< Return to Video

Molecular structure of DNA

  • 0:00 - 0:03
    We hebben al een overzicht video over DNA
  • 0:03 - 0:05
    en die zou je eerst moeten zien.
  • 0:05 - 0:06
    Wat ik namelijk in deze video wil doen
  • 0:06 - 0:07
    is wat dieper ingaan
  • 0:07 - 0:11
    op de moleculaire structuur van DNA.
  • 0:11 - 0:12
    Dit is het start punt.
  • 0:12 - 0:14
    DNA staat voor,
  • 0:14 - 0:16
    en ik ga de verschillende delen van het woord
  • 0:16 - 0:17
    in verschillende kleuren schrijven,
  • 0:17 - 0:21
    het staat voor Deoxy...
  • 0:21 - 0:24
    DeoxyriboNucleic Acid.
    (Desoxyribonucleïnezuur)
  • 0:24 - 0:28
    DeoxyriboNucleic Acid.
    (Desoxyribonucleïnezuur)
  • 0:28 - 0:32
    DeoxyriboNucleic Acid.
    (Desoxyribonucleïnezuur)
  • 0:32 - 0:34
    DeoxyriboNucleic Acid.
    (Desoxyribonucleïnezuur)
  • 0:34 - 0:37
    Ik schuif dit even aan de kant
  • 0:37 - 0:38
    en laten we kijken naar de moleculaire structuur
  • 0:38 - 0:40
    en hoe het aan zijn naam komt,
  • 0:40 - 0:43
    Desoxyribonucleïnezuur.
  • 0:43 - 0:46
    DNA is een gekoppeld nucleïnezuur.
  • 0:46 - 0:49
    En de term nucleïne komt van het feit
  • 0:49 - 0:51
    dat het gevonden wordt in de celkern.
  • 0:51 - 0:54
    In de celkern van eukaryoten.
  • 0:54 - 0:56
    Dat is waar nucleïc vandaan komt
  • 0:56 - 0:57
    en we hebben het er zo over
  • 0:57 - 1:00
    waarom we het een zuur noemen.
  • 1:00 - 1:05
    Elk DNA molecuul is gemaakt van een keten
  • 1:05 - 1:07
    van wat we nucleotiden noemen.
  • 1:08 - 1:09
    We noemen ze nucleotiden.
  • 1:09 - 1:13
    Het bestaat uit nucleotiden.
  • 1:13 - 1:15
    Het bestaat uit nucleotiden.
  • 1:15 - 1:17
    Hoe ziet een nucleotide eruit?
  • 1:17 - 1:18
    Aan deze kant
  • 1:18 - 1:22
    heb ik twee strengen DNA
  • 1:22 - 1:24
    twee uitvergrote strengen DNA.
  • 1:24 - 1:27
    Deze kant kan je zien als
  • 1:27 - 1:30
    Deze kant kan je zien als
  • 1:30 - 1:33
    het skelet of de stijl van een ladder.
  • 1:33 - 1:34
    Dit is de andere stijl van de ladder.
  • 1:34 - 1:36
    En elk van deze bruggen,
  • 1:36 - 1:39
    en ik zal straks vertellen welke moleculen dat zijn,
  • 1:39 - 1:41
    dat zijn zo'n beetje de sporten van de ladder.
  • 1:41 - 1:45
    Een nucleotide, ik laat er een zien.
  • 1:45 - 1:48
    Een nucleotide...
  • 1:48 - 1:51
    Dus wat ik hier omkader,
  • 1:51 - 1:54
    Dus wat ik hier omkader,
  • 1:54 - 1:56
    wordt beschouwd als een nucleotide.
  • 1:56 - 1:58
    wordt beschouwd als een nucleotide.
  • 1:58 - 1:59
    Dat is een nucleotide
  • 1:59 - 2:01
    en het is verbonden aan een andere nucleotide.
  • 2:03 - 2:07
    en het is verbonden aan een andere nucleotide.
  • 2:07 - 2:10
  • 2:10 - 2:14
    Aan de rechterkant hebben we een nucleotide,
  • 2:14 - 2:17
    hier hebben we een nucleotide.
  • 2:17 - 2:19
  • 2:19 - 2:21
  • 2:22 - 2:27
    We hebben hier rechts een nucleotide
  • 2:27 - 2:30
    en dan direct eronder hebben we nog een nucleotide.
