0:00:00.450,0:00:02.550 In deze video wil ik het over diverse onderwerpen hebben 0:00:02.550,0:00:03.650 die aan elkaar gerelateerd zijn. 0:00:03.650,0:00:05.850 En op een niveau, zijn ze erg simpel, maar op een ander niveau, 0:00:05.850,0:00:07.883 kunnen ze mensen in verwarring brengen. 0:00:07.883,0:00:10.110 Dus hopelijk kunnen we hier verbetering in aanbrengen. 0:00:10.110,0:00:12.400 Maar goed, een goede plaats om te starten - Laten we ons voorstellen dat ik 0:00:12.400,0:00:15.460 hier een soort bak heb. 0:00:15.460,0:00:18.130 Dit is dus mijn bak, en in die bak 0:00:18.130,0:00:21.430 heb ik wat watermoleculen. 0:00:21.430,0:00:24.070 Het bevat gewoon wat watermoleculen. 0:00:24.070,0:00:25.550 Ze bewegen allemaal langs elkaar heen. 0:00:25.550,0:00:27.920 Het is in de vloeibare vorm, dit is vloeibaar water. 0:00:27.920,0:00:30.340 En tussen deze watermoleculen, heb ik 0:00:30.340,0:00:33.050 een aantal suikermoleculen. 0:00:33.050,0:00:35.790 Misschien dat ik suiker in deze roze kleur ga doen. 0:00:35.790,0:00:40.690 Goed, ik heb dus een aantal suikermoleculen hier. 0:00:40.690,0:00:43.040 Ik heb echter heel veel meer watermoleculen. 0:00:43.040,0:00:44.290 Dat zal ik even duidelijker maken. 0:00:44.290,0:00:49.420 Ik heb heel veel meer watermoleculen in deze bak hier. 0:00:49.420,0:00:55.660 In een situatie zoals deze, noemen we het spul waar we 0:00:55.660,0:01:00.440 meer van hebben, het oplosmiddel of solvent. 0:01:00.440,0:01:03.350 In dit geval, zijn er meer watermoleculen en je kan 0:01:03.350,0:01:07.990 er ook letterlijk meer moleculen zien. 0:01:07.990,0:01:10.010 Ik ga hier verder niet in op de hele discussie over mol enzo, 0:01:10.010,0:01:13.140 omdat je dit misschien wel, misschien nog niet bekend 0:01:13.140,0:01:15.670 hebt, maar stel je gewoon voor dat dat waar er meer van is, 0:01:15.670,0:01:17.740 dat hetgene is wat we het oplosmiddel gaan noemen. 0:01:17.740,0:01:24.630 Dus in dit geval, water is het oplosmiddel. (Solvent) 0:01:24.630,0:01:30.030 En waar er minder van is - in dit geval, is dat de 0:01:30.030,0:01:32.730 suiker - dat noemen we de opgeloste stof of solute. 0:01:32.730,0:01:36.292 Dit is de opgeloste stof, dus de suiker, 0:01:36.292,0:01:37.640 Het hoeft geen suiker te ziijn. 0:01:37.640,0:01:40.320 Het kan ieder molecuul zijn waarvan er "minder" is, minder dan water 0:01:40.320,0:01:41.570 in dit geval 0:01:41.570,0:01:45.750 Suiker is de opgeloste stof. (Solute) 0:01:45.750,0:01:49.620 En we zeggen dat de suiker opgelost is in het water. 0:01:49.620,0:02:03.500 Suiker is opgelost in het water. 0:02:03.500,0:02:06.420 En dit hele gebeuren hier, the combinatie van de 0:02:06.420,0:02:10.229 water- en de suikermoleculen, noemen we een oplossing. 0:02:10.229,0:02:14.140 We noemen dit hele ding een oplossing. ("Solution") 0:02:14.140,0:02:16.870 En een oplossing heeft een oplosmiddel en een opgeloste stof. 0:02:16.870,0:02:18.160 Het oplosmiddel is water. 0:02:18.160,0:02:21.110 Dat hetgene dat het oplossen doet, en hetgene dat 0:02:21.110,0:02:23.220 opgelost is, is de suiker. 0:02:23.220,0:02:24.290 Dat is de opgeloste stof. 0:02:24.290,0:02:27.950 Dit is misschien een herhaling voor je, of misschien ook niet, maar ik 0:02:27.950,0:02:32.870 doe dit met een reden - omdat ik het wil hebben over, 0:02:32.870,0:02:34.370 ik wil het hebben over het concept diffusie. 0:02:34.370,0:02:39.960 Diffusie. ("Diffusion") 0:02:39.960,0:02:43.490 En het idee is eigenlijk vrij rechtoe rechtaan. 