-
.
-
Bereken 23 keer 44.
-
Het eerste dat belangrijk is om te weten
-
is dat de punt staat
-
voor vermenigvuldigen.
-
Dit had ook geschreven kunnen worden als 23 keer 44, of
-
het had geschreven kunnen worden als 23 tussen haakjes keer 44 tussen haakjes.
-
Je zet de twee haakjes
-
gewoon naast elkaar.
-
Dat betekent ook vermenigvuldiging.
-
Nu we weten dat we aan het vermenigvuldigen zijn,
-
kunnen we het probleem oplossen.
-
Dus we gaan 23 vermenigvuldigen - ik zal het groter schrijven.
-
we gaan 23 vermenigvuldigen met 44.
-
Ik zal het bekende vermenigvuldig-teken hier gebruiken,
-
zodat we weten dat het over vermenigvuldigen gaat.
-
Als je het op deze manier onder elkaar zet,
-
gebruik je haast nooit hier een punt.
-
Laten we eens gaan vermenigvuldigen.
-
We beginnen met het vermenigvuldigen van deze 4
-
op de plek voor de enen keer 23.
-
We hebben 3 keer 4 is 12.
-
We kunnen 2 op de plaats voor de enen zetten,
-
maar we willen de 1 nog meenemen,
-
naar de plaats voor de tienen.
-
Omdat het 12 is zet je de 1 hier neer.
-
Dan hebben we 4 keer 2 is 8, plus 1 is 9.
-
Zo zie je dat 4, deze 4 hier rechts,
-
vermenigvuldigd met 23 is 92.
-
Dit hebben we net opgelost.
-
Nu willen we nog berekenen wat deze 4 links keer 23 is.
-
Wat we nu doen, dit is goed om te onthouden,
-
is hier een 0 zetten.
-
De reden waarom je hier een 0 zet,
-
is dat we bezig zijn met een 4 op de plaats voor de tienen.
-
Als we een groter cijfer hadden gehad
-
en er een cijfer op de plaats voor honderden had gestaan,
-
had je hier meer nullen gezet, omdat we gaan berekenen
-
dat 4 keer 23, 92 is.
-
Dat hebben we net uitgevonden.
-
Als we 4 weer vermenigvuldigen met 23,
-
krijgen we weer 92.
-
Maar deze 4 is eigenlijk een 40, dus moet het 920 zijn,
-
en daarom zetten we daar de 0.
-
Je zult het zo zien.
-
Laat ik dit in een andere kleur zetten.
-
Dus we zijn nu deze 4 aan het vermenigvuldigen.
-
4 keer 3 is 12.
-
De 2 zetten we hier neer.
-
Het moet op de plaats voor de tienen staan,
-
omdat het eigenlijk 40 keer 3 is.
-
Denk er maar eens over na,
-
of denk nog eens terug aan het proces.
-
Het is de volgende plaats die vrij is.
-
4 keer 3 is 12.
-
Neem de 1 mee.
-
Deze blauwe 1 van de vorige keer.
-
Die negeer je nu.
-
Je wil dit niet door elkaar halen.
-
Zo hebben we 4 vermenigvuldigd.
-
Dus nu hebben we 4 keer 2 is 8, plus 1 is 9.
-
Wat we nu tot nu toe hebben uitgevonden, is dat 4 keer 23, 92 is.
-
En dat deze groene 4 keer 23, 920 is.
-
Dit komt doordat deze groene 4 eigenlijk 40 is.
-
Het staat op de plaats voor de tienen.
-
Dus als je 44 vermenigvuldigd met 23, wordt het 4 keer 23,
-
dit is 92, plus 40 keer 23, dit is 920.
-
Ik wil zeker weten dat we begrijpen
-
wat we hier aan het doen zijn.
-
En nu kunnen we deze twee cijfers optellen.
-
Laten we ze optellen.
-
2 plus 0 is 2.
-
9 plus 2 is 11.
-
Neem de 1 mee.
-
1 plus 9 is 10.
-
Zet hier een komma, zodat het gemakkelijk
-
te lezen is.
-
Dus 23 keer 44
-
is 1.012.