  • 2:30 - 2:33
    en dan direct eronder hebben we nog een nucleotide.
  • 2:33 - 2:35
  • 2:35 - 2:37
    Wat hier afgebeeld is zijn vier nucleotiden.
  • 2:37 - 2:39
    Deze twee aan de linkerkant van de ladder,
  • 2:39 - 2:42
    en deze twee aan de rechterkant van de ladder.
  • 2:42 - 2:43
    Wat zijn de verschillende onderdelen van die nucleotide?
  • 2:43 - 2:46
    Wat zijn de verschillende onderdelen van die nucleotide?
  • 2:46 - 2:47
    Wat je opvalt is dat we deze fosfaatgroepen hebben.
  • 2:47 - 2:50
    Wat je opvalt is dat we deze fosfaatgroepen hebben.
  • 2:50 - 2:53
    Dit is een fosfaatgroep.
  • 2:53 - 2:55
    En dit is een fosfaatgroep.
  • 2:55 - 2:58
    Elk van deze nucleotiden heeft een fosfaatgroep.
  • 2:58 - 3:00
    Dit is een fosfaatgroep
  • 3:00 - 3:03
    en hier is een fosfaatgroep.
  • 3:03 - 3:06
    De fosfaatgroepen is wat het DNA
  • 3:06 - 3:09
    of het nucleïnezuur een zuur maken.
  • 3:09 - 3:10
    Nu zeg je "Wacht even,
  • 3:10 - 3:11
    "Zoals je het getekend hebt Sal,
  • 3:11 - 3:12
    "Je hebt een negatieve lading.
  • 3:12 - 3:15
    "Iets dat negatief is trekt protonen aan,
  • 3:15 - 3:17
    "Het zal protonen opsnoepen.
  • 3:17 - 3:18
    "Hoe kan je dit nou een zuur noemen?
  • 3:18 - 3:19
    "Dit lijkt meer op een base."
  • 3:19 - 3:23
    De reden waarom DNA getekend is
  • 3:23 - 3:24
    met deze negatieve ladingen hier
  • 3:24 - 3:26
    is dat het zo zuur is en dat als je het in een
  • 3:26 - 3:29
    neutrale oplossing brengt,
  • 3:29 - 3:31
    zal het zijn waterstof verliezen.
  • 3:31 - 3:34
    Of eigenlijk, als je heel formeel wilt zijn,
  • 3:34 - 3:35
    protoneert het DNA molecuul zijn fosfaten.
  • 3:35 - 3:38
    protoneert het DNA molecuul zijn fosfaten.
  • 3:38 - 3:43
    Maar het wil zo graag deze waterstof protonen kwijtraken
  • 3:43 - 3:46
    dat het, en ik teken het uit,
  • 3:46 - 3:48
    Laat me de negatieve lading weghalen.
  • 3:48 - 3:49
  • 3:49 - 3:53
    Alleen op deze fosfaatgroep hier.
  • 3:53 - 3:55
    Als je de negatieve lading kwijtraakt
  • 3:55 - 3:56
    en als het gebonden was,
  • 3:56 - 3:59
    dit is gebonden aan een waterstof.
  • 3:59 - 4:01
    Dit wil zo graag deze elektronen grijpen.
  • 4:01 - 4:03
    Deze zuurstof kan deze elektronen grijpen
  • 4:03 - 4:05
    en dan wordt deze waterstof gegrepen
  • 4:05 - 4:07
    door een ander watermolecuul of zoiets
  • 4:07 - 4:09
    dus het proton wordt losgelaten.
  • 4:09 - 4:11
    Daarom noemen we het een zuur.
  • 4:11 - 4:14
    Als het geen oplossing was, dan had het de waterstof
  • 4:14 - 4:16
    maar het zou zo zuur zijn dat op het moment dat je
  • 4:16 - 4:20
    het in een neutrale oplossing brengt het zijn waterstof zal verliezen.
  • 4:20 - 4:22
    De fosfaatgroep maakt het een zuur,
  • 4:22 - 4:23
    De fosfaatgroep maakt het een zuur,
  • 4:23 - 4:24
    al is het soms verwarrend.