0:02:43.490,0:02:46.790 Als ik, laten we zeggen, dezelfde bak heb. 0:02:46.790,0:02:49.600 Of laten we een iets andere bak nemen, 0:02:49.600,0:02:50.640 om het over diffusie te hebben. 0:02:50.640,0:02:52.180 We komen terug op water en suiker, 0:02:52.180,0:02:54.070 met name terug op water. 0:02:54.070,0:02:58.570 We hebben hebben hier een bak, en laten we zeggen dat het 0:02:58.570,0:03:00.830 een aantal... Laten we zeggen dat er alleen wat lucht-deeltjes in zitten 0:03:00.830,0:03:03.560 Het kan vanalles zijn - zuurstof of koolstofdioxide. 0:03:03.560,0:03:07.880 Goed, ik teken hier dus een aantal luchtmoleculen. 0:03:07.880,0:03:11.060 Dus we stellen dat dit gasvormig is - om het n naampje te geven - 0:03:11.060,0:03:12.590 gasvormig zuurstof. 0:03:12.590,0:03:14.900 Dus dit is allemaal O2 - alle deeltjes, begrijp je? 0:03:14.900,0:03:16.900 En laten we stellen dat dit de huidige situatie is, 0:03:16.900,0:03:19.710 dat dit allemaal een vacuüm is, en er is sprake van 0:03:19.710,0:03:20.220 temperaturen. 0:03:20.220,0:03:22.490 Deze watermoleculen, die hebben een 0:03:22.490,0:03:25.280 soort van kinetische energie. 0:03:25.280,0:03:29.620 Ze bewegen in een soort willekeurige richtingen hier. 0:03:29.620,0:03:34.760 Mijn vraag is, wat staat er te gebeuren, 0:03:34.760,0:03:35.810 wat staat er te gebeuren in dit type bak 0:03:35.810,0:03:38.710 Wel, eenieder van deze jongens gaat op willekeurige wijze 0:03:38.710,0:03:39.770 botsen met een ander. 0:03:39.770,0:03:43.030 Het is waarschijnlijker dat ze botsen met dingen als ze een beneden/links-richting hebben, 0:03:43.030,0:03:45.120 dan als die richting boven-rechts is. 0:03:45.120,0:03:47.970 Dus als deze jongen in deze beneden/links-richting zou gaan, 0:03:47.970,0:03:50.110 zal hij botsen met iets, en dan 0:03:50.110,0:03:52.070 wegketsen in de boven/rechts-richting. 0:03:52.070,0:03:53.480 Maar in de boven/rechts-richting, 0:03:53.480,0:03:55.040 is er niets om tegenaan te botsen. 0:03:55.040,0:03:57.990 Dus, algemeen gezien, beweegt alles in willekeurige richtingen, 0:03:57.990,0:04:00.250 maar het is waarschijnlijker dat je in staat bent te bewegen naar 0:04:00.250,0:04:01.000 rechts toe. 0:04:01.000,0:04:02.500 Als je naar links gaat, is de kans groter dat je ergens 0:04:02.500,0:04:04.130 tegen aan botst. 0:04:04.130,0:04:06.090 Dus, het is bijna gezond verstand gebruiken en je snapt het. 0:04:06.090,0:04:09.550 Na een tijdje, als je het systeem in 0:04:09.550,0:04:11.580 een soort evenwicht laat komen - Ik ga daar niet in detail 0:04:11.580,0:04:12.340 over uitbreiden, 0:04:12.340,0:04:14.340 je kan de thermodynamica-videos kijken 0:04:14.340,0:04:15.470 als je dat wilt zien. 0:04:15.470,0:04:18.000 Je zal zien dat de container er uiteindelijk 0:04:18.000,0:04:19.140 ongeveer zo uit zal zien. 0:04:19.140,0:04:20.200 Ik kan dit niet garanderen, 0:04:20.200,0:04:22.500 er is een kans dat het zal blijven zoals hier, 0:04:22.500,0:04:25.920 maar het is erg waarschijnlijk dat deze vijf deeltjes 0:04:25.920,0:04:27.970 relatief verdeeld zullen zijn over de bak. 0:04:27.970,0:04:32.790 Dit is diffusie, en het is dus eigenlijk gewoon het verdelen 0:04:32.790,0:04:36.940 van deeltjes of moleculen van een hoog concentratiegebied naar een 0:04:36.940,0:04:39.140 laag concentratiegebied, duidelijk? 0:04:39.140,0:04:41.420 In dit geval, gaan de moleculen zich verspreiden in 0:04:41.420,0:04:43.780 die richting, van een hoog concentratie- naar een 0:04:43.780,0:04:45.130 laag concentratiegebied. 0:04:45.130,0:04:47.920 En nu vraag je je af, Sal, wat is concentratie? 