< Return to Video

Examples rounding to the nearest 10 and 100 | 3rd grade | Khan Academy

  • 0:00 - 0:01
  • 0:01 - 0:02
    We hebben hier vier getallen.
  • 0:02 - 0:05
    Wat ik wil doen is elk getal afronden
  • 0:05 - 0:08
    tot het dichtstbijzijnde honderdtal.
  • 0:08 - 0:11
    Ik raad je aan om de video te pauzeren en het zelf te proberen.
  • 0:11 - 0:12
    Maak twee kolommen.
  • 0:12 - 0:17
    Maak eerst een voor het dichtstbijzijnde tientallen.
  • 0:17 - 0:23
    en de andere voor het dichtstbijzijnde honderdtallen.
  • 0:23 - 0:25
    En begin met 154
  • 0:25 - 0:30
    Dus 154, welke tiental zit boven 154?
  • 0:30 - 0:32
    Dat is 160.
  • 0:32 - 0:38
    En het tiental onder 154 is 150.
  • 0:38 - 0:42
    We gaan dus naar boven afronden naar 160 of we gaan naar beneden afronden naar 150
  • 0:42 - 0:44
    Wanneer we gaan afronden naar het dichtstbijzijnde tiental
  • 0:44 - 0:46
    moeten we kijken naar de eenheden.
  • 0:46 - 0:49
    Een plaats naar rechts van het getal wat we af gaan ronden.
  • 0:49 - 0:51
    Dus we kijken naar de 4 bij de eenheden.
  • 0:51 - 0:58
    Omdat 4 kleiner is dan 5, ronden we het af naar 150.
  • 0:58 - 1:00
    Bedenk nu voor hetzelfde getal,
  • 1:00 - 1:05
    hoe je die afrondt naar het dichtstbijzijnde honderdtal. Dus 154 naar het dichtstbijzijnde honderdtal.
  • 1:05 - 1:08
    Dus nu moeten we nadenken als we naar boven afronden,
  • 1:08 - 1:11
    wat is het honderdtal boven 154?
  • 1:11 - 1:15
    160 is niet een honderdtal. Het honderdtal boven 154
  • 1:15 - 1:17
    is 200.
  • 1:17 - 1:19
    Wat is het honderdtal onder 154?
  • 1:19 - 1:22
    Dat is dus 100.
  • 1:22 - 1:25
    Dus als we gaan afronden naar het dichtstbijzijnde honderdtal,
  • 1:25 - 1:26
    gaan we kijken naar het honderdtal.
  • 1:26 - 1:28
    We kijken een plek naar rechts
  • 1:28 - 1:30
    van dat, wat de tiental is.
  • 1:30 - 1:33
    Als dat getal 5 of hoger is. Ronden we naar boven af.
  • 1:33 - 1:36
    Is het lager, dan ronden we af naar beneden.
  • 1:36 - 1:39
    Nou is dit duidelijk 5 of hoger, dus we ronden naar boven af.
  • 1:39 - 1:40
    Dit is interessant.
  • 1:40 - 1:43
    Wanneer we afronden naar het dichtstbijzijnde tiental, omdat er een 4 staat
  • 1:43 - 1:45
    bij de eenheden, rondde we naar beneden af.
  • 1:45 - 1:47
    Maar wanneer we afrondden naar het dichtstbijzijnde honderdtal,
  • 1:47 - 1:52
    want we hadden een 5 bij het tiental, ronden we af naar 200.
  • 1:52 - 1:53
    Laten we meer gaan doen.
  • 1:53 - 1:54
    Dit is leuk.
  • 1:54 - 2:00
    Dus 4674.
  • 2:00 - 2:08
    Het tiental daarboven is 4680
  • 2:08 - 2:14
    Het tiental daaronder is 4670.
  • 2:14 - 2:17
    Bedenk je dat we alleen naar de tientallen kijken.
  • 2:17 - 2:19
    Dus ronden we af naar boven of naar beneden?
  • 2:19 - 2:22
    We denken aan afronden van de tientallen.
  • 2:22 - 2:26
    Dus daarom wordt het een 8 als we naar boven afronden.
  • 2:26 - 2:27
    of een 7 als we naar beneden afronden.
  • 2:27 - 2:30
    Om dat uit te zoeken, kijken we naar de eenheden.
  • 2:30 - 2:32
    Als de eenheid groter is dan 5, gaan we naar boven afronden.
  • 2:32 - 2:34
    Is het kleiner dan 5, ronden we af naar beneden.
  • 2:34 - 2:41
    Het is weer kleiner dan 5, dus ronden we af naar beneden.
  • 2:41 - 2:43
    Laten we hetzelfde getal afronden naar de dichtstbijzijnde honderdtal.
  • 2:43 - 2:46
  • 2:46 - 2:49
    Wat in de honderdtal lager dan dit?
  • 2:49 - 2:53
    Nou, het honderdtal wat lager zit, is 4600.
  • 2:53 - 2:58
    Het honderdtal hierboven is 4700.
  • 2:58 - 3:00
    Als we proberen te denken aan afronden naar het dichtstbijzijnde
  • 3:00 - 3:03
    honderdtal. Dan willen we kijken naar het tiental.
