Return to Video

Breuken optellen met ongelijke noemers

  • 0:00 - 0:00
    .
  • 0:00 - 0:05
    We gaan 4/9 en 11/12 optellen en schrijven ons antwoord
  • 0:05 - 0:07
    als een gemengd getal en maken
  • 0:07 - 0:09
    ons antwoord dan simpeler
  • 0:09 - 0:12
    Dus hier hebben we twee breuken die we optellen maar
  • 0:12 - 0:14
    ze hebben verschillende noemers.
  • 0:14 - 0:16
    Zo wanneer je breuken optelt is het eerste dat je moet doen
  • 0:16 - 0:17
    is de noemers controleren.
  • 0:17 - 0:19
    Als ze zijn hetzelfde zijn kun je ze optellen maar als ze verschillen
  • 0:19 - 0:22
    zoals hier, dan moeten ze eerst dezelfde
  • 0:22 - 0:23
    noemer krijgen.
  • 0:23 - 0:28
    Dus wat we moeten doen is zoeken naar een getal waar zowel 9 als 12 door te delen zijn
  • 0:28 - 0:31
    en dat zal onze gemeenschappelijke noemer bepalen.
  • 0:31 - 0:34
    Je zult zien waarom zowel 9 als 12 er door gedeeld
  • 0:34 - 0:35
    moeten kunnen worden.
  • 0:35 - 0:37
    Laten we bedenken wat dat aantal is.
  • 0:37 - 0:40
    Er zijn 2 manieren om uit te vinden wat een
  • 0:40 - 0:44
    zogeheten 'gemene deler' is.
    Het kleinste veelvoud van zowel 9
  • 0:44 - 0:47
    als van 12.
  • 0:47 - 0:49
    Een manier is kijken naar de tafel van 9 en zien
  • 0:49 - 0:51
    of er een getal van deelbaar is 12.
  • 0:51 - 0:55
    We beginnen met 9.
  • 0:55 - 0:57
    9 is niet deelbaar door 12.
  • 0:57 - 1:00
    18 is niet deelbaar door 12.
  • 1:00 - 1:03
    27 is niet deelbaar door 12.
  • 1:03 - 1:06
    36! Nou, dat is deelbaar door 12.
  • 1:06 - 1:07
    Dat is 12 keer 3.
  • 1:07 - 1:12
    Dus 9 past in 36 en 12 past in 36.
  • 1:12 - 1:14
    Het doel is een zelfde noemer.
  • 1:14 - 1:18
    Dus we gaan 4/9 anders schrijven, als iets meer dan 36.
  • 1:18 - 1:24
    En we gaan 11/12 schrijven als iets meer dan 36.
  • 1:24 - 1:27
    Om van je 9 een 36 te maken moet je
  • 1:27 - 1:33
    het vermenigvuldigen met 4.
  • 1:33 - 1:38
    9 maal 4 is 36.
  • 1:38 - 1:40
    Je kunt niet alleen de noemer vermenigvuldigen met 4.
  • 1:40 - 1:44
    Je moet ook de teller vermenigvuldigen met hetzelfde getal.
  • 1:44 - 1:46
    Als je de teller met 4 vermenigvuldigt, krijg je
  • 1:46 - 1:48
    4 maal 4 is 16.
  • 1:48 - 1:52
    Dus 4/9 is precies hetzelfde als 16/36.
  • 1:52 - 1:56
    Als je dit simpeler zou willen maken tot 4/9, deel je de
  • 1:56 - 1:58
    teller en de noemer door 4.
  • 1:58 - 2:00
    We doen hetzelfde nu hier.
  • 2:00 - 2:08
    36 is 12 maal 3. We vermenigvuldigen 12 met 3 om 36 te krijgen.
  • 2:08 - 2:10
    Als we dat met de noemer doen, moeten we dat ook
  • 2:10 - 2:14
    doen met de teller, dus 11 maal 3 is 33.
  • 2:14 - 2:17
    En zo hebben we de breuken anders geschreven
  • 2:17 - 2:20
    zodat ze de dezelfde noemer hebben.
  • 2:20 - 2:23
    Allebei de noemers zijn 36.
  • 2:23 - 2:24
    Dus nu zijn we klaar om op te tellen.
  • 2:24 - 2:29
    Als je deze twee optelt hebben we 36, omdat we
  • 2:29 - 2:33
    het zien als deeltjes van 36 of stukjes van 36.
  • 2:33 - 2:35
    En we hebben 16 plus 33 in de teller.
  • 2:35 - 2:36
    Laat me dat opschrijven.
  • 2:36 - 2:41
    16 plus 33 in de teller.
  • 2:41 - 2:45
    En 16 plus 33 is wat?
  • 2:45 - 2:48
    6 plus 33 zou 39 worden en dan heb je
  • 2:48 - 2:50
    nog eens 10, dus het is 49.
  • 2:50 - 2:57
    Het is dus gelijk aan 49/36.
  • 2:57 - 2:59
    Kunnen we dit nog simpeler maken?
  • 2:59 - 3:04
    49 is 7 kwadraat, dus het is te delen door 1, 7 en 49.
  • 3:04 - 3:06
    Dit heeft 1 maar het is niet te delen door 7
  • 3:06 - 3:13
    dus dit is eigenlijk in de simpelste vorm, maar
  • 3:13 - 3:14
    deze breuk werkt zo niet.
  • 3:14 - 3:16
    De teller is groter dan de noemer.
  • 3:16 - 3:18
    Laten we het opschrijven als een juiste breuk.
  • 3:18 - 3:25
    Om dat te doen, delen we 36 door 49.
  • 3:25 - 3:27
    Hoe vaak gaat 36 in 49?
  • 3:27 - 3:29
    Maar één keer, dus dat is 1.
  • 3:29 - 3:31
    En hoeveel blijft dan over?
  • 3:31 - 3:36
    Als 36 één keer in 49 past, ofwel 1 keer 36 is 36,
  • 3:36 - 3:39
    dan hou ik 13 over om tot 49 te komen.
  • 3:39 - 3:43
    Het is dus 1 en 13/36.
  • 3:43 - 3:46
    En u kunt dat handmatig doen.
  • 3:46 - 3:49
    Je zou zeggen, 36 in 49.
  • 3:49 - 3:51
    36 past één keer in 49.
  • 3:51 - 3:54
    1 keer 36 is 36 en vervolgens zou je aftrekken.
  • 3:54 - 3:56
    9 min 6 is 3.
  • 3:56 - 3:58
    4 min 3 is 1.
  • 3:58 - 4:01
    Je houdt 13 over.
  • 4:01 - 4:04
    Dus dat is ons antwoord: 1 en 13/36.
  • 4:04 - 4:05
    .
Title:
Breuken optellen met ongelijke noemers
Description:

Breuken optellen met ongelijke noemers

more » « less
Video Language:
English
Duration:
04:06
Tim van de Rijdt edited Dutch subtitles for Adding Fractions with Unlike Denominators
Tim van de Rijdt added a translation

Dutch subtitles

Revisions