0:04:47.920,0:04:51.060 En er zijn vele manieren om concentratie te meten, 0:04:51.060,0:04:54.120 en je kan ingaan op molariteit en molaliteit enzo. 0:04:54.120,0:04:57.830 Maar het hele simpele idee is: hoeveel van dat deeltje 0:04:57.830,0:04:59.900 heb je per eenheid ruimte? 0:04:59.900,0:05:02.780 Hier heb je dus een boel van deze deeltjes, 0:05:02.780,0:05:04.550 en hier heb je heel weinig van 0:05:04.550,0:05:05.850 deze deeltjes per eenheid ruimte. 0:05:05.850,0:05:09.230 Dit is dus een "hoge" concentratie, en 0:05:09.230,0:05:09.970 dat is een "lage"concentratie. 0:05:09.970,0:05:12.740 Je zou je ook andere experimenten zoals deze kunnen voorstellen. 0:05:12.740,0:05:17.000 Je zou een oplossing kunnen bedenken zoals - 0:05:17.000,0:05:18.250 laten we zoiets doen. 0:05:18.250,0:05:21.570 Laten we dit maken.... 0:05:21.570,0:05:22.820 Laten we zeggen dat ik twee bakken heb. 0:05:22.820,0:05:25.440 Twee bakken dus... 0:05:25.440,0:05:27.230 Laten we terug gaan naar de oplossing situatie. 0:05:27.230,0:05:29.720 Dit was een gas, maar ik was begonnen met dat voorbeeld, 0:05:29.720,0:05:31.432 dus laten we bij dat voorbeeld blijven. 0:05:31.432,0:05:35.530 Goed, stel we hebben een deur hier, en die is groter 0:05:35.530,0:05:38.370 dan zowel de water- als suikermoleculen. 0:05:38.370,0:05:41.305 Aan beide kanten heb ik een lading watermoleculen 0:05:41.305,0:05:52.020 een aantal watermoleculen... aan iedere kant... zo ongeveer... aan beide kanten... 0:05:52.020,0:05:53.300 Dus ik heb veel watermoleculen. 0:05:53.300,0:05:55.650 Als ik alleen watermoleculen zou hebben hier, 0:05:55.650,0:05:58.690 ze stuiteren rond in willekeurige richtingen, dus de kans 0:05:58.690,0:06:01.890 dat een watermolecuul deze kant op gaat, is equivalent aan de kans dat 0:06:01.890,0:06:04.590 een watermolecuul die kant op gaat, aangenomen dat beide kanten 0:06:04.590,0:06:06.570 hetzelfde niveau van van watermoleculen hebben, anders 0:06:06.570,0:06:07.510 zou de druk anders zijn. 0:06:07.510,0:06:10.070 Maar laten we aannemen dat de bovenkant van deze hetzelfde 0:06:10.070,0:06:11.170 is als de bovenkant van deze. 0:06:11.170,0:06:12.730 Er is dus niet meer druk om de ene 0:06:12.730,0:06:13.790 richting in te gaan dan een andere. 0:06:13.790,0:06:17.240 Dus, als voor welke reden ook, een groter aantal watermoleculen 0:06:17.240,0:06:18.772 de rechterkant op gingen, dan zou opeens 0:06:18.772,0:06:20.760 deze kant zich vullen met meer water, en we weten dat 0:06:20.760,0:06:22.620 dat niet waarschijnlijk is. 0:06:22.620,0:06:28.200 Dus dit is gewoon een oplossing - nee, dit zijn gewoon twee bakken met water, 0:06:28.200,0:06:30.340 Later we iets in gaan oplossen. 0:06:30.340,0:06:33.230 Laten we onze op te lossen stof erin op gaan lossen, en laten we 0:06:33.230,0:06:35.630 alles aan de linkerkant oplossen. 0:06:35.630,0:06:40.620 Dus we stoppen wat suikermoleculen aan de linkerkant. 0:06:40.620,0:06:42.910 En deze zijn klein genoeg om door de kleine buis te kunnen. 0:06:42.910,0:06:44.280 Dat is een aanname die ik maak. 0:06:44.280,0:06:45.120 Dus wat gaat er gebeuren? 0:06:45.120,0:06:47.710 Al deze dingen hebben een soort kinetische energie. 