De mondiale economische en financiële crisis heeft de publieke belangstelling doen toenemen
voor één van de oudste vragen van de economie
teruggaand tot voor Adam Smith.
Wat maakt dat landen met
vergelijkbare economieën en instellingen
een radicaal verschillend spaargedrag vertonen?
Veel briljante economen hebben
hun hele leven aan deze vraag gewijd
en als onderzoeksgebied
hebben we enorme vooruitgang geboekt
en begrijpen we hier al veel van.
Vandaag wil ik het hebben
over een intrigerende nieuwe hypothese
en enkele verrassend indrukwekkende bevindingen,
waar ik aan werkte:
hoe is de structuur van de taal die je spreekt,
gerelateerd aan je vermogen om te sparen?
hoe is de structuur van de taal die je spreekt,
gerelateerd aan je neiging om te sparen?
Ik vertel eerst iets meer
over de mate van sparen en over taal.
Daarna toon ik het verband.
Laten we beginnen met de landen van de OESO,
de Organisatie voor Economische Samenwerking
en Ontwikkeling
Algemeen gezien zijn de OESO-landen de rijkste
en meest geïndustrialiseerde landen ter wereld.
Algemeen gezien zijn de OESO-landen de rijkste
en meest geïndustrialiseerde landen ter wereld.
Met hun aansluiting bij de OESO
verbonden deze landen zich
aan democratie, open markten en vrijhandel.
Ondanks al deze gelijkenissen zien we
enorme verschillen in spaargedrag.
Helemaal links op dit diagram
zie je dat veel OESO-landen
meer dan een kwart van hun BBP sparen,
en sommige OESO landen
meer dan een derde van hun BBP per jaar.
Uiterst rechts zien we Griekenland.
Je ziet dat Griekenland
de laatste 25 jaar
nauwelijks meer dan 10% van zijn BBP
heeft weten te sparen.
Merk op dat de V.S.
en het V.K. kort volgen.
We zien enorme verschillen in de mate van sparen.
Hoe kan taal daar iets mee te maken hebben?
Ik vertel eerst dat talen
fundamenteel verschillend zijn.
Linguïsten en cognitiewetenschappers
onderzoeken dit al vele jaren.
Daarna zal ik de relatie schetsen
tussen deze gedragingen.
Ondertussen zagen jullie
dat ik Chinees ben.
Ik ben opgegroeid in het Midwesten
van de V.S.
Ik realiseerde me al heel vroeg
dat het Chinees me dwong om
op een totaal andere manier
over familie te spreken en zelfs te denken.
op een totaal andere manier
over familie te spreken en zelfs te denken.
Hoe? Ik geef een voorbeeld.
Stel dat ik je aan mijn oom voorstel.
Je verstond exact wat ik net zei in het Engels.
In het Mandarijn Chinees
zou dat niet volstaan.
Ik kan het niet met zo
weinig informatie doen.
Mijn taal zou me gedwongen hebben om,
in plaats van gewoon te zeggen: "Dit is mijn oom",
enorm veel extra informatie te verstrekken.
Mijn taal zou me dwingen om je te vertellen
of dit een oom langs moeders- of vaderskant was,
of het een aangetrouwde of -geboren oom was,
en of het mijn vaders broer was,
of hij ouder of jonger
dan mijn vader was.
Al die informatie is verplicht.
In het Chinees mag ik dat niet negeren.
Als ik correct wil spreken,
dwingt het Chinees me
om er constant aan te denken.
Dat fascineerde me als kind eindeloos,
maar wat me nog meer fascineert als econoom,
is dat sommige van deze verschillen
terugkomen in hoe talen over tijd spreken
Als ik bijvoorbeeld Engels spreek,
moet ik grammaticaal anders spreken
als ik over regen in het verleden:
"It rained yesterday" (het regende gisteren),
huidige regen: "It is raining now"
(het regent nu)
of toekomstige regen praat: "It will rain tomorrow"
(het gaat morgen regenen).
Het Engels bevat veel meer informatie
over de timing van gebeurtenissen.
Ik moet rekening houden
met die informatie
en "It will rain," (Het zal regenen) of
"It's going to rain." (Het gaat regenen) zeggen.
Je kan in het Engels niet gewoon zeggen:
"It rain tomorrow" (Het regenen morgen).
Nochtans, dat is ongeveer
wat je in het Chinees zou zeggen.
Wat in het Chinees normaal klinkt,
klinkt in het Engels misschien heel vreemd.
