< Return to Video

CA Geometry: Proof by Contradiction

  • 0:00 - 0:01
    Welkom
  • 0:01 - 0:04
    We zijn op probleem nummer vier, en ze geven ons een stelling.
  • 0:04 - 0:08
    Het zegt dat een driehoek hooguit een stompe hoek heeft.
  • 0:08 - 0:09
    OK.
  • 0:09 - 0:12
    Eduardo bewijst de stelling boven door tegenstrijdigheid.
  • 0:12 - 0:15
    .
  • 0:15 - 0:17
    Dus de manier waarop je door een tegenstrijdigheid bewijzen, je net als,
  • 0:17 - 0:18
    nou wat als dit niet waar.
  • 0:18 - 0:20
    Ik wil bewijzen dat dat niet kan gebeuren.
  • 0:20 - 0:22
    Nou laten we eens kijken wat hij deed.
  • 0:22 - 0:26
    Hij begon met de aanname, dat in het driehoek ABC, hoek A en b
  • 0:26 - 0:28
    beide stomp zijn.
  • 0:28 - 0:33
    Die stelling zal Eduardo gebruiken om een tegenstrijdigheid te bereiken?
  • 0:33 - 0:39
    OK, ik teken wat Eduardo probeert te doen.
  • 0:39 - 0:41
    De manier waarop ik het teken is eigenlijk heel moeilijk.
  • 0:41 - 0:43
    Dus is dit eigenlijk helemaal niet op schaal getekend.
  • 0:43 - 0:46
    Hij zegt dus dat hoek A en hoek B beide stomp zijn.
  • 0:46 - 0:49
    Dus dit betekent dat deze hoek groter is dan 90.
  • 0:49 - 0:50
    Laten we zeggen dat dit hoek A is.
  • 0:50 - 0:51
    En dit is hoek B.
  • 0:51 - 0:52
    Hij is ook groter dan 90.
  • 0:52 - 0:55
    Dat is wat stomp betekent.
  • 0:55 - 0:59
    Die stelling zal Eduardo gebruiken om een tegenstrijdigheid te bereiken?
  • 0:59 - 1:01
    Nou, denk er over na voordat je de keuzemogelijkheden leest.
  • 1:01 - 1:03
    Wat weten we over driehoeken?
  • 1:03 - 1:08
    Dat alle hoeken samen 180 graden zijn.
  • 1:08 - 1:10
    Dus als dit hoek A is en dit hoek B, en dan noemen we
  • 1:10 - 1:12
    deze hoek C.
  • 1:12 - 1:18
    We weten A plus B plus C moet gelijk te zijn aan
  • 1:18 - 1:21
    180 graden.
  • 1:21 - 1:29
    Of een andere manier om het te bekijken is, C is gelijk aan 180
  • 1:29 - 1:32
    min A en min B.
  • 1:32 - 1:34
    Of een andere manier van benaderen,
  • 1:34 - 1:34
    ik schrijf het gewoon op verschillende manieren op.
  • 1:34 - 1:40
    C is gelijk aan 180 minus A plus B.
  • 1:40 - 1:42
    Nu, laat me u een vraag stellen.
  • 1:42 - 1:46
    Als we van het begin aannemen, zoals Eduardo deed, als we veronderstellen
  • 1:46 - 1:51
    dat zowel A en B zijn meer dan 90 graden,
  • 1:51 - 1:54
    wat is A plus B dan minimaal?
  • 1:54 - 1:56
    Als dit groter is dan 90 en dat is meer dan 90,
  • 1:56 - 1:59
    dan is A plus B meer dan 90 plus 90.
  • 1:59 - 2:02
    Dus moet dit groter zijn dan 180.
  • 2:02 - 2:04
    Dus als dit groter dan 180 is, en we zijn het aftrekken
  • 2:04 - 2:11
    van 180, dus zegt dit in wezen als hoek A groter is
  • 2:11 - 2:15
    dan 90 en hoek is B groter dan 90, dan wat we
  • 2:15 - 2:18
    kunnen afleiden is van deze verklaring hier.
  • 2:18 - 2:20
    Uit deze vergelijking hier.
  • 2:20 - 2:22
    Als dit en dit is meer dan 90 dan deze hele term
  • 2:22 - 2:24
    is groter dan 180.