0:06:47.710,0:06:52.630 Ze stuiteren allemaal in het rond. 0:06:52.630,0:06:56.250 Goed, na een tijdje, terwijl het water heen en weer gaat. 0:06:56.250,0:06:57.600 Gaat dit watermolecuul misschien wel deze kant op. 0:06:57.600,0:07:00.040 Dat watermolecuul gaat misschien die kant op, maar ze vlakken 0:07:00.040,0:07:03.810 elkaar uit. Maar na een tijdje zal een van deze grote suikermoleculen 0:07:03.810,0:07:06.520 net de juiste richting ingaan om 0:07:06.520,0:07:08.470 erdoor te gaan - misschien dat deze jongen, in plaats van die 0:07:08.470,0:07:10.380 richting te gaan, toch die kant op gaat. 0:07:10.380,0:07:15.630 Hij gaat net door de tunnel die de twee bakken 0:07:15.630,0:07:18.050 verbind, en dan eindigt hij hier, zie je? 0:07:18.050,0:07:20.320 En deze jongen gaat hier weer verder met stuiteren. 0:07:20.320,0:07:23.570 En er is een kans dat hij weer terug gaat, maar er zijn 0:07:23.570,0:07:25.420 nog steeds meer deeltjes, meer suikerdeeltjes, hier dan hier. 0:07:25.420,0:07:31.350 Dus het is nog steeds waarschijnlijker dat een van deze jongens 0:07:31.350,0:07:33.350 die kant op gaat, dan dat een van deze jongens 0:07:33.350,0:07:34.340 die kant op gaat. 0:07:34.340,0:07:36.980 Je kan je voorstellen dat als je dit doet met triljoenen deeltjes - 0:07:36.980,0:07:40.650 Ik gebruik er maar vier - dat na een tijdje 0:07:40.650,0:07:43.440 de deeltjes zich verdeeld hebben zodat hun concentraties 0:07:43.440,0:07:44.550 ongeveer gelijk zullen zijn. 0:07:44.550,0:07:46.950 Dus mischien heb je er twee hier na een tijdje. 0:07:46.950,0:07:49.430 Maar wanneer je er maar drie of vier of vijf 0:07:49.430,0:07:51.380 deeltjes hebt, is er een kans dat dit niet gebeurt, 0:07:51.380,0:07:53.240 maar wanneer je het doet met triljard deeltjes, en ze zijn 0:07:53.240,0:07:56.810 super klein, dan is het erg, heel erg waarschijnlijk. 0:07:56.810,0:07:59.590 Maar hoe dan ook, dit hele proces - we zijn van 0:07:59.590,0:08:02.460 een bak met hoge concentratie naar een bak 0:08:02.460,0:08:06.080 met lage concentratie gegaan en de deeltjes zullen 0:08:06.080,0:08:08.530 zich van de lage-concentratiebak naar de 0:08:08.530,0:08:09.590 hoge-concentratiebak verspreid hebben. 0:08:09.590,0:08:11.130 Dus ze zijn gediffundeerd. 0:08:11.130,0:08:12.820 Dit is diffusie. 0:08:12.820,0:08:16.170 Dit is diffusie. 0:08:16.170,0:08:18.880 En om wat andere woorden te leren die wel 0:08:18.880,0:08:21.800 gebruikt worden rond het idee van diffusie - toen we begonnen 0:08:21.800,0:08:24.260 had dit een hogere concentratie. 0:08:24.260,0:08:26.715 De linker bak had hogere concentratie. 0:08:26.715,0:08:33.110 hogere concentratie... 0:08:33.110,0:08:34.130 Het is allemaal relatief he, 0:08:34.130,0:08:37.480 het is hoger dan deze. 0:08:37.480,0:08:39.505 En deze hier had een lage concentratie. 0:08:39.505,0:08:42.799 lage concentratie.... 0:08:42.799,0:08:44.450 En er zijn woorden voor deze dingen. 0:08:44.450,0:08:47.650 De oplossing met een hoge concentratie noemen we 0:08:47.650,0:08:50.330 een hypertone oplossing. 0:08:50.330,0:08:51.730 Dat gaan we even in geel schrijven. 0:08:51.730,0:08:58.330 hyper... hypertone oplossing. 0:08:58.330,0:09:01.120 Hyper, in het algemeen, betekend ergens veel van hebben, 0:09:01.120,0:09:02.620 ergens té veel van hebben. 0:09:02.620,0:09:05.925 En deze lagere concentratie is hypotoon. 0:09:05.925,0:09:13.720 hypó-toon... hypotone oplossing... lage concentratie... 0:09:13.720,0:09:16.660 Misschien heb je wel eens familie gehad, 0:09:16.660,0:09:20.730 die als een tijd niet gegeten hebben zeggen, ik ben hypo-, hypoglycemisch. 0:09:20.730,0:09:22.230 Dat houdt in dat ze niet - 0:09:22.230,0:09:22.910 ze voelen zich licht in het hoofd. 0:09:22.910,0:09:24.800 Er is niet genoeg suiker in hun bloed, 0:09:24.800,0:09:26.730 en ze gaan flauwvallen, dus ze willen eten. 0:09:26.730,0:09:29.930 Als je net een Mars gehad hebt, ben je misschien wel hyperglycemisch - 0:09:29.930,0:09:32.930 of misschien ben sowieso wel hyper. 