Technologie heeft ons zoveel gebracht:
naar de Maan gaan, het Internet,
het menselijk genoom kunnen bepalen.
Maar technologie boort ook
onze diepste angsten aan.
Ongeveer 30 jaar geleden,
schreef cultuurcriticus
Neil Postman een boek,
dat "We amuseren ons kapot!" heet,
dat dit op briljante wijze uiteenzet.
Hij maakte een vergelijking
tussen de dystopische visies
van George Orwell en Aldous Huxley.
Hij zei: "Orwell was bang dat
we een gevangen cultuur zouden krijgen.
Huxley was bang dat het
een triviale cultuur zou worden."
Orwell was bang dat de waarheid
voor ons verborgen gehouden zou worden.
Huxley was bang dat we zouden verdrinken
in een zee van irrelevantie.
In een notendop
is het de keuze tussen
Big Brother houdt jou in de gaten
en jij houdt Big Brother in de gaten.
(Gelach)
Zo hoeft het echter niet te zijn.
We zijn geen passieve consumenten
van data en technologie.
We bepalen zelf de rol
die ze in ons leven spelen,
en de manier waarop we er
betekenis aan geven.
Maar om dat te doen,
moeten we evenveel aandacht geven
aan hoe we denken als aan hoe we coderen.
We moeten onszelf vragen stellen,
moeilijke vragen,
die verder gaan dan dingen tellen
naar dingen begrijpen.
We worden overstelpt met verhalen
over hoeveel data er in de wereld is,
maar als het om grote datasets gaat
en de uitdaging om deze te interpreteren,
dan is afmeting niet het enige dat telt.
Ook de snelheid
waarmee het zich ontwikkelt
en de variëteit van de gegevens.
Hier zijn wat voorbeelden:
Beelden,
tekst,
video,
audio.
Gemeenschappelijk
aan deze verschillende data
is dat ze door mensen gemaakt zijn
en dat ze context nodig hebben.
Er is een groep datawetenschappers
van de Universiteit van Illinois-Chicago,
het Samenwerkingsverband
Gezondheid & Media,
en zij werken met de centra
voor ziektebeheersing
om beter te begrijpen
hoe mensen praten
over stoppen met roken,
hoe ze praten over de elektrische sigaret
en wat ze samen kunnen doen
om deze mensen te helpen stoppen.
Het is interessant dat je om te begrijpen
hoe mensen praten over roken
eerst moet begrijpen
wat ze bedoelen als ze 'roken' zeggen.
Op Twitter zijn er vier categorieën:
nummer één, het roken van sigaretten;
nummer twee, het roken van marihuana;
nummer drie, het roken van spare ribs
en nummer vier, 'rokend' hete vrouwen.
(Gelach)
Dan moet je je afvragen
hoe mensen praten
over de elektrische sigaret?
Er zijn zoveel manieren
waarop mensen dit doen.
Je kunt op de dia zien
dat het een complexe vraag is.
Het herinnert ons eraan
dat taal door mensen gemaakt wordt.
Wij zijn slordig en complex,
gebruiken metaforen,
straattaal en jargon
en dat 24 uur per dag in heel veel talen,
en zodra we iets uitvogelen,
dan veranderen we het.
Zo ook met de advertenties
van de Amerikaanse Gezondheidsraad.
Die advertenties waren erg grafisch,
met een vrouw met een gat
in haar keel in de hoofdrol.
Erg beangstigend.
Hadden deze advertenties echt invloed
op de keuze om te stoppen?
Het Samenwerkingsverband
respecteerde de grenzen van hun data,
maar kon wel concluderen
dat deze advertenties --
jullie hebben ze misschien gezien --
ervoor zorgden dat mensen
erover gingen nadenken.
Wat invloed kan hebben
op toekomstig gedrag.
Ik bewonder en waardeer
aan dit project
dat het het gebaseerd is
op een werkelijk menselijke behoefte,
én een mooi voorbeeld van moed is
in een zee van irrelevante zaken.
Het zijn niet alleen
die grote hoeveelheden data
die verschillen in interpretatie
aan de kaak stellen.
Wij mensen hebben een rijke historie
om iedere hoeveelheid gegevens,
hoe klein ook, te verdraaien.
Misschien herinneren jullie je
dat voormalig president Ronald Reagan
bekritiseerd werd vanwege een verklaring
dat feiten stomme dingen zijn.
Het was een verspreking,
laten we eerlijk zijn.
Hij wilde John Adams citeren,
in zijn verdediging
in de rechtszaken
rondom het bloedbad van Boston,
dat 'feiten koppige dingen zijn'.
Toch denk ik dat er een toevallige
wijsheid zit in wat hij zei,
want feiten zijn koppige dingen
en soms zijn ze ook stom.
Ik wil wat persoonlijks vertellen
over waarom dit mij kan schelen.
Ik moet even adem halen.
Toen mijn zoon Isaac twee was,
werd er autisme geconstateerd.
Hij was een blij, grappig
liefhebbend, aanhalig jongetje,
maar gemeten op de ontwikkelingsschaal
die keek naar het aantal woorden --
op dat moment geen --
naar communicatieve gebaren
en het minimale oogcontact,
scoorde hij op ontwikkelingsniveau
als een baby van negen maanden oud.
De diagnose was feitelijk correct,
maar vertelde niet het hele verhaal.
Anderhalf jaar later,
toen hij bijna vier was,
vond ik hem op een dag achter de computer
waar hij via Google
afbeeldingen zocht van vrouwen,
dat hij als "w-i-m-e-n" spelde.
Ik deed wat
iedere geobsedeerde ouder doet,
op 'vorige' klikken
om te zien wat hij
nog meer gezocht had.