  • 2:24 - 2:27
    Dus dan zou de herleiding zijn dat C minder moet zijn dan
  • 2:27 - 2:29
    nul, en wij kunnen geen negatieve hoeken hebben.
  • 2:29 - 2:35
    Dus daar, is dat de tegenstrijdigheid.
  • 2:35 - 2:38
    En dan kunnen we zeggen, je kan twee hoeken hebben
  • 2:38 - 2:40
    die meer dan 90 graden zijn of twee
  • 2:40 - 2:42
    hoeken die stomp zijn.
  • 2:42 - 2:46
    En dat zou uw bewijs door tegenstrijdigheid.
  • 2:46 - 2:49
    Laten we eens kijken of dat beschreven staat in
  • 2:49 - 2:50
    een van deze keuzes.
  • 2:50 - 2:53
    Als twee hoeken van een driehoek gelijk zijn, de tegenovergestelde zijden
  • 2:53 - 2:54
    van de hoeken zijn gelijk.
  • 2:54 - 2:54
    Nee
  • 2:54 - 3:01
    Als twee aanvullende hoeken gelijk zijn, zijn de hoeken
  • 3:01 - 3:02
    elk 90.
  • 3:02 - 3:05
    Nou, die gebruiken wij niet.
  • 3:05 - 3:07
    De grootste hoek van een driehoek is tegenover de
  • 3:07 - 3:08
    langste zijde.
  • 3:08 - 3:08
    Nee
  • 3:08 - 3:11
    De som van de hoeken van een driehoek is 180.
  • 3:11 - 3:13
    Dat is het eerste wat dat we daar schreven
  • 3:13 - 3:16
    Het is dus keuze D
  • 3:16 - 3:20
    Dat is de stelling die Eduardo gebruikt om een tegenstrijdigheid te bereiken.
  • 3:20 - 3:23
    Volgende vraag.
  • 3:23 - 3:24
    Probleem vijf.
  • 3:24 - 3:27
    .
  • 3:27 - 3:29
    OK, dit één.
  • 3:29 - 3:32
    .
  • 3:32 - 3:36
    OK, het is een grote vraag.
  • 3:36 - 3:40
    Laat me zien of ik het hele ding kan kopiëren en plakken.
  • 3:40 - 3:41
    Ik heb het gekopieerd.
  • 3:41 - 3:44
    .
  • 3:44 - 3:46
    OK.
  • 3:46 - 3:50
    .
  • 3:50 - 3:52
    Ik denk dat het allemaal in het venster past.
  • 3:52 - 3:55
    Laten we eens kijken, het zegt, gebruik het bewijs om
  • 3:55 - 3:56
    de onderstaande vraag te beantwoorden.
  • 3:56 - 4:03
    Dus gegeven dat kant AB congruent is aan zijde BC.
  • 4:03 - 4:06
    We kunnen dus zeggen dat deze kant gelijk is aan die kant.
  • 4:06 - 4:07
    Die wordt gegeven.
  • 4:07 - 4:08
    D is het middelpunt van AC
  • 4:08 - 4:10
    Dus is dat betekent D op gelijke afstand staat tussen AC.
  • 4:10 - 4:13
    Dus dat dat betekent AD en DC gelijke lengte zijn.
  • 4:13 - 4:15
    Laat me dat opschrijven.
  • 4:15 - 4:20
    .
  • 4:20 - 4:27
    Bewijz dat driehoek ABD congruent is aan de driehoek CBD.
  • 4:27 - 4:30
    .
  • 4:30 - 4:33
    En voor de duidelijkheid, Congruent driehoeken zijn,
  • 4:33 - 4:36
    driehoeken die in alle opzichten het zelfde zijn,
  • 4:36 - 4:39
    behalve dat ze misschien zijn gedraaid.
  • 4:39 - 4:41
    Ze kunnen op een bepaalde manier gedraaid zijn.
  • 4:41 - 4:43
    Als je soortgelijke driehoeken hebt, kunnen die ook
  • 4:43 - 4:45
    verschillende afmetingen hebben.
  • 4:45 - 4:46
    Ze zijn gewoon soort van dezelfde vorm, maar ze kunnen
  • 4:46 - 4:50
    vergroot of verkleind zijn op een bepaalde manier.
  • 4:50 - 4:53
    Als je congruent bent, hebt u soortgelijke driehoeken maar ze
  • 4:53 - 4:55
    ook hebben de dezelfde kant lengtes.
