< Return to Video

Pythagorean Theorem Proof Using Similarity

  • 0:00 - 0:01
  • 0:01 - 0:04
    We hebben hier een rechthoekige driehoek.
  • 0:04 - 0:07
    En het is een rechhoekige driehoek omdat hij een hoek van 90 graden heeft ofwel een rechte hoek.
  • 0:07 - 0:09
    En het is een rechhoekige driehoek omdat hij een hoek van 90 graden heeft ofwel een rechte hoek.
  • 0:09 - 0:13
    Nu hebben we een naam voor de langste zijde van een rechthoekige zijde,
  • 0:13 - 0:15
    Nu hebben we een naam voor de langste zijde van een rechthoekige zijde,
  • 0:15 - 0:17
    en dat is de zijde tegenover de hoek van 90 graden
    en die noemen we de hypotenusa.
  • 0:17 - 0:21
    en dat is de zijde tegenover de hoek van 90 graden
    en die noemen we de hypotenusa.
  • 0:21 - 0:24
    Het is een bijzonder woord voor zoiets simpels
  • 0:24 - 0:26
    wat gewoon de langste zijde van een rechthoekige driehoek is of de zijde tegenover de rechte hoek.
  • 0:26 - 0:28
    wat gewoon de langste zijde van een rechthoekige driehoek is of de zijde tegenover de rechte hoek.
  • 0:28 - 0:30
    En het is goed dat te weten voor het geval iemand de hypotenusa noemt.
  • 0:30 - 0:30
    En het is goed dat te weten voor het geval iemand de hypotenusa noemt.
  • 0:30 - 0:33
    Dan weet je dat ze het over deze zijde hebben,
  • 0:33 - 0:37
    de langste zijde tegenover de 90 graden hoek.
  • 0:37 - 0:39
    Wat ik nu in deze video wil doen
  • 0:39 - 0:42
    is een beroemde relatie bewijzen.
  • 0:42 - 0:44
    En je vermoedt misschien al waar dit naar toe gaat.
  • 0:44 - 0:46
    Een hele beroemde relatie tussen de lengtes van de zijdes van een rechthoekige driehoek.
  • 0:46 - 0:49
    Een hele beroemde relatie tussen de lengtes van de zijdes van een rechthoekige driehoek.
  • 0:49 - 0:53
    Dus laten we zeggen dat we de lengte AC vanaf nu lengte a gaan noemen.
  • 0:53 - 0:56
    Dus laten we zeggen dat we de lengte AC vanaf nu lengte a gaan noemen.
  • 0:56 - 1:00
    De lengte BC noemen we dan lengte b.
  • 1:00 - 1:03
    Ik gebruik hoofdletters voor punten en normale letters voor lengtes.
  • 1:03 - 1:07
    En de lengte van de hypotenusa, ook wel AB,
  • 1:07 - 1:08
    die noemen we lengte c.
  • 1:08 - 1:10
    Nu gaan we kijken of we een verband kunnen vinden tussen a, b en c.
  • 1:10 - 1:13
    Nu gaan we kijken of we een verband kunnen vinden tussen a, b en c.
  • 1:13 - 1:15
    En om dat te doen zal ik eerst nog een stuk lijn tekenen
  • 1:15 - 1:16
    En om dat te doen zal ik eerst nog een stuk lijn tekenen
  • 1:16 - 1:20
    tussen C en de hypotenusa.
  • 1:20 - 1:22
    En die teken ik zo dat ze kruisen in een rechte hoek.
  • 1:22 - 1:24
    En die teken ik zo dat ze kruisen in een rechte hoek.
  • 1:24 - 1:25
    En dat kan je altijd doen.
  • 1:25 - 1:27
    En dit punt hier noemen we dan D.
  • 1:27 - 1:28
    En dit punt hier noemen we dan D.
  • 1:28 - 1:31
    Je vraagt je nu misschien af waarom dit altijd kan?
  • 1:31 - 1:34
    Je kunt je voorstellen dat we deze hele driehoek draaien
  • 1:34 - 1:36
    Dit is geen vast bewijs maar het geeft je een idee waarom je altijd zo'n punt kunt tekenen.
  • 1:36 - 1:38
    Dit is geen vast bewijs maar het geeft je een idee waarom je altijd zo'n punt kunt tekenen.
