-
Nu we weten wat vectoren en scalars zijn,
-
kunnen we het toepassen in veel voorkomende
-
opdrachten uit je natuurkunde lessen.
-
Maar tegelijkertijd zijn het vraagstukken die je in het normale leven ook tegen kunt komen.
-
Bijvoorbeeld als je wilt weten hoe ver je bent gekomen,
-
hoe snel je beweegt of hoe lang het duurt voordat je ergens bent.
-
Hier is Shantanu die 5 kilometer naar het noorden kon rijden in 1 uur
-
in zijn auto. Wat was zijn gemiddelde snelheid?
-
Even een kleine herhaling van vectoren en scalars.
-
Ze vertellen ons dus dat hij 5 kilometer kon rijden naar het noorden.
-
Ze geven ons dus een grootte DAT ZIJN DE 5 KILOMETERS. Dat is de grootte
-
van de afstand die hij heeft gereden.
-
En we weten ook de richting.
-
Hij reed dus een afstand van 5 km, en afstand is een scalar.
-
Maar als we de richting weten, weten we de verplaatsing.
-
En is deze dus een vector grootheid
-
Hij verplaatste zich dus 5 km naar het noorden.
-
Dat deed hij 1 uur, in zijn auto.
-
Wat was zijn gemiddelde snelheid?
-
De snelheid, die je overigens op verschillende manieren kunt uitleggen,
-
de snelheid is een vectorgrootheid
-
En de manier waarop we vectoren en scalars onderscheiden
-
is dat we een klein pijltje boven het symbool van de vector tekenen.
-
Normaal gesproken zijn het hoofdletters met een spatie
-
en hebben ze er een pijltje boven staan en dat betekent...
-
Maar hier doet de waarde er niet toe. En ook de grootte van dit ding is niet belangrijk.
-
Ook de richting doen we niets mee. Het pijltje vertelt ons alleen dat het een vectorgrootheid is.
-
De snelheid van een voorwerp is zijn verandering van plaats