  • 4:55 - 4:57
    Maar ook al ze de dezelfde kant lengtes hebben,
  • 4:57 - 4:58
    kunnen ze worden omgedraaid.
  • 4:58 - 4:59
    Zoals, we kunnen naar deze kijken.
  • 4:59 - 5:05
    ABD ziet er uit als een spiegelbeeld van DBC.
  • 5:05 - 5:08
    Dus, gewoon door te kijken, voelt het al alsof ze
  • 5:08 - 5:09
    congruent driehoeken zijn.
  • 5:09 - 5:12
    Laten we eens kijken hoe ze het bewijzen.
  • 5:12 - 5:17
    Zo verklaring een, AB is congruent is aan BC.
  • 5:17 - 5:18
    ze geven ons dat.
  • 5:18 - 5:20
    D is het middelpunt van AC
  • 5:20 - 5:22
    Dat werd gegeven, eerlijk genoeg.
  • 5:22 - 5:24
    AD is congruent aan CD.
  • 5:24 - 5:27
    .
  • 5:27 - 5:30
    Dat komt omdat D het middelpunt is van AC.
  • 5:30 - 5:32
    We hebben dat deel daar, definitie van middelpunt.
  • 5:32 - 5:33
    OK.
  • 5:33 - 5:38
    BD is congruent aan BD, natuurlijk.
  • 5:38 - 5:40
    Alles is congruent aan zichzelf.
  • 5:40 - 5:44
    Dus zegt enkel dat de BD voor die driehoek de zelfde
  • 5:44 - 5:45
    lengte is als de BD voor deze driehoek.
  • 5:45 - 5:47
    Eerlijk genoeg, wederkerend eigenschap.
  • 5:47 - 5:50
    Fancy woord voor een zeer eenvoudig idee.
  • 5:50 - 5:55
    En ten slotte zeggen ze dat driehoek ABD
  • 5:55 - 5:57
    congruent is aan CBD.
  • 5:57 - 6:01
    OK, goed van het begin, met behulp van deze verklaringen, hebben we
  • 6:01 - 6:03
    al aangetoond dat de
  • 6:03 - 6:05
    drie kanten exact hetzelfde zijn.
  • 6:05 - 6:07
    Beide driehoeken hebben een kant van lengte BD.
  • 6:07 - 6:11
    Beide driehoeken hebben een kant van lengte AD of DC.
  • 6:11 - 6:14
    En beide driehoeken hebben een kant van lengte BA.
  • 6:14 - 6:17
    Dus al hun zijden zijn dezelfde lengte.
  • 6:17 - 6:21
    Dat is wat we weten na de eerste drie stappen.
  • 6:21 - 6:25
    Dus wat redenering kan gebruikt worden om te bewijzen dat
  • 6:25 - 6:25
    de driehoeken congruent zijn?
  • 6:25 - 6:28
    Goed zoals we zojuist al aangaven, deze drie stappen geeft aan dat
  • 6:28 - 6:30
    alle zijden hetzelfde zijn.
  • 6:30 - 6:32
    Dus deze SSS die u ziet.
  • 6:32 - 6:33
    Welke reden?
  • 6:33 - 6:34
    Dat betekent kant, kant, kant.
  • 6:34 - 6:37
    .
  • 6:37 - 6:42
    En dat is gewoon het argument dat je gebruikt in de geometrie
  • 6:42 - 6:46
    klasse om te zeggen dat alle drie kanten van beide
  • 6:46 - 6:48
    driehoeken congruent zijn.
  • 6:48 - 6:50
    Dit betekent dat je een hoek, een hoek en een kant hebt.
  • 6:50 - 6:53
    Dit betekent dat we een hoek hebben en een kant.
  • 6:53 - 6:54
    tussen de twee hoeken.
  • 6:54 - 6:56
    En dan de volgende hoek dat al die congruent zijn.
  • 6:56 - 6:59
    En dit zegt dat een van de zijden en de hoek, en de
  • 6:59 - 7:00
    andere kant, dat die congruent zijn.
  • 7:00 - 7:02
    We zullen die waarschijnlijk tegenkomen in de
  • 7:02 - 7:02
    volgende paar vragen.
  • 7:02 - 7:06
    Maar hoe dan ook, laat dit zien dat alle drie kanten van beide
  • 7:06 - 7:07
    driehoeken gelijk zijn.