  • 1:38 - 1:40
    Dit is geen vast bewijs maar het geeft je een idee waarom je altijd zo'n punt kunt tekenen.
  • 1:40 - 1:41
    Nu heb ik hem gedraaid.
  • 1:41 - 1:45
    Dus nu zitten we op onze hypotenusa.
  • 1:45 - 1:48
    Dit is nu punt B en dit is punt A.
  • 1:48 - 1:51
    Dus we hebben dat ding helemaal omgedraaid.
  • 1:51 - 1:53
    Dit is punt C. Je kunt je nu voorstellen dat als je een steen met een touw eraan laat vallen vanaf punt C,
  • 1:53 - 1:56
    Dit is punt C. Je kunt je nu voorstellen dat als je een steen met een touw eraan laat vallen vanaf punt C,
  • 1:56 - 1:59
    dan zou die de hypotenusa raken met een rechte hoek.
  • 1:59 - 2:03
    Dus dat is alles wat we hebben gedaan om punt D van lijn CD te bepalen.
  • 2:03 - 2:06
    Dus dat is alles wat we hebben gedaan om punt D van lijn CD te bepalen.
  • 2:06 - 2:07
    En de reden waarom we dit gedaan hebben is dat we allerlei verbanden kunnen vinden
  • 2:07 - 2:09
    En de reden waarom we dit gedaan hebben is dat we allerlei verbanden kunnen vinden
  • 2:09 - 2:10
    tussen gelijkvormige driehoeken.
  • 2:10 - 2:12
    Omdat we hier nu drie driehoeken hebben.
  • 2:12 - 2:16
    We hebben driehoek ADC, driehoek DBC,
  • 2:16 - 2:18
    en we hebben de originele grotere driehoek.
  • 2:18 - 2:20
    En hopelijk kunnen we gelijkvormigheid bepalen
  • 2:20 - 2:22
    tussen deze driehoeken.
  • 2:22 - 2:28
    Eerst zal ik je laten zien dat ADC gelijkvormig is aan de grotere.
  • 2:28 - 2:30
    Omdat beiden een rechte hoek hebben.
  • 2:30 - 2:32
    ADC heeft hier een rechte hoek.
  • 2:32 - 2:34
    Als deze hoek 90 graden is,
  • 2:34 - 2:36
    dan moet deze hoek ook 90 graden zijn.
  • 2:36 - 2:37
    Ze zijn aanvullend.
  • 2:37 - 2:39
    Ze moeten optellen tot 180.
  • 2:39 - 2:40
    En dus hebben beiden een rechte hoek.
  • 2:40 - 2:42
    Dus de kleinere heeft een rechte hoek.
  • 2:42 - 2:44
    De grotere heeft duidelijk ook een rechte hoek.
  • 2:44 - 2:45
    Daar zijn we begonnen.
  • 2:45 - 2:49
    En zij delen beide deze hoek hier,
  • 2:49 - 2:52
    hoek DAC of BAC, hoe je die ook wilt noemen.
  • 2:52 - 2:54
    hoek DAC of BAC, hoe je die ook wilt noemen.
  • 2:54 - 2:57
    Dus kunnen we het volgende opschrijven:
  • 2:57 - 3:00
    ik begin met de kleinere driehoek ADC.
  • 3:00 - 3:02
    Ik zal hem even inkleuren.
  • 3:02 - 3:04
    Dit is de driehoek waar we het over hebben.
  • 3:04 - 3:05
    Driehoek ADC.
  • 3:05 - 3:07
    En ik van de blauwe hoek naar de rechte hoek
  • 3:07 - 3:11
    naar de hoek zonder naam in de driehoek ADC.
  • 3:11 - 3:14
    Deze rechte hoek geldt niet voor die hoek daar.
  • 3:14 - 3:16
    Die geldt voor de grotere driehoek.
  • 3:16 - 3:25
    Dus we kunnen zeggen dat driehoek ADC gelijkvormig is met de driehoek ACB.
  • 3:25 - 3:27
    Nogmaals, we beginnen met de blauwe hoek A.
  • 3:27 - 3:30
    Toen gingen we naar de rechte hoek.
  • 3:30 - 3:32
    Dus moeten we weer naar de rechte hoek toe.