  • 4:24 - 4:26
    Want vaak wanneer je het afgebeeld ziet,
  • 4:26 - 4:27
    dan zie je het met deze negatieve ladingen
  • 4:27 - 4:32
    en dat is omdat het al zijn waterstof proton is kwijtgeraakt.
  • 4:32 - 4:35
    Je ziet hier eigenlijk de geconjugeerde base
  • 4:35 - 4:37
    maar dat is waar zijn naam als zuur vandaan komt
  • 4:37 - 4:38
    omdat het geprotoneerd begint.
  • 4:38 - 4:40
    Oftewel, het krijgt zijn zure vorm als het geprotoneerd is,
  • 4:40 - 4:42
    maar het raakt het snel kwijt.
  • 4:42 - 4:43
    En dat is waar
  • 4:43 - 4:46
    zijn naam als zuur vandaan komt.
  • 4:46 - 4:50
    Elk van deze nucleotiden hebben een fosfaatgroep.
  • 4:50 - 4:53
    Het volgende wat je opvalt is,
  • 4:53 - 4:55
    Het volgende wat je opvalt is,
  • 4:55 - 4:57
    Het volgende wat je opvalt is,
  • 4:57 - 4:58
    deze groep hier.
  • 4:58 - 5:01
    Dat het cyclisch is, het is een ring
  • 5:01 - 5:03
    en het lijkt verschrikkelijk veel op suiker
  • 5:03 - 5:05
    omdat het ook een suiker is.
  • 5:05 - 5:09
    Deze suiker is gebaseerd op een vijf koolstof suiker.
  • 5:09 - 5:13
    Wat hier afgebeeld is, is ribose.
  • 5:13 - 5:16
    Dit suiker is ribose.
  • 5:16 - 5:19
    Dit is wanneer het een rechte keten is
  • 5:19 - 5:22
    en zoals vele suiker kan het een cyclische vorm aannemen.
  • 5:22 - 5:24
    Eigenlijk kan het meerdere cyclische vormen aannemen
  • 5:24 - 5:26
    maar dit is degene die het meest wordt beschreven.
  • 5:26 - 5:27
    maar dit is degene die het meest wordt beschreven.
  • 5:27 - 5:29
    Laten we de koolstof nummeren
  • 5:29 - 5:30
    want koolstof nummering is belangrijk
  • 5:30 - 5:31
    als we het over DNA hebben.
  • 5:31 - 5:34
    We beginnen bij de carbonylgroep hier
  • 5:34 - 5:37
    We noemen dat de één koolstof of de één accent koolstof (1'-koolstof).
  • 5:37 - 5:40
    één accent, twee accent, drie accent,
  • 5:40 - 5:44
    vier accent en vijf accent.
  • 5:44 - 5:45
    Dat is de vijf accent koolstof (5'-koolstof).
  • 5:47 - 5:49
    Je vormt de cyclische vorm van ribose
  • 5:49 - 5:52
    alsof je zuurstof hebt.
  • 5:52 - 5:54
    Je hebt zuurstof hier,
  • 5:54 - 5:56
    op de 4'-koolstof.
  • 5:56 - 5:58
    Het gebruikt een van zijn vrije paren
  • 5:58 - 6:00
    Het gebruikt een van zijn vrije paren
  • 6:00 - 6:02
    om een binding te vormen.
  • 6:02 - 6:07
    Om een binding te vormen met de 1'.
  • 6:07 - 6:09
    Met de 1'-koolstof.
  • 6:09 - 6:09
    Ik heb het zo getekend
  • 6:09 - 6:11
    omdat het iets buigt.
  • 6:11 - 6:13
    Het hele molecuul gaat wat buigen
  • 6:13 - 6:14
    om deze structuur te vormen.
  • 6:14 - 6:15
    En wanneer het deze binding vormt
  • 6:15 - 6:18
    kan het koolstof een van zijn dubbele bindingen loslaten
  • 6:18 - 6:20
    en dan kan het zuurstof dat gebruiken.
  • 6:20 - 6:22
    en dan kan het zuurstof dat gebruiken.
  • 6:22 - 6:25
    Het zuurstof kan deze elektronen gebruiken
  • 6:25 - 6:28
    om een waterstof proton ergens vandaan te grijpen.