"Het regenen gisteren", "Het regenen nu",
"Het regenen morgen".
De Chinese taal verdeelt
het tijdsspectrum niet zoals
het Engels ons constant dwingt
om correct te spreken.
Zien we dit verschil alleen tussen talen
die niet verwant zijn,
zoals Engels en Chinees?
Nee.
Velen van jullie weten dan Engels
een Germaanse taal is.
Of je het wist of niet, Engels is een buitenbeentje.
Het is de enige Germaanse taal die dit vereist.
Bijvoorbeeld Duitsers spreken met een gerust hart
over regen in de toekomst
door te zeggen "Morgen regent het."
Wat in het Engels nogal vreemd klinkt vanwege
het ontbreken van de toekomstige tijd.
Dit bracht mij als gedragseconoom
tot een intrigerende hypothese.
Zou hoe je over tijd spreekt en
hoe je taal je over tijd laat denken
je gedrag beïnvloeden?
Als je Engels spreekt,
een taal met toekomst,
betekent dat dat iedere keer
je het over de toekomst
of een toekomstige gebeurtenis hebt,
je grammaticaal wordt gedwongen
dat te scheiden van het heden
en het te behandelen als iets
dat intuïtief anders is.
Stel nu dat dat intuïtieve verschil ervoor zorgt
dat telkens je spreekt dit een subtiele scheiding
maakt tussen toekomst en heden.
Als dat waar is en de toekomst wordt ervaren
als iets ver verwijderd
en verschillend van het heden,
wordt sparen moeilijker.
Als je daarentegen een
taal zonder toekomst spreekt,
dan spreek je op dezelfde manier
over het heden en de toekomst.
Als dat je subtiel aanzet
om heden en toekomst hetzelfde te ervaren,
zal het makkelijker zijn om te sparen.
Dit een fantasierijke theorie.
Ik ben een professor en wordt daarvoor betaald.
Maar hoe test je
zo'n theorie eigenlijk?
Wel, ik verdiepte me
in taalkundige werken.
Interessant genoeg bestaan er
overal ter wereld geïsoleerde gebieden
van sprekers van talen zonder toekomst
Dit is zo'n gebied van
talen zonder toekomst in Noord-Europa.
Als je je op de data stort,
blijken deze sprekers van
talen zonder toekomst
over de hele wereld,
onze beste spaarders te zijn.
Laten we, om je een idee te geven,
even terugkijken naar die OESO-grafiek.
Je ziet dat deze balken
systematisch langer zijn
en systematisch meer naar links liggen,
dan de balken van de leden van de OESO
die talen met toekomst spreken.
Wat is het gemiddelde verschil hier?
Vijf procent van je BBP sparen per jaar
gedurende 25 jaar heeft enorme
langetermijneffecten op de rijkdom van je land.
Hoewel deze bevindingen suggestief zijn,
kunnen landen op zoveel manieren verschillen
dat het soms heel moeilijk is om
al deze verschillen te verantwoorden.
Ik ga iets laten zien waar ik een jaar
mee bezig ben geweest:
het samenvoegen van
de allergrootste gegevensbestanden,
die we als economen mogen gebruiken.
Ik probeer alle mogelijke
verschillen te elimineren
in de hoop dat dat verband niet standhoudt.
Samenvattend: hoe ver ik ook doorduw,
het verband houdt stand.
Ik toon je hoe ver je dat kunt doen.
Stel je voor dat ik grote gegevensbestanden
van over de hele wereld verzamel.
Bijvoorbeeld het "Gezondheidsonderzoek
ouderdom en pensioenen in Europa".
Van die gegevensbestanden kun je leren dat gepensioneerde Europese families
extreem geduldig zijn met enquêteurs.
(Gelach)
Stel je een gepensioneerd huishouden in België voor en iemand komt aan de deur.
"Neem me niet kwalijk, zou ik uw
aandelenportfolio mogen doorbladeren?
Weet u misschien hoeveel uw huis waard is?
Zou u me dat willen vertellen?
Heeft u misschien een gang
die langer is dan 10 meter?
Zo ja, vindt u het erg als ik opmeet
hoe lang u daar achterstevoren over doet?
Zou u zo hard mogelijk met
uw voorkeurshand in dit apparaat willen knijpen
zodat ik uw grijpkracht kan meten?
Blaast u misschien even in dit buisje
zodat ik uw longcapaciteit kan meten?"
Deze enquête duurt meer dan een dag.