0:09:32.930,0:09:35.580 Dit zijn sowieso goede voorvoegsels om te kennen, 0:09:35.580,0:09:38.650 maar hypertoon - je hebt veel van de opgeloste stof. 0:09:38.650,0:09:40.510 Je hebt een hoge concentratie. 0:09:40.510,0:09:44.500 En dan met hypotoon, niet zoveel van de opgeloste stof, dus 0:09:44.500,0:09:46.010 je hebt een lage concentratie. 0:09:46.010,0:09:47.130 Dit zijn goede woorden om te kennen. 0:09:47.130,0:09:51.220 Dus in het algemeen, diffusie - als er geen barrières zijn voor de 0:09:51.220,0:09:54.790 diffusie zoals hier was, dan gaat de opgeloste stof 0:09:54.790,0:09:58.820 van een hoge concentratie of hypertone oplossing als het kan verplaatsen 0:09:58.820,0:10:03.490 naar een hypotone oplossing, naar en hypo, waar 0:10:03.490,0:10:05.520 de concentratie lager is. 0:10:05.520,0:10:08.480 Goed, laten we een interessant experiment doen hier. 0:10:08.480,0:10:10.930 We hebben het over diffusie gehad, en over 0:10:10.930,0:10:14.530 diffusie van de opgeloste stof, toch? 0:10:14.530,0:10:17.770 En in het algemeen - en dus niet altijd - als je 0:10:17.770,0:10:19.780 zo algemeen wilt zijn als mogelijk, dan is de opgeloste stof 0:10:19.780,0:10:22.400 datgene waar je minder van hebt, het oplosmiddel is 0:10:22.400,0:10:23.510 dat waar je meer van hebt. 0:10:23.510,0:10:26.600 Het meest gebruikelijke oplosmiddel is meestal water, maar 0:10:26.600,0:10:27.520 het hoeft geen water te zijn. 0:10:27.520,0:10:28.870 Het zou een soort alcohol kunnen zijn. 0:10:28.870,0:10:31.390 Het zou kwik kunnen zijn. 0:10:31.390,0:10:34.880 Het zou een hele reeks van moleculen kunnen zijn, maar 0:10:34.880,0:10:38.130 water is in de meeste biologische en chemische systemen 0:10:38.130,0:10:39.460 het standaard oplosmiddel. 0:10:39.460,0:10:41.920 Het is waar andere dingen in opgelost worden. 0:10:41.920,0:10:46.380 Maar wat gebeurd er als we een tunnel hebbel waarbij de opgeloste stof te 0:10:46.380,0:10:51.060 groot is om erdoorheen te passeren, maar water wel klein genoeg is? 0:10:51.060,0:10:55.370 Laten we stil staan bij die situatie. 0:10:55.370,0:10:57.090 Om hier over na te denken, ga ik iets 0:10:57.090,0:10:58.830 interessants doen. 0:10:58.830,0:11:02.670 We hebben hier een bak. 0:11:02.670,0:11:03.950 Of eigenlijk ga ik die container niet eens tekenen. 0:11:03.950,0:11:07.190 We nemen een niet besloten omgeving waarin 0:11:07.190,0:11:09.260 we wat water hebben. 0:11:09.260,0:11:12.630 Dit is de onafgesloten omgeving, en dan is er 0:11:12.630,0:11:13.880 een soort membraan. 0:11:13.880,0:11:19.400 een soort membraan dus 0:11:19.400,0:11:22.040 Water kan in en uit dit membraan. 0:11:22.040,0:11:23.190 Dus het is halfdoorlaatbaar of semi-permeabel. 0:11:23.190,0:11:26.520 Dus, het is doorlaatbaar voor water, maar de opgeloste stof 0:11:26.520,0:11:27.110 kan niet door het membraan. 0:11:27.110,0:11:28.680 Laten we stellen dat de opgeloste stof suiker is. 0:11:28.680,0:11:33.060 We hebben dus water aan de buitenkant, 0:11:33.060,0:11:36.126 en ook aan de binnenkant van het membraan. 0:11:36.126,0:11:39.380 Dit zijn kleine watermoleculen. 0:11:39.380,0:11:43.950 Dit hier is een membraan. 0:11:43.950,0:11:46.520 En laten we stellen dat we weer wat suikermoleculen hebben - 0:11:46.520,0:11:47.560 Ik blijf suiker maar lastigvallen - 0:11:47.560,0:11:48.760 Het had vanalles kunnen zijn. 0:11:48.760,0:11:51.050 We hebben dus een paar suikermoleculen hier en ze zijn 0:11:51.050,0:11:55.950 net wat groter - of ze kunnen veel groter zijn. 0:11:55.950,0:11:57.750 Eigenlijk, zijn ze veel groter dan watermoleculen. 