  • 6:28 - 6:31
    om een waterstof proton ergens vandaan te grijpen.
  • 6:31 - 6:33
    Wanneer het dat doet, dan heb je deze vorm
  • 6:33 - 6:36
    en deze vorm, om duidelijk te zijn waar we over praten,
  • 6:36 - 6:38
    dit is de 1'-koolstof.
  • 6:38 - 6:43
    Een accent, twee accent , drie accent,
  • 6:43 - 6:48
    vier accent en vijf accent koolstof.
  • 6:48 - 6:49
    Waar we deze binding zien,
  • 6:49 - 6:50
    dan is dit de 1'-koolstof
  • 6:50 - 6:52
    het was onderdeel van een carbonyl.
  • 6:52 - 6:55
    Het laat een van zijn dubbele bindingen los
  • 6:55 - 6:56
    zodat dit zuurstof een binding kan vormen
  • 6:56 - 6:58
    met een waterstof proton.
  • 6:58 - 7:00
    Het laat daar een dubbele binding gaan
  • 7:00 - 7:05
    zodat dit een binding kan vormen met een waterstof proton.
  • 7:05 - 7:07
    Dit waterstof proton is
  • 7:07 - 7:09
    dat waterstof proton aan die kant
  • 7:09 - 7:12
    en deze groene binding dat gevormd wordt
  • 7:12 - 7:14
    tussen de 4'-koolstof
  • 7:14 - 7:16
    of tussen het zuurstof dat vastzit
  • 7:16 - 7:20
    aan het 4'-koolstof en de 1'-koolstof,
  • 7:20 - 7:21
    dat is deze.
  • 7:21 - 7:22
    Dat is deze binding hier.
  • 7:22 - 7:25
    Dit zuurstof is dat zuurstof daar.
  • 7:25 - 7:28
    Let op dat deze zuurstof gebonden is aan de 4'-koolstof
  • 7:28 - 7:30
    en nu is het ook gebonden aan de 1'-koolstof.
  • 7:30 - 7:33
    Het was ook gekoppeld aan een waterstof.
  • 7:33 - 7:34
    Het was ook gekoppeld aan een waterstof.
  • 7:34 - 7:35
    Dus die waterstof is hier
  • 7:35 - 7:37
    maar dan kan het gegrepen worden bij een ander
  • 7:37 - 7:39
    passerend water molecuul om hydroxonium te worden
  • 7:39 - 7:41
    en kan verdwijnen.
  • 7:42 - 7:45
    Het grijpt een waterstof proton hier
  • 7:45 - 7:47
    en het kan dus een waterstof proton hier verliezen.
  • 7:47 - 7:50
    Netto verdwijnt er niets of komt er niets bij.
  • 7:50 - 7:52
    Je vormt deze cyclische vorm
  • 7:52 - 7:54
    en de cyclische vorm hier
  • 7:54 - 7:56
    lijkt heel erg op wat we zien in een DNA molecuul.
  • 7:56 - 7:59
    Het is eigenlijk wat we zouden zien in een RNA molecuul,
  • 7:59 - 8:01
    in een ribonucleïnezuur.
  • 8:01 - 8:02
    En waar denken we aan als we het
  • 8:02 - 8:06
    over desoxyribonucleïnezuur hebben?
  • 8:06 - 8:08
    We beginnen met een ribose hier
  • 8:08 - 8:10
    maar als we een van de zuurstofgroepen kwijtraken
  • 8:10 - 8:12
    en vooral deze...
  • 8:12 - 8:14
    Eigenlijk als we alle zuurstof kwijtraken,
  • 8:14 - 8:17
    we vervangen een hydroxyl gewoon met een waterstof,
  • 8:17 - 8:19
    dan heb je desoxyribose
  • 8:19 - 8:20
    en dat zie je hier.
  • 8:20 - 8:22
    Deze vijf ring,
  • 8:22 - 8:24
    je hebt vier koolstof hier.
  • 8:24 - 8:26
    ziet er net zo uit.
  • 8:26 - 8:28
    De waterstof impliceren we aan de koolstof,
  • 8:28 - 8:30
    dat hebben we vaker gedaan.
  • 8:30 - 8:33
    De koolstof is waar deze lijnen samenkomen
  • 8:33 - 8:35
    oftewel op de hoeken,
  • 8:35 - 8:40
    en waar deze lijnen stoppen.