Dat waren in deze volgorde: mannen,
school, bus en computer.
Ik was verbijsterd,
want we wisten niet dat hij kon spellen,
laat staan lezen, dus ik vroeg hem:
"Isaac, hoe heb je dat gedaan?"
Hij keek me heel serieus aan en zei:
"Ik heb het ingetypt."
Hij leerde zichzelf communiceren,
maar wij zochten op de verkeerde plek,
en dit gebeurt er wanneer testen
en analyses één aspect overwaarderen --
in dit geval verbale communicatie --
en andere aspecten onderwaarderen,
zoals creatieve probleemoplossing.
Communicatie was moeilijk voor Isaac,
dus vond hij een manier eromheen
om te leren wat hij nodig had.
Het is eigenlijk heel zinnig,
want een vraag formuleren
is een heel complex proces,
maar hij kon eromheen werken
door een woord in een zoekvak te typen.
Dit momentje...
had veel invloed op mij
en op ons gezin
omdat het ons hielp
ons referentiekader te veranderen
over wat er met hem gebeurde,
en ons minder zorgen maken
en zijn vindingrijkheid meer waarderen.
Feiten zijn stomme dingen.
En ze zijn kwetsbaar voor misbruik,
met opzet of anderzins.
Een vriendin die wetenschapper is,
Emily Willingham,
schreef kort geleden
een stuk voor Forbes,
Het heette: "De 10 Raarste Dingen
die Ooit aan Autisme Gelinkt zijn."
Het is nogal een lijst.
Het Internet,
krijgt overal de schuld van, toch?
En moeders natuurlijk, omdat.
Wacht, er is meer,
er is een heleboel
in de categorie 'moeders'.
Het is een behoorlijk
rijke en interessante lijst.
Ik ben persoonlijk een fan
van ‘zwanger zijn
in de buurt van snelwegen’.
De laatste is interessant,
want de term 'koelkastmoeder'
was de originele hypothese
als oorzaak van autisme
en het betekende iemand
die koud en afstandelijk was.
Nu denken jullie misschien,
"Ok, Susan, we snappen het,
je kunt data alles laten zeggen."
En dat is waar, echt waar,
maar de uitdaging is
dat we de kans hebben
om er zelf betekenis aan te geven,
omdat de data zelf geen betekenis geeft.
Dat doen wij.
Dus als zakenman, als consument,
als patiënt, als burger,
hebben wij, denk ik,
een verantwoordelijkheid,
om meer tijd te besteden aan
ons kritisch denkvermogen.
Waarom?
Omdat we, zoals we al zo vaak
gehoord hebben,
we kunnen met lichtsnelheid
exabytes aan data verwerken,
we kunnen veel sneller en efficiënter
slechte keuzes maken
en met veel grotere gevolgen
dat in het verleden.
Geweldig, toch?
In plaats daarvan moeten we
wat meer tijd besteden
aan zaken zoals geesteswetenschappen,
sociologie en sociale wetenschappen,
retoriek, filosofie, ethiek,
omdat ze ons
hele belangrijke context verschaffen
voor die grote datasets
en omdat ze ons helpen
betere kritische denkers te worden.
Want als ik een probleem
in een discussie kan ontdekken,
dan maakt het niet uit of dat
in woorden of in getallen is.
Dit betekent
dat we onszelf moeten leren
om onze eigen vertekening te herkennen
en de valse correlaties
en een emotioneel argument
vanop 50 meter te herkennen.
Omdat als iets na iets anders gebeurt,
betekent dat niet dat
het erdoor veroorzaakt is.
Als ik even mag,
de Romeinen noemden dit
"post hoc ergo propter hoc,"
of “nadat, dus doordat”.
Het betekent bijvoorbeeld
kritisch zijn over demografie.
Waarom? Omdat het is
gebaseerd op aannames
over wie we zijn,
gebaseerd op geslacht,
onze leeftijd en waar we wonen
en niet op gegevens over
wat we echt denken en doen.
Omdat we deze gegevens hebben,
moeten we het behandelen
met de nodige privacy-waarborgen
waarin je kunt kiezen om mee te doen.
Daarbuiten moeten we duidelijk zijn
over onze hypotheses
en de methodes die we gebruiken
en over het vertrouwen
dat we in het resultaat hebben.
Zoals mijn wiskundeleraar vroeger zei:
“Laat je berekening zien.”,
want als ik niet weet
welke stappen je gezet hebt,
dan weet ik niet
welke je niet gezet hebt.
Als ik niet weet
welke vragen je gesteld hebt,
dan weet ik niet
welke vragen je niet gesteld hebt.
Dit betekent dat we onszelf
het moeilijkste moeten vragen:
“Blijkt dit echt uit de gegevens,
of zorgt het resultaat ervoor
dat we ons succesvoller
en geruster voelen?”
De Samenwerking van Gezondheid & Media,
kon aan het eind van hun project zeggen
dat 87% van de tweets angst weergaven,
over die hele grafische en
confronterende anti-rookreclames.
Maar concludeerden ze ook
dat ze mensen lieten stoppen met roken?
Nee. Het is wetenschap, geen magie.
Als we de kracht van de data
kunnen vrijmaken,
dan hoeven we Orwell
niet blind te volgen
in zijn totalitaire toekomstvisie,
noch Huxley in zijn triviale visie,
noch een verschrikkelijke cocktail
van beide.
Wat we moeten doen,
is kritisch denken met respect bejegenen
en geïnspireerd raken door voorbeelden
zoals de Samenwerking
van Gezondheid en Media.
Zoals ze in films met superhelden zeggen:
“Gebruik die macht
om iets goeds te doen.”
Dank je wel.
(Applaus)