-
Welkom
-
We zijn op probleem nummer vier, en ze geven ons een stelling.
-
Het zegt dat een driehoek hooguit een stompe hoek heeft.
-
OK.
-
Eduardo bewijst de stelling boven door tegenstrijdigheid.
-
.
-
Dus de manier waarop je door een tegenstrijdigheid bewijzen, je net als,
-
nou wat als dit niet waar.
-
Ik wil bewijzen dat dat niet kan gebeuren.
-
Nou laten we eens kijken wat hij deed.
-
Hij begon met de aanname, dat in het driehoek ABC, hoek A en b
-
beide stomp zijn.
-
Die stelling zal Eduardo gebruiken om een tegenstrijdigheid te bereiken?
-
OK, ik teken wat Eduardo probeert te doen.
-
De manier waarop ik het teken is eigenlijk heel moeilijk.
-
Dus is dit eigenlijk helemaal niet op schaal getekend.
-
Hij zegt dus dat hoek A en hoek B beide stomp zijn.
-
Dus dit betekent dat deze hoek groter is dan 90.
-
Laten we zeggen dat dit hoek A is.
-
En dit is hoek B.
-
Hij is ook groter dan 90.
-
Dat is wat stomp betekent.
-
Die stelling zal Eduardo gebruiken om een tegenstrijdigheid te bereiken?
-
Nou, denk er over na voordat je de keuzemogelijkheden leest.
-
Wat weten we over driehoeken?
-
Dat alle hoeken samen 180 graden zijn.
-
Dus als dit hoek A is en dit hoek B, en dan noemen we
-
deze hoek C.
-
We weten A plus B plus C moet gelijk te zijn aan
-
180 graden.
-
Of een andere manier om het te bekijken is, C is gelijk aan 180
-
min A en min B.
-
Of een andere manier van benaderen,
-
ik schrijf het gewoon op verschillende manieren op.
-
C is gelijk aan 180 minus A plus B.
-
Nu, laat me u een vraag stellen.
-
Als we van het begin aannemen, zoals Eduardo deed, als we veronderstellen
-
dat zowel A en B zijn meer dan 90 graden,
-
wat is A plus B dan minimaal?
-
Als dit groter is dan 90 en dat is meer dan 90,
-
dan is A plus B meer dan 90 plus 90.
-
Dus moet dit groter zijn dan 180.
-
Dus als dit groter dan 180 is, en we zijn het aftrekken
-
van 180, dus zegt dit in wezen als hoek A groter is
-
dan 90 en hoek is B groter dan 90, dan wat we
-
kunnen afleiden is van deze verklaring hier.
-
Uit deze vergelijking hier.
-
Als dit en dit is meer dan 90 dan deze hele term
-
is groter dan 180.
-
Dus dan zou de herleiding zijn dat C minder moet zijn dan
-
nul, en wij kunnen geen negatieve hoeken hebben.
-
Dus daar, is dat de tegenstrijdigheid.
-
En dan kunnen we zeggen, je kan twee hoeken hebben
-
die meer dan 90 graden zijn of twee
-
hoeken die stomp zijn.
-
En dat zou uw bewijs door tegenstrijdigheid.
-
Laten we eens kijken of dat beschreven staat in
-
een van deze keuzes.
-
Als twee hoeken van een driehoek gelijk zijn, de tegenovergestelde zijden
-
van de hoeken zijn gelijk.
-
Nee
-
Als twee aanvullende hoeken gelijk zijn, zijn de hoeken
-
elk 90.
-
Nou, die gebruiken wij niet.
-
De grootste hoek van een driehoek is tegenover de
-
langste zijde.
-
Nee
-
De som van de hoeken van een driehoek is 180.
-
Dat is het eerste wat dat we daar schreven
-
Het is dus keuze D
-
Dat is de stelling die Eduardo gebruikt om een tegenstrijdigheid te bereiken.
-
Volgende vraag.
-
Probleem vijf.
-
.
-
OK, dit één.
-
.
-
OK, het is een grote vraag.
-
Laat me zien of ik het hele ding kan kopiëren en plakken.
-
Ik heb het gekopieerd.
-
.
-
OK.
-
.
-
Ik denk dat het allemaal in het venster past.
-
Laten we eens kijken, het zegt, gebruik het bewijs om
-
de onderstaande vraag te beantwoorden.
-
Dus gegeven dat kant AB congruent is aan zijde BC.
-
We kunnen dus zeggen dat deze kant gelijk is aan die kant.
-
Die wordt gegeven.
