Depressie is de belangrijkste oorzaak
van invaliditeit in de wereld.
In de Verenigde Staten
hebben 10% van de volwassenen
met depressie te kampen.
Omdat het een mentale ziekte is,
kan het veel moeilijker te begrijpen zijn
dan bijvoorbeeld hoog cholesterolgehalte.
Eén belangrijke bron van verwarring is
het verschil tussen een depressie hebben
en je gewoon gedeprimeerd voelen.
Bijna iedereen
voelt zich af en toe bedrukt.
Slechte punten krijgen,
een job verliezen,
ruzie hebben,
zelfs een regenachtige dag
kan gevoelens van droefheid oproepen.
Soms is er helemaal geen aanleiding.
Het steekt gewoon zijn kop op,
uit het niets.
Dan veranderen de omstandigheden
en die droevige gevoelens verdwijnen.
Een klinische depressie is anders.
Dat is een medische aandoening
en die verdwijnt niet zomaar
omdat jij dat wil.
Ze blijft minstens twee weken aanhouden
en belemmert aanzienlijk
de vaardigheid om te werken,
spelen,
of vrijen.
Depressie kan verschillende
symptomen hebben:
een sombere stemming,
geen zin in dingen waar je
normaal gesproken van geniet,
verandering in de eetlust,
zich waardeloos
of buitensporig schuldig voelen,
te veel of te weinig slapen,
slecht concentratievermogen,
rusteloosheid of traagheid,
lusteloosheid,
of terugkerende zelfmoordgedachten.
Als je minstens
vijf van deze symptomen hebt,
kom je, volgens
psychiatrische richtlijnen,
in aanmerking voor
een diagnose van depressie.
En het zijn niet enkel gedragssymptomen.
Depressie is fysiek
zichtbaar in het brein.
Ten eerste
zijn er veranderingen
die men met het blote oog kan zien
en met röntgenvisie.
Dat zijn onder andere kleinere frontale
kwabben en het volume van de hippocampus.
Op microschaal
wordt depressie geassocieerd
met enkele dingen:
de abnormale overdracht of uitputting
van bepaalde neurotransmitters,
vooral serotonine, noradrenaline
en dopamine;
afgestompte circadiaanse ritmes
of bepaalde veranderingen in de REM
en de diepe-slaapfases van je slaapcyclus;
en hormonale afwijkingen,
zoals hoog cortisolgehalte
en ontregeling van de schildklierhormonen.
Maar neurowetenschappers
hebben nog steeds geen volledig beeld
van de oorzaken van depressies.
Een complexe wisselwerking tussen genen
en het milieu lijkt een rol te spelen,
maar we hebben geen
diagnostisch hulpmiddel
dat nauwkeurig kan voorspellen
waar of wanneer het zal opduiken.
En aangezien symptomen
van depressie ontastbaar zijn,
komt je er moeilijk achter
wiens zorgeloosheid slechts schijn is.
Volgens het National Institute
of Mental Health
heeft de gemiddelde persoon
die aan een geestesziekte lijdt
meer dan tien jaar nodig
om hulp te vragen.
Maar er zijn heel
effectieve behandelingen.
Medicijnen en therapie stimuleren samen
de chemicaliën in de hersenen.
In extreme gevallen kan
electroconvulsietherapie,
een soort gecontroleerde beroerte
in de hersenen van de patiënt,
bevorderlijk zijn.
Andere veelbelovende behandelingen,
zoals transcraniële
magnetische stimulatie,
worden ook onderzocht.
Dus als je iemand kent
die te kampen heeft met depressie,
moedig hen voorzichtig aan
enkele van deze mogelijkheden na te gaan.
Je kan zelfs aanbieden
met bepaalde taken te helpen,
zoals het vinden
van een therapeut in de buurt
of een lijst maken met vragen
om aan de dokter te stellen.
Voor iemand met een depressie
kunnen deze eerste stappen
onoverkomelijk lijken.
Als ze zich schuldig voelen
of zich schamen,
wijs er dan op dat depressie
een medische aandoening is,
net als astma en diabetes.
Het is geen zwakte of persoonlijkheidstrek
en ze moeten niet verwachten
er zomaar overheen te komen,
net zo min als ze met wilskracht
over een gebroken arm heen zouden komen.
Als je zelf geen depressie
doorgemaakt hebt,
vergelijk het dan niet met tijden
waarin je jezelf bedrukt voelde.
Vergelijken wat zij doormaken
met normale, wat sombere gevoelens,
kan ertoe leiden
dat zij zich er schuldig over voelen.
Zelfs gewoon maar open
over depressie spreken kan al helpen.
Onderzoek toont aan dat iemand
naar zelfmoordgedachten vragen
het zelfmoordrisico vermindert.
Open gesprekken over geestesziekte
helpen het stigma uit te slijten
en maken het de mensen makkelijker
om hulp te vragen.
En hoe meer mensen zich laten behandelen,
hoe meer wetenschappers
over depressie zullen leren
en hoe beter de behandelingen
zullen worden.