-
Waar ik het in deze video over wil hebben
-
is het begrip elektronegativiteit.
-
Elektronegativiteit.
-
En het zeer verwante begrip
-
van elektronenaffiniteit.
-
Ze zijn zo verwant dat in het algemeen,
-
als iets een hoge elektronegativiteit heeft,
-
het ook een hoge elektronenaffiniteit heeft.
-
Maar wat houdt het in?
-
Elektronenaffiniteit is de mate waarin het atoom
-
elektronen aantrekt. Hoe graag houdt het van elektronen?
-
Wil het misschien meer elektronen?
-
Elektronegativiteit is iets specifieker.
-
Dat is, wanneer het atoom deel uitmaakt van een covalente binding,
-
als het elektronen deelt met een ander atoom,
-
hoe graag eist het
-
de elektronen op in de covalente binding?
-
Wat bedoel ik met elektronen opeisen?
-
Ik schrijf het hier op.
-
"Hoe erg eist het op"
-
En dit is natuurlijk een informele definitie,
-
opeisen, de elektronen voor zichzelf houden,
-
meer tijd bij hen doorbrengen
-
dan de andere partij in de covalente binding.
-
En dit is hoe erg ze houden van elektronen
-
of hoeveel affiniteit ze hebben naar elektronen.
-
Dus hoe graag ze elektronen willen.
-
Je kan zien dat dit erg
-
verwante begrippen zijn.
-
Dit is in de context van een covalente binding,
-
hoeveel elektronenaffiniteit is er?
-
Je moet je dit iets breder voorstellen,
-
maar deze twee begrippen gaan hand in hand samen.
-
En door alleen
-
elektronegativiteit te nemen, maakt het het iets tastbaarder.
-
Laten we één van de beroemdste
-
set van covalente bindingen nemen,
-
en dat is degene in een watermolecuul.
-
Water is zoals je weet H₂O.
-
Je hebt een zuurstof atoom,
-
en twee waterstof atomen.
-
Elk waterstofatoom heeft één valentie-elektron.
-
Zuurstof heeft in zijn buitenste schil,
-
één, twee, drie, vier, vijf, zes valentie-elektronen.
-
één, twee, drie, vier, vijf, zes valentie-elektronen.
-
Je kan je voorstellen dat waterstof gelukkig zou worden
-
als het kon doen alsof het nog een
-
elektron zou hebben. Dan heeft het in zijn elektronenconfiguratie
-
een stabiele, eerste schil dat maar twee elektronen nodig heeft.
-
De overige schillen vereisen acht elektronen.
-
Waterstof voelt zich dan net zo stabiel als helium
-
als het nog een andere elektron zou krijgen.
-
En zuurstof voelt zich net zo stabiel als neon
-
als het nog twee elektronen zou krijgen.
-
En dat is wat gebeurt als ze elkaars elektronen delen.
-
Deze elektron kan gedeeld worden samen met
-
dit elektron voor deze waterstof.
-
Zodat het voor waterstof net is alsof het
-
beide heeft en het wordt stabieler.
-
Het stabiliseert de buitenste schil.
-
en het stabiliseert het waterstof atoom.
-
Op dezelfde manier kan dat elektron
-
gedeeld worden met waterstof.
-
Het waterstof voelt zich meer als helium.
-
Dit zuurstof voelt zich als neon.
-
Voor wat hoort wat.
-
Het krijgt iets in ruil voor iets anders.
-
Het krijgt een elektron,
-
en het deelt een elektron met elk van deze waterstof.
-
Dit stabiliseert het zuurstof
-
gelijk aan neon.
-
Maar als je deze covalente bindingen bekijkt,
-
alleen in het geval waarin ze even
-
elektronegatief zijn heb je het geval
-
waarbij ze eerlijk samen delen.
-
Maar zelfs dan, maakt het uit wat er gebeurt
-
in de rest van het molecuul.
-
Maar in dit geval,
-
waarbij je zuurstof en waterstof hebt,
-
hebben ze niet dezelfde elektronegativiteit.
-
Zuurstof eist meer elektronen op dan waterstof.
-
En daarom gaan deze elektronen geen
-
gelijke tijd doorbrengen
-
Hier heb ik het zo getekend,
-
met deze valentie-elektronen als deze punten.
-
Maar zoals we weten, bevinden deze elektronen
-
zich in een wolk
-
om de kern.
-
Om de atomen dat de atomen maken.
-
Daarom, in dit type covalente binding,
-
brengen de twee elektronen die deze binding voorstellen
-
meer tijd door rond het zuurstof
-
dan dat ze doorbrengen om het waterstof.
-
En deze twee elektronen gaan meer tijd
-
doorbrengen om zuurstof,
-
dan dat ze doorbrengen om het waterstof.
-
Dat kunnen we weten omdat zuurstof elektronegatiever is,
-
maar daar hebben we het straks over.
-
Dit is een erg belangrijk concept in de scheikunde,
-
en zeker als je later organische chemie gaat bestuderen.
-
Want omdat we weten dat
-
zuurstof elektronegatiever is,
-
en de elektronen meer tijd doorbrengen
-
om zuurstof dan om waterstof,
-
creëert het een deels negatieve lading aan deze kant.
-
En een deels positieve lading aan deze kant.
-
En dat is waarom water zoveel van zijn eigenschappen heeft.
-
We gaan daar dieper op in in andere video's.