0:11:57.750,0:11:59.700 Je hebt een aantal - en ik teken er maar vier, maar je hebt er... 0:11:59.700,0:12:01.210 een triljoen, okee? 0:12:01.210,0:12:03.470 En er zijn nog veel meer watermoleculen. 0:12:03.470,0:12:05.325 Ik probeer alleen uit te beelden dat er meer watermoleculen dan 0:12:05.325,0:12:06.290 suikermoleculen zijn. 0:12:06.290,0:12:07.645 En dit membraan is halfdoorlaatbaar. 0:12:07.645,0:12:13.140 semi-permeabel... 0:12:13.140,0:12:15.210 permeabel betekent dat het dingen doorlaat 0:12:15.210,0:12:18.070 semi-permeabel beteket dat het niet volledig doorlaatbaar is. 0:12:18.070,0:12:20.650 Dus, semi-permeabel, in deze context, houdt in dat er 0:12:20.650,0:12:22.440 water door het membraan kan passeren. 0:12:22.440,0:12:28.850 Dus water kan erdoor, maar suiker niet. 0:12:28.850,0:12:30.100 Suiker is te groot. 0:12:30.100,0:12:35.900 Suiker kan er niet door. Omdat het molecuul te groot is. 0:12:35.900,0:12:39.220 Als we in zouden zoomen op het membraan zelf - 0:12:39.220,0:12:40.580 misschien ziet het membraan er zo uit, 0:12:40.580,0:12:41.980 Ik ga inzoomen op het membraan. 0:12:41.980,0:12:44.530 inzoomen dus... 0:12:44.530,0:12:48.620 Er zitter kleine gaatjes in het membraan, zo ongeveer. 0:12:48.620,0:12:51.270 En misschien zijn de watermoleculen ongeveer zo groot. 0:12:51.270,0:12:53.820 Ze kunnen dus door de gaten. 0:12:53.820,0:12:56.250 De watermoleculen gaan dus heen en weer door 0:12:56.250,0:13:01.520 de gaten, maar de suikermoleculen zijn ongeveer zo groot. 0:13:01.520,0:13:04.990 En ze passen dus niet door het gat. 0:13:04.990,0:13:07.280 Ze zijn te groot voor deze opening hier om heen 0:13:07.280,0:13:08.830 en weer te kunnen gaan. 0:13:08.830,0:13:12.680 Wat denk je dat er nu gaat gebeuren in deze situatie? 0:13:12.680,0:13:14.330 Om te beginnen, weer even onze terminologie. 0:13:14.330,0:13:15.720 Bedenk: Suiker is onze opgeloste stof. 0:13:15.720,0:13:17.120 Water is ons oplosmiddel. 0:13:17.120,0:13:18.930 Semi-permeabele membraan. 0:13:18.930,0:13:21.400 Welke kant van het membraan heeft een hogere 0:13:21.400,0:13:24.330 of lagere concentratie opgeloste stof? 0:13:24.330,0:13:25.690 Dat is dus de binnenkant. 0:13:25.690,0:13:27.060 De binnenkant is hypertoon. 0:13:27.060,0:13:32.370 Hypertoon, ik schrijf het er bij. 0:13:32.370,0:13:33.540 De buitenkant heeft een lagere 0:13:33.540,0:13:34.850 concentratie, en is dus hypotoon. 0:13:34.850,0:13:44.850 Hypo-toon. Het is hypotoon hierbuiten. 0:13:44.850,0:13:47.680 Goed, als deze openingen groot genoeg zijn, gebaseerd op waar we 0:13:47.680,0:13:51.330 net over gesproken hebben - deze jongens stuiteren rond, 0:13:51.330,0:13:53.700 water beweegt in beide richtingen, en een gelijke 0:13:53.700,0:13:56.520 kans of - eigenlijk ga ik het daar 0:13:56.520,0:13:58.360 zo over hebben. 0:13:58.360,0:14:01.660 Als alles wijd open stond, zou de kans gelijk zijn, 0:14:01.660,0:14:03.780 maar als alles wijd open stond, zouden deze jongens uiteindelijk 0:14:03.780,0:14:06.450 hiernaartoe stuiteren, en eindig je waarschijnlijk 0:14:06.450,0:14:08.500 met gelijke concentraties uiteindelijk. 0:14:08.500,0:14:10.710 En zo zou je dan je traditionele diffusie hebben, waarin 0:14:10.710,0:14:13.130 hoge concentratie van opgeloste stof naar 0:14:13.130,0:14:14.530 lage concentratie van opgeloste gaat. 0:14:14.530,0:14:17.350 Maar in dit geval, deze jongens - die passen niet 0:14:17.350,0:14:18.330 door deze openingen. 