weinig van
-
deze deeltjes per eenheid ruimte.
-
Dit is dus een "hoge" concentratie, en
-
dat is een "lage"concentratie.
-
Je zou je ook andere experimenten zoals deze kunnen voorstellen.
-
Je zou een oplossing kunnen bedenken zoals -
-
laten we zoiets doen.
-
Laten we dit maken....
-
Laten we zeggen dat ik twee bakken heb.
-
Twee bakken dus...
-
Laten we terug gaan naar de oplossing situatie.
-
Dit was een gas, maar ik was begonnen met dat voorbeeld,
-
dus laten we bij dat voorbeeld blijven.
-
Goed, stel we hebben een deur hier, en die is groter
-
dan zowel de water- als suikermoleculen.
-
Aan beide kanten heb ik een lading watermoleculen
-
een aantal watermoleculen... aan iedere kant... zo ongeveer... aan beide kanten...
-
Dus ik heb veel watermoleculen.
-
Als ik alleen watermoleculen zou hebben hier,
-
ze stuiteren rond in willekeurige richtingen, dus de kans
-
dat een watermolecuul deze kant op gaat, is equivalent aan de kans dat
-
een watermolecuul die kant op gaat, aangenomen dat beide kanten
-
hetzelfde niveau van van watermoleculen hebben, anders
-
zou de druk anders zijn.
-
Maar laten we aannemen dat de bovenkant van deze hetzelfde
-
is als de bovenkant van deze.
-
Er is dus niet meer druk om de ene
-
richting in te gaan dan een andere.
-
Dus, als voor welke reden ook, een groter aantal watermoleculen
-
de rechterkant op gingen, dan zou opeens
-
deze kant zich vullen met meer water, en we weten dat
-
dat niet waarschijnlijk is.
-
Dus dit is gewoon een oplossing - nee, dit zijn gewoon twee bakken met water,
-
Later we iets in gaan oplossen.
-
Laten we onze op te lossen stof erin op gaan lossen, en laten we
-
alles aan de linkerkant oplossen.
-
Dus we stoppen wat suikermoleculen aan de linkerkant.
-
En deze zijn klein genoeg om door de kleine buis te kunnen.
-
Dat is een aanname die ik maak.
-
Dus wat gaat er gebeuren?
-
Al deze dingen hebben een soort kinetische energie.
-
Ze stuiteren allemaal in het rond.
-
Goed, na een tijdje, terwijl het water heen en weer gaat.
-
Gaat dit watermolecuul misschien wel deze kant op.
-
Dat watermolecuul gaat misschien die kant op, maar ze vlakken
-
elkaar uit. Maar na een tijdje zal een van deze grote suikermoleculen
-
net de juiste richting ingaan om
-
erdoor te gaan - misschien dat deze jongen, in plaats van die
-
richting te gaan, toch die kant op gaat.
-
Hij gaat net door de tunnel die de twee bakken
-
verbind, en dan eindigt hij hier, zie je?
-
En deze jongen gaat hier weer verder met stuiteren.
-
En er is een kans dat hij weer terug gaat, maar er zijn
-
nog steeds meer deeltjes, meer suikerdeeltjes, hier dan hier.
-
Dus het is nog steeds waarschijnlijker dat een van deze jongens
-
die kant op gaat, dan dat een van deze jongens
-
die kant op gaat.
-
Je kan je voorstellen dat als je dit doet met triljoenen deeltjes -
-
Ik gebruik er maar vier - dat na een tijdje
-
de deeltjes zich verdeeld hebben zodat hun concentraties
-
ongeveer gelijk zullen zijn.
-
Dus mischien heb je er twee hier na een tijdje.
-
Maar wanneer je er maar drie of vier of vijf
-
deeltjes hebt, is er een kans dat dit niet gebeurt,
-
maar wanneer je het doet met triljard deeltjes, en ze zijn
-
super klein, dan is het erg, heel erg waarschijnlijk.
-
Maar hoe dan ook, dit hele proces - we zijn van
-
een bak met hoge concentratie naar een bak
-
met lage concentratie gegaan en de deeltjes zullen
-
zich van de lage-concentratiebak naar de
-
hoge-concentratiebak verspreid hebben.
-
Dus ze zijn gediffundeerd.
-
Dit is diffusie.