-
D is het middelpunt van AC
-
Dus is dat betekent D op gelijke afstand staat tussen AC.
-
Dus dat dat betekent AD en DC gelijke lengte zijn.
-
Laat me dat opschrijven.
-
.
-
Bewijz dat driehoek ABD congruent is aan de driehoek CBD.
-
.
-
En voor de duidelijkheid, Congruent driehoeken zijn,
-
driehoeken die in alle opzichten het zelfde zijn,
-
behalve dat ze misschien zijn gedraaid.
-
Ze kunnen op een bepaalde manier gedraaid zijn.
-
Als je soortgelijke driehoeken hebt, kunnen die ook
-
verschillende afmetingen hebben.
-
Ze zijn gewoon soort van dezelfde vorm, maar ze kunnen
-
vergroot of verkleind zijn op een bepaalde manier.
-
Als je congruent bent, hebt u soortgelijke driehoeken maar ze
-
ook hebben de dezelfde kant lengtes.
-
Maar ook al ze de dezelfde kant lengtes hebben,
-
kunnen ze worden omgedraaid.
-
Zoals, we kunnen naar deze kijken.
-
ABD ziet er uit als een spiegelbeeld van DBC.
-
Dus, gewoon door te kijken, voelt het al alsof ze
-
congruent driehoeken zijn.
-
Laten we eens kijken hoe ze het bewijzen.
-
Zo verklaring een, AB is congruent is aan BC.
-
ze geven ons dat.
-
D is het middelpunt van AC
-
Dat werd gegeven, eerlijk genoeg.
-
AD is congruent aan CD.
-
.
-
Dat komt omdat D het middelpunt is van AC.
-
We hebben dat deel daar, definitie van middelpunt.
-
OK.
-
BD is congruent aan BD, natuurlijk.
-
Alles is congruent aan zichzelf.
-
Dus zegt enkel dat de BD voor die driehoek de zelfde
-
lengte is als de BD voor deze driehoek.
-
Eerlijk genoeg, wederkerend eigenschap.
-
Fancy woord voor een zeer eenvoudig idee.
-
En ten slotte zeggen ze dat driehoek ABD
-
congruent is aan CBD.
-
OK, goed van het begin, met behulp van deze verklaringen, hebben we
-
al aangetoond dat de
-
drie kanten exact hetzelfde zijn.
-
Beide driehoeken hebben een kant van lengte BD.
-
Beide driehoeken hebben een kant van lengte AD of DC.
-
En beide driehoeken hebben een kant van lengte BA.
-
Dus al hun zijden zijn dezelfde lengte.
-
Dat is wat we weten na de eerste drie stappen.
-
Dus wat redenering kan gebruikt worden om te bewijzen dat
-
de driehoeken congruent zijn?
-
Goed zoals we zojuist al aangaven, deze drie stappen geeft aan dat
-
alle zijden hetzelfde zijn.
-
Dus deze SSS die u ziet.
-
Welke reden?
-
Dat betekent kant, kant, kant.
-
.
-
En dat is gewoon het argument dat je gebruikt in de geometrie
-
klasse om te zeggen dat alle drie kanten van beide
-
driehoeken congruent zijn.
-
Dit betekent dat je een hoek, een hoek en een kant hebt.
-
Dit betekent dat we een hoek hebben en een kant.
-
tussen de twee hoeken.
-
En dan de volgende hoek dat al die congruent zijn.
-
En dit zegt dat een van de zijden en de hoek, en de
-
andere kant, dat die congruent zijn.
-
We zullen die waarschijnlijk tegenkomen in de
-
volgende paar vragen.
-
Maar hoe dan ook, laat dit zien dat alle drie kanten van beide
-
driehoeken gelijk zijn.
-
En dan kunnen we dus, zeggen door de kant, de kant, de kant
-
redeneren, ben ik niet zo goed met terminologie.
-
Door de kant, kant, kant redenering, zijn dit de beide
-
congruent driehoeken.
-
En ik zei, dat is een van de manieren van denken over een
-
congruent driehoek, is dat alle kanten
-
dezelfde lengte hebben.
-
Volgende vraag.
-
.
-
OK.
-
.
-
In de onderstaande afbeelding is AB groter dan BC.
-
OK, dus deze kant is groter dan die kant.
-
Hoewel de manier waarop ze getekend zijn, zien ze er allemaal hetzelfde uit.
-
Laten we eens kijken wat we kunnen doen.
-
Als we aannemen die grootte van hoek A gelijk is aan de grootte van
-
hoek C, het betekend dat AB gelijk is aan BC.