  • 3:32 - 3:33
    Dus is dit ACB.
  • 3:33 - 3:37
    Dus is dit ACB.
  • 3:37 - 3:39
    En omdat ze gelijkvormig zijn, kunnen we een verband opstellen over de lengtes van de zijdes.
  • 3:39 - 3:42
    En omdat ze gelijkvormig zijn, kunnen we een verband opstellen over de lengtes van de zijdes.
  • 3:42 - 3:45
    Wij weten bijvoorbeeld dat verhouding van overeenkomstige zijdes constant blijft in dit geval.
  • 3:45 - 3:47
    Wij weten bijvoorbeeld dat verhouding van overeenkomstige zijdes constant blijft in dit geval.
  • 3:47 - 3:49
    Wij weten bijvoorbeeld dat verhouding van overeenkomstige zijdes constant blijft in dit geval.
  • 3:49 - 3:50
    Wij weten bijvoorbeeld dat verhouding van overeenkomstige zijdes constant blijft in dit geval.
  • 3:50 - 3:54
    Dus kunnen we de verhouding van de hypotenusa van de kleinere driehoek nemen.
  • 3:54 - 3:55
    Dus kunnen we de verhouding van de hypotenusa van de kleinere driehoek nemen.
  • 3:55 - 3:57
    De hypotenusa is AC.
  • 3:57 - 4:01
    Dus AC gedeeld door de hypotenusa van de grotere, AB,
  • 4:01 - 4:10
    wordt hetzelfde als een van de benen, AD,...
  • 4:10 - 4:14
    wordt hetzelfde als een van de benen, AD,...
  • 4:14 - 4:17
    En ik neem overeenkomstige punten uit beide driehoeken dus is dit AD gedeeld door AC.
  • 4:17 - 4:24
    En ik neem overeenkomstige punten uit beide driehoeken dus is dit AD gedeeld door AC.
  • 4:24 - 4:26
    Je kunt zelf naar deze driehoeken kijken en laten zien
  • 4:26 - 4:30
    dat punt AD het punt is tussen de blauwe en de rechte hoek.
  • 4:30 - 4:31
    dat punt AD het punt is tussen de blauwe en de rechte hoek.
  • 4:31 - 4:35
    Sorry, zijde AD zit tussen de blauwe en de rechte hoek.
  • 4:35 - 4:38
    Zijde AC zit tussen de blauwe en de rechte hoek
  • 4:38 - 4:39
    van de grotere driehoek.
  • 4:39 - 4:41
    Dus deze zijn allebei van de grotere driehoek.
  • 4:41 - 4:44
    En dit zijn de overeenkomstige zijdes van de kleinere driehoek.
  • 4:44 - 4:47
    En als je dat verwarrend vindt om te zien
  • 4:47 - 4:50
    kan je de overeenkomstige punten zoeken zolang je de gelijkvormigheid correct benoemt.
  • 4:50 - 4:52
    kan je de overeenkomstige punten zoeken zolang je de gelijkvormigheid correct benoemt.
  • 4:52 - 4:57
    AC komt overeen met AB van de grotere driehoek.
  • 4:57 - 4:59
    AD in de kleinere driehoek komt overeen met AC van de grotere driehoek.
  • 4:59 - 5:02
    AD in de kleinere driehoek komt overeen met AC van de grotere driehoek.
  • 5:02 - 5:07
    En we kunnen AC herschrijven als a.
  • 5:07 - 5:11
    AC is a.
  • 5:11 - 5:17
    We hebben geen label voor AD of AB.
  • 5:17 - 5:19
    Sorry, we hebben wel een label voor AB.
  • 5:19 - 5:21
    Dat is de c hier.
  • 5:21 - 5:24
    We hebben geen label voor AD.
  • 5:24 - 5:27
    Laten we AD dan d noemen.
  • 5:27 - 5:30
    dus d is van toepassing op deze zijde hier.
  • 5:30 - 5:34
    c is van toepassing op de hele zijde.
  • 5:34 - 5:36
    En dan noemen we DB lengte e.
  • 5:36 - 5:39
    Dat maakt het voor ons iets simpeler.
  • 5:39 - 5:42
    Dus AD noemen we gewoon d.