-
Dit is diffusie.
-
En om wat andere woorden te leren die wel
-
gebruikt worden rond het idee van diffusie - toen we begonnen
-
had dit een hogere concentratie.
-
De linker bak had hogere concentratie.
-
hogere concentratie...
-
Het is allemaal relatief he,
-
het is hoger dan deze.
-
En deze hier had een lage concentratie.
-
lage concentratie....
-
En er zijn woorden voor deze dingen.
-
De oplossing met een hoge concentratie noemen we
-
een hypertone oplossing.
-
Dat gaan we even in geel schrijven.
-
hyper... hypertone oplossing.
-
Hyper, in het algemeen, betekend ergens veel van hebben,
-
ergens té veel van hebben.
-
En deze lagere concentratie is hypotoon.
-
hypó-toon... hypotone oplossing... lage concentratie...
-
Misschien heb je wel eens familie gehad,
-
die als een tijd niet gegeten hebben zeggen, ik ben hypo-, hypoglycemisch.
-
Dat houdt in dat ze niet -
-
ze voelen zich licht in het hoofd.
-
Er is niet genoeg suiker in hun bloed,
-
en ze gaan flauwvallen, dus ze willen eten.
-
Als je net een Mars gehad hebt, ben je misschien wel hyperglycemisch -
-
of misschien ben sowieso wel hyper.
-
Dit zijn sowieso goede voorvoegsels om te kennen,
-
maar hypertoon - je hebt veel van de opgeloste stof.
-
Je hebt een hoge concentratie.
-
En dan met hypotoon, niet zoveel van de opgeloste stof, dus
-
je hebt een lage concentratie.
-
Dit zijn goede woorden om te kennen.
-
Dus in het algemeen, diffusie - als er geen barrières zijn voor de
-
diffusie zoals hier was, dan gaat de opgeloste stof
-
van een hoge concentratie of hypertone oplossing als het kan verplaatsen
-
naar een hypotone oplossing, naar en hypo, waar
-
de concentratie lager is.
-
Goed, laten we een interessant experiment doen hier.
-
We hebben het over diffusie gehad, en over
-
diffusie van de opgeloste stof, toch?
-
En in het algemeen - en dus niet altijd - als je
-
zo algemeen wilt zijn als mogelijk, dan is de opgeloste stof
-
datgene waar je minder van hebt, het oplosmiddel is
-
dat waar je meer van hebt.
-
Het meest gebruikelijke oplosmiddel is meestal water, maar
-
het hoeft geen water te zijn.
-
Het zou een soort alcohol kunnen zijn.
-
Het zou kwik kunnen zijn.
-
Het zou een hele reeks van moleculen kunnen zijn, maar
-
water is in de meeste biologische en chemische systemen
-
het standaard oplosmiddel.
-
Het is waar andere dingen in opgelost worden.
-
Maar wat gebeurd er als we een tunnel hebbel waarbij de opgeloste stof te
-
groot is om erdoorheen te passeren, maar water wel klein genoeg is?
-
Laten we stil staan bij die situatie.
-
Om hier over na te denken, ga ik iets
-
interessants doen.
-
We hebben hier een bak.
-
Of eigenlijk ga ik die container niet eens tekenen.
-
We nemen een niet besloten omgeving waarin
-
we wat water hebben.
-
Dit is de onafgesloten omgeving, en dan is er
-
een soort membraan.
-
een soort membraan dus
-
Water kan in en uit dit membraan.
-
Dus het is halfdoorlaatbaar of semi-permeabel.
-
Dus, het is doorlaatbaar voor water, maar de opgeloste stof
-
kan niet door het membraan.
-
Laten we stellen dat de opgeloste stof suiker is.
-
We hebben dus water aan de buitenkant,
-
en ook aan de binnenkant van het membraan.
-
Dit zijn kleine watermoleculen.
-
Dit hier is een membraan.
-
En laten we stellen dat we weer wat suikermoleculen hebben -
-
Ik blijf suiker maar lastigvallen -
-
Het had vanalles kunnen zijn.
-
We hebben dus een paar suikermoleculen hier en ze zijn
-
net wat groter - of ze kunnen veel groter zijn.
-
Eigenlijk, zijn ze veel groter dan watermoleculen.
-
Je hebt een aantal - en ik teken er maar vier, maar je hebt er...