(Gelach)
Combineer dat met een demografische
en gezondheidsenquête
die door USAID in ontwikkelingslanden
in Afrika werd afgenomen,
een enquête die rechtstreeks
de hiv-status kan meten
van families die bijvoorbeeld
op het platteland van Nigeria leven.
Combineer dat met een mondiale waardenenquête,
die de politieke meningen en,
gelukkig voor mij, het spaargedrag
van miljoenen families in
honderden landen over de wereld meten.
Neem al die gegevens,
combineer ze, dan krijg je deze kaart.
Die geeft negen landen over de wereld weer,
met aanzienlijke inheemse bevolkingen
die talen met en zonder toekomst spreken.
Ik ga statistisch gelijke paren vormen
tussen families die bijna identiek zijn
op alle meetbare dimensies,
en dan onderzoek ik of het verband
tussen taal en spaargedrag standhoudt,
zelfs bij beheersing van al deze niveaus.
Welke eigenschappen kunnen we beheersen?
Ik ga families bij elkaar zoeken op:
geboorteland en woonplaats,
de demografische eigenschappen
(geslacht, leeftijd,... ),
het inkomensniveau in eigen land,
de scholingsgraad, veel over de familiestructuur
- je kan op zes verschillende
manieren getrouwd kan zijn in Europa -
en tot slot, per godsdienst,
waar we wereldwijd 72 categorieën toekennen.
We kijken dus extreem specifiek.
Er zijn 1,4 miljard verschillende kenmerken
waarin een familie zich kan herkennen.
Alles wat ik vanaf nu ga vertellen
vergelijkt deze nagenoeg identieke families.
Alles wat ik vanaf nu ga vertellen
vergelijkt deze nagenoeg identieke families.
Dat is zo dicht mogelijk bij het gedachte-experiment
van twee families vinden die in Brussel leven
die identiek zijn op elk van deze dimensies,
maar waarvan de ene Vlaams
en de andere Frans spreekt,
of twee families die in
een landelijk district in Nigeria leven,
waarvan de ene Hausa en de andere Igbo spreekt.
Als we zo specifiek kijken, sparen de sprekers
van talen zonder toekomst meer?
Als we zo specifiek kijken, sparen de sprekers
van talen zonder toekomst meer?
Zelfs bij deze manier van kijken, geldt dat voor de
sprekers van talen zonder toekomst
30% meer waarschijnlijk is dat ze
elk jaar een gespaard bedrag opgeven.
Heeft dit cumulatieve effecten?
Ja, bij pensionering hebben
sprekers van talen zonder toekomst
bij een gelijk inkomen,
25% meer gespaard.
Kunnen we dit gegeven nog uitbreiden?
Ja, want zoals ik vertelde, verzamelen we een
heleboel gezondheidsgegevens als economen.
Hoe zouden we gezond gedrag
kunnen zien als spaargedrag?
Neem roken, bijvoorbeeld.
Roken is op een bepaalde manier negatief sparen.
Als sparen, huidige pijn
inruilt voor toekomstig plezier,
dan is roken het tegenovergestelde.
Het is huidig plezier inruilen voor toekomstige pijn.
Daarvoor zouden we dus een
tegengesteld effect moeten verwachten.
En dat is exact wat we zien.
Het is 20 tot 24 % minder waarschijnlijk
dat sprekers van talen zonder toekomst
dat ze, vergeleken met identieke families, ooit roken.
Het is 13 tot 17 % minder waarschijnlijk
dat ze aan obesitas lijden
ten tijde van pensionering.
Het is 21 % meer
waarschijnlijk dat ze opgeven
een condoom te hebben gebruikt
tijdens hun laatste seksuele ontmoeting.
Ik zou kunnen doorgaan met
de lijst van verschillen.
Het is bijna onmogelijk om
een spaargedrag te vinden
waar dit sterke effect ontbreekt.
Mijn linguïstieke en economische collega's van Yale
en ik zijn net begonnen met dit werk
en het echte ontdekken en begrijpen van de
wijze waarop wij op subtiele wijze worden aangezet
om elke keer dat we spreken,
over de toekomst na te denken.
Uiteindelijk zal het doel zijn om te begrijpen
hoe deze subtiele effecten
onze beslissingen beïnvloeden,
en de mensen te voorzien van middelen
zodat ze bewust betere spaarders kunnen worden
en bewuster investeren in hun eigen toekomst.
Hartelijk dank.
(Applaus)