-
En als je je bezighoudt met organische chemie,
-
kan je een heleboel reacties die voorkomen
-
voorspellen,
-
of de meest waarschijnlijk te vormen moleculen
-
kunnen worden voorspelt gebaseerd op elektronegativiteit.
-
Helemaal wanneer je je verdiept
-
in oxidatie nummers en dat soort dingen.
-
Dan kan elektronegativiteit je een boel vertellen.
-
Nu we weten wat elektronegativiteit is,
-
laten we eens kijken wat er gebeurt,
-
als we door een periode
-
in het periodiek systeem heen gaan.
-
Zeg dat we beginnen in groep een,
-
en we gaan helemaal door
-
tot aan de halogenen.
-
Helemaal hier tot aan de gele kolom.
-
Wat denk je wat de trend gaat worden
-
voor de elektronegativiteit?
-
Nogmaals, een manier om dit voor te stellen
-
is om in extremen te denken.
-
Neem bijvoorbeeld natrium en chloor.
-
Ik zou graag willen dat je de video
-
pauzeert en er over nadenkt.
-
Ervan uitgaande dat je het gedaan hebt,
-
en op een bepaalde manier is het
-
hetzelfde idee als ionisatie energie.
-
Iets als natrium heeft een enkel elektron
-
in zijn buitenste schil.
-
Het is moeilijk om deze schil compleet te maken.
-
Om in een stabiele staat te komen is het veel eenvoudiger
-
om een elektron weg te geven.
-
Zodat het een stabiele configuratie kan krijgen zoals neon.
-
Het wil dus graag een elektron weg geven.
-
We hebben gezien in de vorige video,
-
dat dit de reden is waarom het een lage ionisatie energie heeft.
-
Het kost weinig energie in een gasvormige toestand,
-
om een elektron van natrium te verwijderen.
-
Maar chloor is het tegenovergestelde.
-
Het is één elektron verwijderd van een complete schil.
-
Het laatste wat het wil is een elektron weggeven.
-
Het wil er juist één verkrijgen. Heel, heel, heel graag.
-
Zodat het de configuratie van argon kan krijgen.
-
Met een complete derde schil.
-
De logica is dat natrium het niet erg vindt
-
om een elektron weg te geven.
-
Terwijl chloor heel graag een elektron wil hebben.
-
Dus chloor is meer geneigd om elektronen op te eisen.
-
Terwijl het onwaarschijnlijk is dat natrium elektronen op eist.
-
De trend die je ziet
-
als je van links naar rechts gaat,
-
met betrekking tot de elektronegativiteit,
-
je krijgt een hogere elektronegativiteit.
-
Meer elektronegativiteit als je
-
naar rechts gaat.
-
Wat denk je wat de trend is
-
als je naar beneden gaat in een groep?
-
Wat wordt de trend als je naar beneden gaat?
-
Ik geef een hint.
-
Denk aan de atoom radius.
-
Pauzeer de video en bedenk
-
wat de trend is?
-
Gaan we meer of minder elektronegativiteit krijgen
-
als we naar beneden gaan?
-
Ik ga ervan uit dat je het geprobeerd hebt.
-
Zoals we weten van de video over atoom radii,
-
wordt ons atoom groter en groter,
-
als we meer en meer schillen toevoegen.
-
Cesium heeft één elektron in zijn buitenste schil,
-
in de zesde schil.
-
En lithium heeft één elektron.
-
Alles hier, alle elementen van groep een,
-
hebben één elektron in hun buitenste schil.
-
Maar dit 55ste elektron,
-
dat ene elektron in de buitenste schil van cesium,
-
is veel verder weg dan het buitenste elektron
-
van lithium of waterstof.
-
En dat is één van de redenen waarom
-
er meer storing is tussen dat elektron en de kern
-
door alle andere elektronen ertussen
-
en ook omdat het verder weg staat.
-
Het is dus makkelijk om het af te pakken.
-
Cesium zal dus heel makkelijk
-
elektronen afgeven.
-
Veel makkelijker dan waterstof.
-
Als je dus naar beneden gaat in een groep,
-
ervaar je minder en minder elektronegativiteit.
-
Gebaseerd hierop,
-
wat zal het meest elektronegatieve atoom zijn
-
van alle atomen?
-
Dat zullen degene zijn
-
die rechtsboven staan in het periodiek systeem.
-
Dat zijn deze helemaal hier.
-
Deze zullen het meest elektronegatief zijn.
-
Soms vergeten we de edelgassen
-
omdat ze helemaal niet reactief zijn,
-
ze vormen geeneens covalente binding,
-
omdat ze gelukkig zijn.
-
Terwijl deze sujetten hier,
-
soms covalente bindingen willen vormen,
-
en wanneer ze doen, eisen ze de elektronen op.
-
Wat zijn de minst electronegatieve elementen?
-
ook wel elektropositieve genoemd?
-
Dat zijn degene hier linksonder.
-
Deze hier hebben maar,
-
neem het geval van cesium,
-
ze hebben maar één elektron om weg te geven
-
en dat zou ze zo stabiel maken als xenon.
-
Of in het geval van deze elementen uit groep twee
-
zij zouden er twee moeten weggeven.
-
Maar het is eenvoudiger er twee weg te geven
-
dan er een heel stel te krijgen.
-
En het zijn grote, hele grote atomen.
-
Dus de buitenste elektronen worden
-
minder aangetrokken door de positieve kern.
-
De trend in het periodiek systeem is dus
-
als je van linksonder,
-
naar rechtsboven gaat,
-
dan word je meer en meer elektronegatief.