  • 3:03 - 3:10
    Het tiental is 5 of hoger, dus ronden we af naar 4700.
  • 3:10 - 3:14
    Probeer nu 9995.
  • 3:14 - 3:15
    En nog een keer, probeer altijd te pauzeren
  • 3:15 - 3:17
    als je dit getal nog niet hebt gedaan.
  • 3:17 - 3:19
    Probeer het zelf.
  • 3:19 - 3:23
    Dus 9995.
  • 3:23 - 3:26
    Wat is het tiental onder het getal?
  • 3:26 - 3:30
    Nou het tiental hieronder is 9990.
  • 3:30 - 3:32
    En wat is het tiental hierboven?
  • 3:32 - 3:39
    Nou als je dit optelt met 10, dan krijg je 10.000.
  • 3:39 - 3:41
    Dus je kan denken. Hey, is dit niet een honderdtal?
  • 3:41 - 3:43
    en eigenlijk is dit een duizendtal
  • 3:43 - 3:44
    het is ook een tienduizendtal.
  • 3:44 - 3:46
    Het is alles, maar het tiental
  • 3:46 - 3:51
    boven 9995 is 10.000.
  • 3:51 - 3:53
    Je hoeft maar een klein beetje toe te voegen om bij 10.000 te komen.
  • 3:53 - 3:57
    Of het tiental onder is duidelijk 9990.
  • 3:57 - 4:01
    10 meer dan dat geeft je 10.000.
  • 4:01 - 4:02
    Dus, hoe rond je dit af?
  • 4:02 - 4:05
    Nou, we beginnen weer met afronden naar de dichtstbijzijnde tiental.
  • 4:05 - 4:07
    We kijken naar de eenheden.
  • 4:07 - 4:14
    De eenheid is 5 of hoger, dus we ronden af naar 10.000.
  • 4:14 - 4:16
    Laten we nu afronden naar de dichtstbijzijnde honderdtal.
  • 4:16 - 4:18
    Je zou hier nu al aan gewend moeten zijn.
  • 4:18 - 4:22
    Naar het dichtstbijzijnde honderdtal. Wat is het honderdtal onder dit getal?
  • 4:22 - 4:26
    Nou, dat is 9900.
  • 4:26 - 4:30
    Wat is het honderdtal boven dit getal?
  • 4:30 - 4:35
    Nou, als je 100 bij 9900 optelt krijg je weer 10.000.
  • 4:35 - 4:38
    Dus hoe bepaal je nou of je naar boven of naar beneden afrond?
  • 4:38 - 4:39
    We kijken nu niet meer naar de eenheden.
  • 4:39 - 4:41
    We ronden nu af naar de dichtstbijzijnde honderdtal.
  • 4:41 - 4:43
  • 4:43 - 4:45
    Om dat te doen, kijken we naar 1 plaats naar rechts,
  • 4:45 - 4:47
    wat de tientallen zijn.
  • 4:47 - 4:49
    Als het 5 of hoger is, ronden we naar boven af.
  • 4:49 - 4:51
    Als het lager is dan 5, ronden we af naar beneden.
  • 4:51 - 4:57
    Het is 5 of hoger, dus we ronden alweer af naar boven naar 10.000.
  • 4:57 - 5:07
    We hebben nog een getal, 8346.
  • 5:07 - 5:13
    Het tiental daaronder is 8340.
  • 5:13 - 5:20
    Het tiental daarboven is 8350.
  • 5:20 - 5:22
    Als we gaan afronden naar het dichtstbijzijnde tiental,
  • 5:22 - 5:24
    moeten we naar de eenheden kijken.
  • 5:24 - 5:28
    Die is 5 of groter, dus ronden we naar boven af.
  • 5:28 - 5:31
    Laten we afronden naar het dichtstbijzijnde honderdtal.
  • 5:31 - 5:41
    8346, het honderdtal hierboven is 8400.
  • 5:41 - 5:45
    Het honderdtal hieronder is 8300.
  • 5:45 - 5:47
    Bedenk dat we afronden in honderdtallen.
  • 5:47 - 5:51
    Als we naar boven gaan afronden, wordt het honderdtal een 4.
  • 5:51 - 5:53
    Als we naar beneden gaan afronden blijft het honderdtal een 3.
  • 5:53 - 5:55
    gevolgd door nullen.
  • 5:55 - 5:57
    Als we willen afronden naar het dichtstbijzijnde honderdtal,
  • 5:57 - 5:59
    moeten we kijken naar de tientallen.
  • 5:59 - 6:05
    Het tiental is hier lager dan 5, dus ronden we af naar beneden, naar 8300.
  • 6:05 - 6:07
    Bedenk weer, wanneer we afronden naar het dichtstbijzijnde tiental,
  • 6:07 - 6:10
    ronden we af naar boven, naar 8350.
  • 6:10 - 6:12
    Als we afronden naar het dichtstbijzijnde honderdtal,
  • 6:12 - 6:15
    ronden we naar beneden af, naar 8300.
  • 6:15 - 6:17
Title:
Examples rounding to the nearest 10 and 100 | 3rd grade | Khan Academy
Description:

more » « less
Video Language:
English
Team:
Khan Academy
Duration:
06:17

Dutch subtitles

Revisions