  • 5:42 - 5:44
    En dus hebben we a over c is gelijk aan d over a.
  • 5:44 - 5:48
    Als we dit kruislings vermenigvuldigen krijg je a keer a, wat gelijk is aan a kwadraat,
  • 5:48 - 5:51
    is gelijk aan c keer d, hier cd genoemd.
  • 5:51 - 5:53
    Dat is een interessant resultaat!
  • 5:53 - 5:55
    Eens kijken wat we nu met de andere driehoek kunnen doen.
  • 5:55 - 5:56
    Eens kijken wat we nu met de andere driehoek kunnen doen.
  • 5:56 - 5:58
    Met deze driehoek dus.
  • 5:58 - 5:59
    Nogmaals, deze heeft een rechte hoek.
  • 5:59 - 6:01
    De grotere heeft een rechte hoek.
  • 6:01 - 6:04
    En beiden delen deze hoek hier.
  • 6:04 - 6:07
    Dus bij overeenkomstige hoeken zijn beide hoeken gelijk aan elkaar.
  • 6:07 - 6:08
    Dus bij overeenkomstige hoeken zijn beide hoeken gelijk aan elkaar.
  • 6:08 - 6:11
    Bij driehoek BDC gingen we van de roze hoek naar de rechte hoek naar de hoek zonder label.
  • 6:11 - 6:13
    Bij driehoek BDC gingen we van de roze hoek naar de rechte hoek naar de hoek zonder label.
  • 6:13 - 6:20
    Dus driehoek BDC is gelijk aan...
  • 6:20 - 6:22
    Nu kijken we naar de grotere driehoek
  • 6:22 - 6:23
    waar we beginnen in de roze hoek B.
  • 6:23 - 6:26
    Nu gaan we naar de rechte hoek C en vervolgens A.
  • 6:26 - 6:26
    Nu gaan we naar de rechte hoek C en vervolgens A.
  • 6:26 - 6:29
    Nu gaan we naar de rechte hoek C en vervolgens A.
  • 6:29 - 6:32
    BCA.
  • 6:32 - 6:35
    Van de roze hoek naar de rechte hoek naar de hoek zonder label,
  • 6:35 - 6:37
    in ieder geval vanuit dit gezichtspunt.
  • 6:37 - 6:38
    Hiervoor had deze een blauwe label.
  • 6:38 - 6:41
    Laten we nu weer een verband opstellen.
  • 6:41 - 6:45
    We kunnen zeggen dat de verhouding van de kleinere driehoek BC gedeeld door BA,
  • 6:45 - 6:50
    We kunnen zeggen dat de verhouding van de kleinere driehoek BC gedeeld door BA,
  • 6:50 - 6:53
    let op we nemen weer van beide de hypotenusa,
  • 6:53 - 7:01
    BC gedeeld door BA is gelijk aan BD...
  • 7:01 - 7:03
    Die doe ik in een andere kleur.
  • 7:03 - 7:03
    BD.
  • 7:03 - 7:05
    Dus dit is één van de benen.
  • 7:05 - 7:06
    BD.
  • 7:06 - 7:07
  • 7:07 - 7:10
    BD gedeeld door BC.
  • 7:10 - 7:13
    Ik neem de overeenkomende hoekpunten.
  • 7:13 - 7:15
    Gedeeld door BC.
  • 7:15 - 7:18
    En nogmaals, we weten dat BC hetzelfde is als b.
  • 7:18 - 7:20
    BC is b.
  • 7:20 - 7:23
    BA is c.
  • 7:23 - 7:26
    BA is c.
  • 7:26 - 7:30
    En BD hebben we gedefinieerd als e,
  • 7:30 - 7:31
    Dus dit is e.
  • 7:31 - 7:33
    Nu kunnen we weer kruislings vermenigvuldigen en dan
  • 7:33 - 7:38
    krijgen we b keer b,
    en ik heb dit al eerder in filmpjes verteld,
  • 7:38 - 7:40
    kruislings vermenigvuldigen is hetzelfde als beide kanten met beide noemers vermenigvuldigen.
  • 7:40 - 7:43
    kruislings vermenigvuldigen is hetzelfde als beide kanten met beide noemers vermenigvuldigen.
  • 7:43 - 7:48
    b keer b is b kwadraat wat gelijk is aan ce.