-
een triljoen, okee?
-
En er zijn nog veel meer watermoleculen.
-
Ik probeer alleen uit te beelden dat er meer watermoleculen dan
-
suikermoleculen zijn.
-
En dit membraan is halfdoorlaatbaar.
-
semi-permeabel...
-
permeabel betekent dat het dingen doorlaat
-
semi-permeabel beteket dat het niet volledig doorlaatbaar is.
-
Dus, semi-permeabel, in deze context, houdt in dat er
-
water door het membraan kan passeren.
-
Dus water kan erdoor, maar suiker niet.
-
Suiker is te groot.
-
Suiker kan er niet door. Omdat het molecuul te groot is.
-
Als we in zouden zoomen op het membraan zelf -
-
misschien ziet het membraan er zo uit,
-
Ik ga inzoomen op het membraan.
-
inzoomen dus...
-
Er zitter kleine gaatjes in het membraan, zo ongeveer.
-
En misschien zijn de watermoleculen ongeveer zo groot.
-
Ze kunnen dus door de gaten.
-
De watermoleculen gaan dus heen en weer door
-
de gaten, maar de suikermoleculen zijn ongeveer zo groot.
-
En ze passen dus niet door het gat.
-
Ze zijn te groot voor deze opening hier om heen
-
en weer te kunnen gaan.
-
Wat denk je dat er nu gaat gebeuren in deze situatie?
-
Om te beginnen, weer even onze terminologie.
-
Bedenk: Suiker is onze opgeloste stof.
-
Water is ons oplosmiddel.
-
Semi-permeabele membraan.
-
Welke kant van het membraan heeft een hogere
-
of lagere concentratie opgeloste stof?
-
Dat is dus de binnenkant.
-
De binnenkant is hypertoon.
-
Hypertoon, ik schrijf het er bij.
-
De buitenkant heeft een lagere
-
concentratie, en is dus hypotoon.
-
Hypo-toon. Het is hypotoon hierbuiten.
-
Goed, als deze openingen groot genoeg zijn, gebaseerd op waar we
-
net over gesproken hebben - deze jongens stuiteren rond,
-
water beweegt in beide richtingen, en een gelijke
-
kans of - eigenlijk ga ik het daar
-
zo over hebben.
-
Als alles wijd open stond, zou de kans gelijk zijn,
-
maar als alles wijd open stond, zouden deze jongens uiteindelijk
-
hiernaartoe stuiteren, en eindig je waarschijnlijk
-
met gelijke concentraties uiteindelijk.
-
En zo zou je dan je traditionele diffusie hebben, waarin
-
hoge concentratie van opgeloste stof naar
-
lage concentratie van opgeloste gaat.
-
Maar in dit geval, deze jongens - die passen niet
-
door deze openingen.
-
Alleen water kan heen en weer.
-
Als deze jongens er niet zouden zijn, zou water een gelijke
-
kans hebben om deze kant op te gaan, als ze zouden
-
hebben in die richting, een compleet gelijke kans.
-
Maar omdat de jongens aan de rechterkant, of - in dit geval -
-
aan de binnenkant van membraan.
-
Dit is de binnenkant van ons membraan, uitvergroot - Het is minder
-
waarschijnlijk omdat deze jongens in de weg kunnen zitten
-
voor de doorgangen - het is iets minder waarschijnlijk voor water
-
om in het pad naar de doorgang te zitten dus is het inderdaad
-
waarschijnlijker dat water binnenkomt dan dat water weggaat.
-
En ik wil dit heel duidelijk maken.
-
Als deze suikermoleculen hier niet waren, is het
-
logisch dat de kans gelijk is voor water om beide kanten op te gaan.
-
Maar nu deze suikermoleculen hier zijn, de
-
suikermoleculen kunnen aan de rechterkant zitten.
-
Ze zouden kunnen blokkeren - Ik denk dat de beste manier om hierover
-
te denken is het blokkeren van de weg naar de opening.
-
Ze zullen zelf nooit door de openingen heenkunnen,
-
en misschien zullen ze het niet eens blokkeren, maar ze gaan in
-
een willekeurige richting.
-
Dus als een watermolecuul richting opening kwam - het is allemaal
-
een kans dat het gebeurd, en we hebben het over triljoenen
-
moleculen - is het waarschijnlijker dat het geblokkeerd woord onderweg
-
naar buiten.