  • 8:40 - 8:42
  • 8:42 - 8:45
    Dit molecuul, als we deze twee moleculen vergelijken,
  • 8:45 - 8:47
    Dit molecuul, als we deze twee moleculen vergelijken,
  • 8:47 - 8:50
    zien we dat deze gast een OH heeft,
  • 8:50 - 8:53
    en deze gast heeft impliciet...
  • 8:53 - 8:55
    Dit heeft een OH en een H.
  • 8:55 - 8:58
    Deze gast heeft impliciet twee waterstof.
  • 8:58 - 9:00
    Hij mist een zuurstof.
  • 9:00 - 9:02
    Dit is desoxyribose.
  • 9:02 - 9:04
    Desoxyribose.
  • 9:04 - 9:07
    Desoxyribose heeft niet deze zuurstof.
  • 9:07 - 9:09
    Het heeft geen zuurstof
  • 9:09 - 9:11
    op de 2' koolstof.
  • 9:11 - 9:14
    Dus als dat weg is, dan is dit desoxyribose.
  • 9:14 - 9:16
    Ik omcirkel dat.
  • 9:18 - 9:19
    Dit ding hier is desoxyribose.
  • 9:19 - 9:23
    Dit ding hier is desoxyribose.
  • 9:24 - 9:26
    Desoxy is gebaseerd op desoxyribose
  • 9:26 - 9:29
    ik denk voordat het bond aan deze andere bestandsdelen.
  • 9:29 - 9:32
    Je kan dit zien als desoxyribose.
  • 9:32 - 9:36
    Daar komt de desoxyribo vandaan.
  • 9:36 - 9:37
    En dan het laatste gedeelte,
  • 9:37 - 9:42
    het laatste onderdeel van dit blok hier.
  • 9:42 - 9:46
    Dit noemen we stikstofbasen.
  • 9:46 - 9:48
    Stikstofbasen.
  • 9:48 - 9:50
    Stikstofbasen.
  • 9:50 - 9:52
    Stikstofbasen.
  • 9:52 - 9:54
    Er zijn verschillende soorten stikstofbasen.
  • 9:54 - 9:55
    Dit is een stikstofbase.
  • 9:56 - 9:59
    En dit hier is een andere stikstofbase.
  • 9:59 - 10:02
    Dit is nog een andere stikstofbase.
  • 10:02 - 10:05
    Let er op dat dit maar één ring heeft,
  • 10:05 - 10:06
    en deze heeft twee ringen.
  • 10:06 - 10:09
    Deze hier heeft twee ringen
  • 10:09 - 10:11
    en we hebben verschillende namen
  • 10:11 - 10:12
    voor deze stikstofbasen.
  • 10:12 - 10:15
    Degene met de dubbele ringen, de algemene indeling
  • 10:15 - 10:17
    is de purines.
  • 10:17 - 10:20
    Stikstofbasen met twee ringen,
  • 10:20 - 10:24
    noemen we purines.
  • 10:24 - 10:26
    Dat is hun algemene classificatie.
  • 10:26 - 10:28
    nogmaals: purines.
  • 10:28 - 10:30
    Als je één ring hebt,
  • 10:30 - 10:30
    laat ik het opschrijven,
  • 10:30 - 10:32
    één ring.
  • 10:32 - 10:34
    Eén ring noemen we pyrimidines.
  • 10:34 - 10:36
    Pyrimidine.
  • 10:37 - 10:38
    Pyrimidines.
  • 10:38 - 10:40
    We noemen ze pyrimidines.
  • 10:40 - 10:41
    Deze in het bijzonder, deze twee rechts,
  • 10:41 - 10:43
    dit zijn purines,
  • 10:43 - 10:45
    Deze bovenste is adenine,
  • 10:45 - 10:46
    en we hebben het erover gehad hoe ze een paar vormen
  • 10:46 - 10:48
    in de overzichtsvideo over DNA.
  • 10:48 - 10:51
    Deze hier is adenine,
  • 10:51 - 10:52
    deze stikstofbase.
  • 10:52 - 10:55
    Deze hier is guanine.
  • 10:55 - 10:57
    Dat is guanine.