  • 7:48 - 7:50
    En nu kunnen we iets interessants doen.
  • 7:50 - 7:51
    We kunnen deze twee verhoudingen bij elkaar optellen.
  • 7:51 - 7:53
    Ik zal deze omschrijven.
  • 7:53 - 7:56
    dus b kwadraat is gelijk aan ce.
  • 7:56 - 7:58
    Als we de linkerkanten optellen,
  • 7:58 - 8:02
    krijgen we a kwadraat plus b kwadraat.
  • 8:02 - 8:09
    a kwadraat plus b kwadraat is gelijk aan cd plus ce.
  • 8:09 - 8:13
    a kwadraat plus b kwadraat is gelijk aan cd plus ce.
  • 8:13 - 8:15
    En dan hebben we c in deze twee termen staan
  • 8:15 - 8:16
    dus kunnen we die isoleren.
  • 8:16 - 8:20
    We kunnen de c isoleren.
  • 8:20 - 8:23
    Dit wordt gelijk aan c keer (d + e)
  • 8:23 - 8:30
    Dit wordt gelijk aan c keer (d + e)
  • 8:30 - 8:31
    Wat is nu d plus e?
  • 8:31 - 8:34
    d is deze lengte en e is deze lengte.
  • 8:34 - 8:37
    Dus d plus e wordt eigenlijk samen ook c.
  • 8:37 - 8:38
    Dus wordt dit c.
  • 8:38 - 8:41
    Dan heb je c keer c wat hetzelfde is als c kwadraat.
  • 8:41 - 8:43
    Dan heb je c keer c wat hetzelfde is als c kwadraat.
  • 8:43 - 8:46
    En nu hebben we een interessante relatie te pakken.
  • 8:46 - 8:51
    We hebben a kwadraat plus b kwadraat is gelijk aan
    c kwadraat.
  • 8:51 - 8:53
    Ik zal het herschrijven.
  • 8:53 - 8:54
    a kwadraat.
  • 8:54 - 8:59
    Ik zal het met een nieuwe kleur doen.
  • 8:59 - 9:02
    Ik zal het opnieuw schrijven.
  • 9:02 - 9:07
    Dus we hebben vastgesteld dat
    a kwadraat plus b kwadraat is gelijk aan c kwadraat.
  • 9:07 - 9:09
    Dus we hebben vastgesteld dat
    a kwadraat plus b kwadraat is gelijk aan c kwadraat.
  • 9:09 - 9:11
    En dit is een algemene rechthoekige driehoek.
  • 9:11 - 9:14
    Dit is geldig voor alle rechthoekige driehoeken.
  • 9:14 - 9:17
    We hebben net vastgesteld dat de som van de kwadraten van de benen
  • 9:17 - 9:20
    gelijk moet zijn aan het kwadraat van de hypotenusa.
  • 9:20 - 9:23
    En dat is waarschijnlijk één van de meest beroemde theorieën in de wiskunde
  • 9:23 - 9:26
    En dat is waarschijnlijk één van de meest beroemde theorieën in de wiskunde
  • 9:26 - 9:27
    genoemd naar Pythagoras.
  • 9:27 - 9:30
    Ik weet niet of hij de eerste is die dit verzonnen heeft
  • 9:30 - 9:32
    maar het wordt de theorie van Pythagoras genoemd.
  • 9:32 - 9:38
    maar het wordt de theorie van Pythagoras genoemd.
  • 9:38 - 9:41
    En dit is de basis voor een groot deel van de geometrie die we gaan behandelen.
  • 9:41 - 9:44
    En dit is de basis voor een groot deel van de geometrie die we gaan behandelen.
  • 9:44 - 9:46
    En het vormt een basis voor veel van trigonometrie die we gaan doen.
  • 9:46 - 9:46
    En het vormt een basis voor veel van trigonometrie die we gaan doen.
  • 9:46 - 9:48
    Het is een hele handige manier
  • 9:48 - 9:49
    om als je twee zijdes van een driehoek weet
  • 9:49 - 9:52
    je de derde altijd kunt vinden.
Title:
Pythagorean Theorem Proof Using Similarity
Description:

more » « less
Video Language:
English
Team:
Khan Academy
Duration:
09:53

Dutch subtitles

Revisions