0:14:18.330,0:14:20.160 Alleen water kan heen en weer. 0:14:20.160,0:14:25.180 Als deze jongens er niet zouden zijn, zou water een gelijke 0:14:25.180,0:14:28.780 kans hebben om deze kant op te gaan, als ze zouden 0:14:28.780,0:14:33.940 hebben in die richting, een compleet gelijke kans. 0:14:33.940,0:14:40.090 Maar omdat de jongens aan de rechterkant, of - in dit geval - 0:14:40.090,0:14:42.290 aan de binnenkant van membraan. 0:14:42.290,0:14:47.000 Dit is de binnenkant van ons membraan, uitvergroot - Het is minder 0:14:47.000,0:14:50.440 waarschijnlijk omdat deze jongens in de weg kunnen zitten 0:14:50.440,0:14:55.230 voor de doorgangen - het is iets minder waarschijnlijk voor water 0:14:55.230,0:14:58.110 om in het pad naar de doorgang te zitten dus is het inderdaad 0:14:58.110,0:15:02.720 waarschijnlijker dat water binnenkomt dan dat water weggaat. 0:15:02.720,0:15:04.180 En ik wil dit heel duidelijk maken. 0:15:04.180,0:15:07.150 Als deze suikermoleculen hier niet waren, is het 0:15:07.150,0:15:09.830 logisch dat de kans gelijk is voor water om beide kanten op te gaan. 0:15:09.830,0:15:12.730 Maar nu deze suikermoleculen hier zijn, de 0:15:12.730,0:15:15.290 suikermoleculen kunnen aan de rechterkant zitten. 0:15:15.290,0:15:18.200 Ze zouden kunnen blokkeren - Ik denk dat de beste manier om hierover 0:15:18.200,0:15:20.430 te denken is het blokkeren van de weg naar de opening. 0:15:20.430,0:15:22.060 Ze zullen zelf nooit door de openingen heenkunnen, 0:15:22.060,0:15:24.490 en misschien zullen ze het niet eens blokkeren, maar ze gaan in 0:15:24.490,0:15:25.720 een willekeurige richting. 0:15:25.720,0:15:29.580 Dus als een watermolecuul richting opening kwam - het is allemaal 0:15:29.580,0:15:31.360 een kans dat het gebeurd, en we hebben het over triljoenen 0:15:31.360,0:15:34.610 moleculen - is het waarschijnlijker dat het geblokkeerd woord onderweg 0:15:34.610,0:15:35.360 naar buiten. 0:15:35.360,0:15:37.620 Maar bij de watermoleculen vanaf buiten - er is niets om hen 0:15:37.620,0:15:40.170 tegen te houden binnen te komen en je krijgt dus een 0:15:40.170,0:15:41.480 stroom van water naar binnen. 0:15:41.480,0:15:44.310 Dus in deze situatie, met een semi-permeabele membraan, 0:15:44.310,0:15:45.700 zal je water hebben. 0:15:45.700,0:15:49.280 Je zal een netto stroom van water naar binnen hebben. 0:15:49.280,0:15:51.430 En dit is dus, dit is interessant. 0:15:51.430,0:15:56.900 We hebben de oplosmiddel, dat van een hypotone situatie 0:15:56.900,0:15:59.600 naar een hypertone oplossing stroomt, maar het is 0:15:59.600,0:16:01.210 alleen hypotoon bij de opgeloste stof. 0:16:01.210,0:16:07.650 Dat is wanneer je het hebt over de opgeloste stof. 0:16:07.650,0:16:11.620 Maar water - als je het anderom bekijkt - als je 0:16:11.620,0:16:15.290 suiker als het oplosmiddel gebruikt, dan zou je kunnen zeggen dat we van een 0:16:15.290,0:16:19.470 hoge concentratie water naar een lage concentratie water gaan. 0:16:19.470,0:16:20.370 Ik wil je niet teveel in verwarring brengen. 0:16:20.370,0:16:23.090 Dit is wat mensen vaak in verwarring brengt, maar probeer je eens 0:16:23.090,0:16:24.040 voor te stellen wat er gaat gebeuren. 0:16:24.040,0:16:27.260 Het maakt niet uit wat voor situatie, de oplossing zal doen 0:16:27.260,0:16:30.000 wat het kan om de concentraties gelijk 0:16:30.000,0:16:30.680 te krijgen. 0:16:30.680,0:16:32.080 Om de concentraties aan beide 0:16:32.080,0:16:33.710 zijden zo gelijk mogelijk te krijgen. 0:16:33.710,0:16:35.150 En het niet even wat magie ofzo. 0:16:35.150,0:16:36.160 Het is niet alsof de oplossing denkt. 