  • 7:07 - 7:13
    En dan kunnen we dus, zeggen door de kant, de kant, de kant
  • 7:13 - 7:17
    redeneren, ben ik niet zo goed met terminologie.
  • 7:17 - 7:19
    Door de kant, kant, kant redenering, zijn dit de beide
  • 7:19 - 7:20
    congruent driehoeken.
  • 7:20 - 7:24
    En ik zei, dat is een van de manieren van denken over een
  • 7:24 - 7:26
    congruent driehoek, is dat alle kanten
  • 7:26 - 7:28
    dezelfde lengte hebben.
  • 7:28 - 7:29
    Volgende vraag.
  • 7:29 - 7:33
    .
  • 7:33 - 7:35
    OK.
  • 7:35 - 7:42
    .
  • 7:42 - 7:48
    In de onderstaande afbeelding is AB groter dan BC.
  • 7:48 - 7:50
    OK, dus deze kant is groter dan die kant.
  • 7:50 - 7:53
    Hoewel de manier waarop ze getekend zijn, zien ze er allemaal hetzelfde uit.
  • 7:53 - 7:55
    Laten we eens kijken wat we kunnen doen.
  • 7:55 - 7:59
    Als we aannemen die grootte van hoek A gelijk is aan de grootte van
  • 7:59 - 8:19
    hoek C, het betekend dat AB gelijk is aan BC.
  • 8:19 - 8:23
    AB is gelijk aan BC.
  • 8:23 - 8:25
    En ik weet niet of je dit al bent tegengekomen, maar
  • 8:25 - 8:29
    je hebt geleerd dat als twee hoeken congruent zijn, of
  • 8:29 - 8:30
    als de afmetingen hetzelfde zijn.
  • 8:30 - 8:31
    Dit is in wezen zeggen die hoek A
  • 8:31 - 8:33
    congruent is aan hoek C.
  • 8:33 - 8:35
    Zij hebben in plaats daarvan gewoon geschreven, dat de grootte van de
  • 8:35 - 8:37
    hoeken gelijk zijn.
  • 8:37 - 8:39
    Dat is wat de definitie van congruentie is, is dat de
  • 8:39 - 8:41
    grootte van de hoeken gelijk zijn.
  • 8:41 - 8:46
    U zou kunnen hebben geschreven, hoek A is congruent aan hoek C.
  • 8:46 - 8:50
    Maar hoe dan ook, als je twee hoeken hebt die gelijk zijn, dan
  • 8:50 - 8:53
    zullen de kanten tegenover de hoeken
  • 8:53 - 8:54
    ook gelijk zijn.
  • 8:54 - 8:56
    Dus zal deze kant hier
  • 8:56 - 8:57
    gelijk zijn aan die kant.
  • 8:57 - 8:58
    En dat is wat ze hier schreven.
  • 8:58 - 9:02
    Hieruit volgt dat AB gelijk is aan BC.
  • 9:02 - 9:03
    OK
  • 9:03 - 9:07
    Dan zeggen ze dit in tegenspraak is met het gegeven dat AB
  • 9:07 - 9:10
    groter is dan BC.
  • 9:10 - 9:13
    Het zegt, het volgt dat AB gelijk is aan BC en dat
  • 9:13 - 9:15
    in tegenspraak met deze verklaring.
  • 9:15 - 9:16
    Waar gaan ze naar toe met dit?
  • 9:16 - 9:20
    Welke conclusies kan worden getrokken uit deze tegenstrijdigheid?
  • 9:20 - 9:23
    .
  • 9:23 - 9:25
    Laten we eens kijken, grootte van hoek A is gelijk aan
  • 9:25 - 9:26
    de grootte van hoek B.
  • 9:26 - 9:32
    .
  • 9:32 - 9:34
    Nee, dat is niet het geval.
  • 9:34 - 9:35
    Ik kan wel een voorbeeld bedenken.
  • 9:35 - 9:37
    Dit kunnen beide een hoek van 30 graden zijn.
  • 9:37 - 9:41
    Als deze beide 30 graden zijn, geeft 60, vervolgens
  • 9:41 - 9:44
    zou dit 120 moeten worden om tot 180 te komen
  • 9:44 - 9:46
    En het zou volledig tegenstrijdig zijn met
  • 9:46 - 9:46
    alles wat we hebben geleerd.