  • 10:57 - 11:02
    En dan daar,
  • 11:02 - 11:06
    deze stikstofbase met enkele ring
  • 11:06 - 11:09
    wat het een pyrimidine maakt, is thymine.
  • 11:09 - 11:12
    Deze hier is thymine.
  • 11:12 - 11:15
    Dit is thymine en als laatste
  • 11:15 - 11:16
    al we het over DNA hebben,
  • 11:16 - 11:18
    wanneer we het over RNA hebben, hebben we ook uracil.
  • 11:18 - 11:19
    Maar wanneer we het over DNA hebben
  • 11:19 - 11:22
    dan is deze hier cytosine.
  • 11:22 - 11:24
    Cytosine.
  • 11:24 - 11:26
    Je kan zien hoe het gestructureerd is.
  • 11:26 - 11:28
    De thymine is aangetrokken tot de adenine.
  • 11:28 - 11:30
    Het bindt met adenine
  • 11:30 - 11:33
    en cytosine bindt met guanine.
  • 11:33 - 11:34
    Hoe vormen ze een binding?
  • 11:34 - 11:37
    De manier waarop deze stikstofbasen
  • 11:37 - 11:39
    de sporten vormen van de ladder,
  • 11:40 - 11:42
    hoe ze naar elkaar getrokken worden,
  • 11:42 - 11:45
    dit is onze goede oude vriend de waterstofbrug.
  • 11:45 - 11:46
    Dit ontstaat allemaal door het feit
  • 11:46 - 11:48
    dat stikstof behoorlijk elektronegatief is.
  • 11:48 - 11:51
    Wanneer stikstof is gebonden aan een waterstof
  • 11:51 - 11:52
    dan krijg je een deels
  • 11:52 - 11:55
    negatieve lading bij het stikstof.
  • 11:55 - 11:57
    Ik doe dit in groen.
  • 11:57 - 11:58
    Je krijgt een deels negatieve lading bij het stikstof.
  • 11:58 - 11:59
    Je krijgt een deels negatieve lading bij het stikstof.
  • 11:59 - 12:03
    En een deels positieve lading bij het waterstof.
  • 12:03 - 12:04
    En dan zuurstof, waar we altijd van zeggen
  • 12:04 - 12:05
    dat het elektronegatief is,
  • 12:05 - 12:08
    dus het heeft een deels negatieve lading.
  • 12:08 - 12:10
    De deels negatieve lading van dit zuurstof
  • 12:10 - 12:11
    wordt aangetrokken tot de deels
  • 12:11 - 12:14
    positieve lading van dit waterstof,
  • 12:14 - 12:18
    en zo krijg je dus een waterstofbrug.
  • 12:18 - 12:20
    Dat is wat er gebeurt tussen dit waterstof
  • 12:20 - 12:21
    dat gaat...
  • 12:21 - 12:23
    Zijn elektronen worden opgeëist door dit stikstof
  • 12:23 - 12:26
    en dit stikstof dat
  • 12:26 - 12:28
    zelf de elektronen opslokt.
  • 12:28 - 12:32
    Dat gaat een waterstofbrug vormen.
  • 12:32 - 12:34
    Hier beneden heb je dan een waterstof
  • 12:34 - 12:36
    dat een partieel positieve lading heeft
  • 12:36 - 12:38
    omdat zijn elektronen zijn opgeslokt.
  • 12:38 - 12:39
    En dan heb je dit zuurstof
  • 12:39 - 12:41
    met een deels negatieve lading,
  • 12:41 - 12:42
    en ze worden aangetrokken tot elkaar.
  • 12:42 - 12:44
    Dat is een waterstofbrug.
  • 12:44 - 12:46
    Hetzelfde gebeurt tussen deze stikstof en die waterstof,
  • 12:46 - 12:49
    en tussen dit zuurstof en die waterstof.
  • 12:49 - 12:52
    Daarom vormen cytosine en guanine een paartje
  • 12:52 - 12:54
    en ook waarom thymine en adenine een paar vormen.
  • 12:54 - 12:56
    Daar hebben we het ook over gehad
  • 12:56 - 12:59
    in de overzichtsvideo over DNA.
Title:
Molecular structure of DNA
Description:

more » « less
Video Language:
English
Team:
Khan Academy
Duration:
13:01

Dutch subtitles

Revisions