0:16:36.160,0:16:38.300 Het is allemaal gebaseerd op kansen en deze dingen die 0:16:38.300,0:16:41.050 rondstuiteren, maar in de situatie, is het waarschijnlijker 0:16:41.050,0:16:43.790 dat water de bak instroomt. 0:16:43.790,0:16:46.700 Het gaat dus eigenlijk van de hypotone zijde als 0:16:46.700,0:16:50.460 we het hebben over lage concentratie opgeloste stof naar de zijde 0:16:50.460,0:16:53.690 met een hoge concentratie opgeloste stof of 0:16:53.690,0:16:57.320 suiker - en eigenlijk, als dit ding rekbaar is, zal 0:16:57.320,0:17:01.670 er meer water naar binnen blijven stromen en zal 0:17:01.670,0:17:04.420 dit membraan oprekken. 0:17:04.420,0:17:08.420 Ik zal niet teveel in details treden hier, maar dit idee van water - 0:17:08.420,0:17:12.470 van het oplosmiddel - in dit geval is water het oplosmiddel - 0:17:12.470,0:17:15.150 van water als een oplosmiddel dat diffundeerd door 0:17:15.150,0:17:18.500 een semi-permeabele membraan, dat noemen we osmose. 0:17:18.500,0:17:22.569 Osmose. 0:17:22.569,0:17:25.170 Je hebt vast wel gehoord van leren door osmose, je stopt een boek 0:17:25.170,0:17:27.200 tegen je hoofd, en wie weet sijpelt de kennis zo je hoofd in. 0:17:27.200,0:17:28.000 Dat is hetzelfde idee. 0:17:28.000,0:17:29.500 Daar komt dat woord vandaan. 0:17:29.500,0:17:33.570 Het idee dat water door membranen sijpelt om 0:17:33.570,0:17:35.600 concentraties gelijk te maken. 0:17:35.600,0:17:38.370 Dus als je stelt, ik heb een hoge concentratie hier, 0:17:38.370,0:17:39.490 lage concentratie hier. 0:17:39.490,0:17:43.020 Als er geen membraan zou zijn, zouden deze grote moleculen 0:17:43.020,0:17:48.080 weggaan, maar er is een semi-permeabele membraan hier, 0:17:48.080,0:17:48.680 dus kunnen ze niet. 0:17:48.680,0:17:52.400 Dus het systeem zal gewoon door logisch en door kans - geen magie 0:17:52.400,0:17:56.090 hier - meer water zal binnenkomen om de concentraties 0:17:56.090,0:17:57.160 in evenwicht te brengen. 0:17:57.160,0:18:01.970 Uiteindelijk - als er misschien een paar moleculen hier buiten zijn - niet zo 0:18:01.970,0:18:06.440 hoog als deze concentratie - uiteindelijk zal, als alles de kans krijgt 0:18:06.440,0:18:08.970 volledig zijn gang te gaan, dan zal het punt bereikt worden waar 0:18:08.970,0:18:11.120 er net zoveel - je een net zo hoge 0:18:11.120,0:18:13.650 concentratie aan deze kant, als aan de rechterkant 0:18:13.650,0:18:16.500 omdat de rechterkant volloopt met 0:18:16.500,0:18:19.380 water, en waarschijnlijk ook een groter volume krijgt. 0:18:19.380,0:18:21.520 En dan, nogmaals, de kans dat een watermolecuul 0:18:21.520,0:18:23.600 naar links of naar rechts gaat zal 0:18:23.600,0:18:25.920 gelijk zijn, en er zal een soort evenwicht zijn. 0:18:25.920,0:18:29.910 Maar ik wil het heel duidelijk maken - Diffusie is het principe 0:18:29.910,0:18:33.130 van een - van ieder deeltje dat zich van een hogere concentratie verspreid 0:18:33.130,0:18:35.740 naar een gebied met een lagere concentratie en 0:18:35.740,0:18:36.950 simpelweg verder verspreidt. 0:18:36.950,0:18:41.240 Osmose is de diffusie van water. 0:18:41.240,0:18:44.210 En meestal heb je het over de diffusie van water 0:18:44.210,0:18:47.010 als een oplosmiddel, en meestal is het in de context van een 0:18:47.010,0:18:51.260 semi-permeabele membraan, waarbij de opgeloste stof niet 0:18:51.260,0:18:53.530 door de membraan heen kan. 0:18:53.530,0:18:55.800 Maar goed, hopelijk heb je dit nuttig 0:18:55.800,0:18:57.880 en niet compleet verwarrend gevonden.