-
AB is gelijk aan BC.
-
En ik weet niet of je dit al bent tegengekomen, maar
-
je hebt geleerd dat als twee hoeken congruent zijn, of
-
als de afmetingen hetzelfde zijn.
-
Dit is in wezen zeggen die hoek A
-
congruent is aan hoek C.
-
Zij hebben in plaats daarvan gewoon geschreven, dat de grootte van de
-
hoeken gelijk zijn.
-
Dat is wat de definitie van congruentie is, is dat de
-
grootte van de hoeken gelijk zijn.
-
U zou kunnen hebben geschreven, hoek A is congruent aan hoek C.
-
Maar hoe dan ook, als je twee hoeken hebt die gelijk zijn, dan
-
zullen de kanten tegenover de hoeken
-
ook gelijk zijn.
-
Dus zal deze kant hier
-
gelijk zijn aan die kant.
-
En dat is wat ze hier schreven.
-
Hieruit volgt dat AB gelijk is aan BC.
-
OK
-
Dan zeggen ze dit in tegenspraak is met het gegeven dat AB
-
groter is dan BC.
-
Het zegt, het volgt dat AB gelijk is aan BC en dat
-
in tegenspraak met deze verklaring.
-
Waar gaan ze naar toe met dit?
-
Welke conclusies kan worden getrokken uit deze tegenstrijdigheid?
-
.
-
Laten we eens kijken, grootte van hoek A is gelijk aan
-
de grootte van hoek B.
-
.
-
Nee, dat is niet het geval.
-
Ik kan wel een voorbeeld bedenken.
-
Dit kunnen beide een hoek van 30 graden zijn.
-
Als deze beide 30 graden zijn, geeft 60, vervolgens
-
zou dit 120 moeten worden om tot 180 te komen
-
En het zou volledig tegenstrijdig zijn met
-
alles wat we hebben geleerd.
-
A is dus zeker niet juiste.
-
A hoeft niet gelijk te zijn aan B.
-
Grootte van A is niet gelijk aan de grootte van hoek B.
-
.
-
Nou, dat kan.
-
Al deze hoeken kunnen 60 graden zijn.
-
We hebben niet gezegd dat de B zeker niet gelijk is aan A
-
Dit zou 60 kunnen worden, en die zou 60 kunnen worden, en dus
-
zou dit 60 zijn.
-
En we zouden een gelijkzijdige driehoek hebben.
-
Dus ik denk niet dat dat klopt.
-
grootte van hoek A is gelijk aan de grootte van hoek C.
-
.
-
Ik zie wat ze hier zeggen.
-
Sorry, en dit is mijn fout.
-
Ze zeggen, AB is zeker groter dan BC.
-
.
-
Nu, ze zeggen, dat als we ervan uitgaan dat de grootte van hoek A
-
gelijk is aan de grootte van hoek C, volgt hieruit dat
-
AB gelijk is aan BC.
-
Ze zeggen niet dat dit zeker waar is.
-
Ze zeggen dat als we ervan uitgaan dat dit waar is.
-
Maar zij niet zeggen dat dit een duidelijke zaak is.
-
En dat is waar de tegenstelling vandaan kwam.
-
Omdat als we er van uitgegaan, dan kan AB niet
-
groter zijn dan BC.
-
Omdat dan AB en BC gelijk zouden zijn.
-
Nu begrijp ik wat ze vragen.
-
Dus dit is een veronderstelling.
-
Dit is niet echt bewezen.
-
Dit is in tegenspraak met de gegeven uitgangspunt dat AB
-
groter is dan BC.
-
Dat is waar.
-
Welke conclusie kan worden getrokken uit deze tegenstrijdigheid?
-
Dus hebben we de aanname dat de grootte van hoek A
-
gelijk is aan de grootte van hoek C.
-
Daaruit volgt at deze twee kanten gelijk zijn,
-
wat de gegeven aanname tegenspreekt.
-
Daarom weten wij dat de grootte van deze twee hoeken
-
niet gelijk aan elkaar kunnen zijn.
-
Omdat als ze dat waren, dan zou dat strijdig zijn met de bepaalde
-
veronderstelling.
-
Dus, we weten uit de tegenstrijdigheid dat de grootte
-
van hoek A niet gelijk kan zijn aan de grootte van hoek C.
-
En we kunnen die aanname niet doen omdat het leidt tot
-
een tegenstrijdigheid.
-
Dus het juiste antwoord is D
-
Oke, zie ik je in de volgende video.