-
Maar bij de watermoleculen vanaf buiten - er is niets om hen
-
tegen te houden binnen te komen en je krijgt dus een
-
stroom van water naar binnen.
-
Dus in deze situatie, met een semi-permeabele membraan,
-
zal je water hebben.
-
Je zal een netto stroom van water naar binnen hebben.
-
En dit is dus, dit is interessant.
-
We hebben de oplosmiddel, dat van een hypotone situatie
-
naar een hypertone oplossing stroomt, maar het is
-
alleen hypotoon bij de opgeloste stof.
-
Dat is wanneer je het hebt over de opgeloste stof.
-
Maar water - als je het anderom bekijkt - als je
-
suiker als het oplosmiddel gebruikt, dan zou je kunnen zeggen dat we van een
-
hoge concentratie water naar een lage concentratie water gaan.
-
Ik wil je niet teveel in verwarring brengen.
-
Dit is wat mensen vaak in verwarring brengt, maar probeer je eens
-
voor te stellen wat er gaat gebeuren.
-
Het maakt niet uit wat voor situatie, de oplossing zal doen
-
wat het kan om de concentraties gelijk
-
te krijgen.
-
Om de concentraties aan beide
-
zijden zo gelijk mogelijk te krijgen.
-
En het niet even wat magie ofzo.
-
Het is niet alsof de oplossing denkt.
-
Het is allemaal gebaseerd op kansen en deze dingen die
-
rondstuiteren, maar in de situatie, is het waarschijnlijker
-
dat water de bak instroomt.
-
Het gaat dus eigenlijk van de hypotone zijde als
-
we het hebben over lage concentratie opgeloste stof naar de zijde
-
met een hoge concentratie opgeloste stof of
-
suiker - en eigenlijk, als dit ding rekbaar is, zal
-
er meer water naar binnen blijven stromen en zal
-
dit membraan oprekken.
-
Ik zal niet teveel in details treden hier, maar dit idee van water -
-
van het oplosmiddel - in dit geval is water het oplosmiddel -
-
van water als een oplosmiddel dat diffundeerd door
-
een semi-permeabele membraan, dat noemen we osmose.
-
Osmose.
-
Je hebt vast wel gehoord van leren door osmose, je stopt een boek
-
tegen je hoofd, en wie weet sijpelt de kennis zo je hoofd in.
-
Dat is hetzelfde idee.
-
Daar komt dat woord vandaan.
-
Het idee dat water door membranen sijpelt om
-
concentraties gelijk te maken.
-
Dus als je stelt, ik heb een hoge concentratie hier,
-
lage concentratie hier.
-
Als er geen membraan zou zijn, zouden deze grote moleculen
-
weggaan, maar er is een semi-permeabele membraan hier,
-
dus kunnen ze niet.
-
Dus het systeem zal gewoon door logisch en door kans - geen magie
-
hier - meer water zal binnenkomen om de concentraties
-
in evenwicht te brengen.
-
Uiteindelijk - als er misschien een paar moleculen hier buiten zijn - niet zo
-
hoog als deze concentratie - uiteindelijk zal, als alles de kans krijgt
-
volledig zijn gang te gaan, dan zal het punt bereikt worden waar
-
er net zoveel - je een net zo hoge
-
concentratie aan deze kant, als aan de rechterkant
-
omdat de rechterkant volloopt met
-
water, en waarschijnlijk ook een groter volume krijgt.
-
En dan, nogmaals, de kans dat een watermolecuul
-
naar links of naar rechts gaat zal
-
gelijk zijn, en er zal een soort evenwicht zijn.
-
Maar ik wil het heel duidelijk maken - Diffusie is het principe
-
van een - van ieder deeltje dat zich van een hogere concentratie verspreid
-
naar een gebied met een lagere concentratie en
-
simpelweg verder verspreidt.
-
Osmose is de diffusie van water.
-
En meestal heb je het over de diffusie van water
-
als een oplosmiddel, en meestal is het in de context van een
-
semi-permeabele membraan, waarbij de opgeloste stof niet
-
door de membraan heen kan.
-
Maar goed, hopelijk heb je dit nuttig
-
en niet compleet verwarrend gevonden.