  • 9:46 - 9:48
    A is dus zeker niet juiste.
  • 9:48 - 9:52
    A hoeft niet gelijk te zijn aan B.
  • 9:52 - 9:55
    Grootte van A is niet gelijk aan de grootte van hoek B.
  • 9:55 - 9:59
    .
  • 9:59 - 10:01
    Nou, dat kan.
  • 10:01 - 10:04
    Al deze hoeken kunnen 60 graden zijn.
  • 10:04 - 10:06
    We hebben niet gezegd dat de B zeker niet gelijk is aan A
  • 10:06 - 10:08
    Dit zou 60 kunnen worden, en die zou 60 kunnen worden, en dus
  • 10:08 - 10:09
    zou dit 60 zijn.
  • 10:09 - 10:13
    En we zouden een gelijkzijdige driehoek hebben.
  • 10:13 - 10:15
    Dus ik denk niet dat dat klopt.
  • 10:15 - 10:19
    grootte van hoek A is gelijk aan de grootte van hoek C.
  • 10:19 - 10:25
    .
  • 10:25 - 10:28
    Ik zie wat ze hier zeggen.
  • 10:28 - 10:29
    Sorry, en dit is mijn fout.
  • 10:29 - 10:32
    Ze zeggen, AB is zeker groter dan BC.
  • 10:32 - 10:37
    .
  • 10:37 - 10:42
    Nu, ze zeggen, dat als we ervan uitgaan dat de grootte van hoek A
  • 10:42 - 10:44
    gelijk is aan de grootte van hoek C, volgt hieruit dat
  • 10:44 - 10:45
    AB gelijk is aan BC.
  • 10:45 - 10:48
    Ze zeggen niet dat dit zeker waar is.
  • 10:48 - 10:52
    Ze zeggen dat als we ervan uitgaan dat dit waar is.
  • 10:52 - 10:54
    Maar zij niet zeggen dat dit een duidelijke zaak is.
  • 10:54 - 10:56
    En dat is waar de tegenstelling vandaan kwam.
  • 10:56 - 10:59
    Omdat als we er van uitgegaan, dan kan AB niet
  • 10:59 - 11:01
    groter zijn dan BC.
  • 11:01 - 11:04
    Omdat dan AB en BC gelijk zouden zijn.
  • 11:04 - 11:06
    Nu begrijp ik wat ze vragen.
  • 11:06 - 11:07
    Dus dit is een veronderstelling.
  • 11:07 - 11:09
    Dit is niet echt bewezen.
  • 11:09 - 11:12
    Dit is in tegenspraak met de gegeven uitgangspunt dat AB
  • 11:12 - 11:13
    groter is dan BC.
  • 11:13 - 11:14
    Dat is waar.
  • 11:14 - 11:18
    Welke conclusie kan worden getrokken uit deze tegenstrijdigheid?
  • 11:18 - 11:21
    Dus hebben we de aanname dat de grootte van hoek A
  • 11:21 - 11:22
    gelijk is aan de grootte van hoek C.
  • 11:22 - 11:25
    Daaruit volgt at deze twee kanten gelijk zijn,
  • 11:25 - 11:27
    wat de gegeven aanname tegenspreekt.
  • 11:27 - 11:30
    Daarom weten wij dat de grootte van deze twee hoeken
  • 11:30 - 11:32
    niet gelijk aan elkaar kunnen zijn.
  • 11:32 - 11:35
    Omdat als ze dat waren, dan zou dat strijdig zijn met de bepaalde
  • 11:35 - 11:36
    veronderstelling.
  • 11:36 - 11:39
    Dus, we weten uit de tegenstrijdigheid dat de grootte
  • 11:39 - 11:45
    van hoek A niet gelijk kan zijn aan de grootte van hoek C.
  • 11:45 - 11:46
    En we kunnen die aanname niet doen omdat het leidt tot
  • 11:46 - 11:48
    een tegenstrijdigheid.
  • 11:48 - 11:53
    Dus het juiste antwoord is D
  • 11:53 - 11:56
    Oke, zie ik je in de volgende video.
Title:
CA Geometry: Proof by Contradiction
Description:

more » « less
Video Language:
English
Team:
Khan Academy
Duration:
11:57

Dutch subtitles

Revisions