De oceanen bedekken zo'n
70% van onze planeet.
Ik denk dat Arthur C. Clarke
waarschijnlijk gelijk had
toen hij zei dat we onze planeet misschien
wel Oceaan in plaats van
Aarde moesten noemen.
De oceanen zijn enorm productief,
zoals je kunt zien op het satellietbeeld
van de fotosynthese,
de productie van nieuw leven.
De oceanen produceren dagelijks
de helft van alle nieuwe leven op aarde
plus de helft van de zuurstof
die wij inademen.
Daarnaast herbergen ze veel
van de biodiversiteit op aarde
waarvan veel nog onbekend.
Daarover ga ik vandaag wat vertellen.
Het gaat niet eens over wat wij
aan eiwitten uit de oceaan halen.
Dat is zo'n 10% van onze wereldbehoeften
en 100% voor sommige eilandstaten.
Als je afdaalt in de 95% van de biosfeer
waar leven mogelijk is,
wordt het snel pikkedonker,
slechts onderbroken door lichtpuntjes
van bioluminescente organismen.
Als je het licht aandoet,
zie je regelmatig spectaculaire
organismen voorbij zwemmen,
want dat zijn de bewoners van de diepte,
de wezens die leven in de diepe oceaan.
Daaronder zou de diepzeebodem
in beeld komen.
Dit soort leefgebied beslaat
meer oppervlakte van de aarde
dan alle andere leefgebieden bij elkaar.
Toch weten we meer over het oppervlak
van de maan en over Mars
dan over deze habitat,
ondanks het feit dat we daar nog nooit
één gram eten, een ademteug zuurstof
of één druppel water
vandaan hebben gehaald.
10 Jaar geleden
werd een internationaal programma,
'Census of Marine Life', opgezet
om een beter inzicht te krijgen
in het leven in de wereldwijde oceanen.
Er waren wereldwijd
17 projecten bij betrokken.
Hier zie je de voetafdrukken daarvan.
Je ziet hopelijk het niveau
van wereldwijde dekking
dat ze wisten te bereiken.
Het begon allemaal
toen twee wetenschappers,
Fred Grassle en Jesse Ausubel,
elkaar ontmoetten in Massachusetts,
waar beiden te gast waren bij
het beroemde oceanografische instituut.
Fred klaagde over de toestand
van de mariene biodiversiteit
en dat aan de problemen niets werd gedaan.
Uit die discussie ontstond dit programma
met 2.700 wetenschappers
uit ruim 80 landen over de hele wereld.
Er kwamen 540 oceaanexpedities
die voor een totaalbedrag
van 650 miljoen dollar
de distributie, de diversiteit
en rijkdom bestudeerden
van het leven in de oceanen.
Wat vonden we?
We vonden overal
spectaculaire nieuwe soorten,
de mooiste en visueel
meest verbluffende dingen --
van de kust tot in de diepzee,
van microben helemaal tot
de vissen en alles daartussen.
De beperkende factor was niet
gebrek aan onbekende diversiteit,
maar het aantal taxonomische specialisten,
die deze soorten konden
identificeren en catalogiseren.
Zij zijn in feite zelf
een bedreigde diersoort.
In de oceanen worden dagelijks
vier tot vijf nieuwe soorten
gevonden en beschreven.
Zoals ik al zei, zou het aantal
veel groter kunnen zijn.
Ik ben van Newfoundland in Canada -
een eiland voor de oostkust
van dat continent -
waar een van de ergste visserijrampen
in de menselijke geschiedenis plaatsvond.
Deze foto toont een kleine jongen
naast een kabeljauw.
Het is rond 1900.
Als jongen van ongeveer zijn leeftijd
ging ik vissen met mijn opa
en wij vingen vis
van ongeveer half die grootte.
Ik dacht dat dat de norm was,
want ik had nooit vissen als deze gezien.
Als je vandaag, 20 jaar
na de ondergang van deze visserij,
vis zou gaan vangen
-- wat niet zou meevallen --
zouden ze nog half zo groot zijn.
Dat noemen we
'verschuivende referentiewaarden'.
Onze verwachtingen van
wat de oceanen kunnen produceren
kunnen we ons niet voorstellen
omdat we het zelf nooit hebben gezien.
De meesten van ons, inclusief ikzelf,
denken dat de menselijke
exploitatie van de oceanen
pas echt op gang kwam
in de laatste 50 à 100 jaar.
De telling probeerde echt
om terug te kijken in de tijd
met behulp van
elke beschikbare informatiebron.
Alles, van restaurantmenu's
en kloosterverslagen
tot scheepslogboeken
moest een beeld geven
van de vroegere oceanen.
Want wetenschappelijke data
gaan grotendeels
hooguit terug tot aan
de Tweede Wereldoorlog.
Maar ze vonden in feite
dat de exploitatie
al sterk begon met de Romeinen.
In die tijd was er
natuurlijk geen koeling.
De vissers vingen alleen maar
wat ze die dag zelf
konden opeten of verkopen.
Maar de Romeinen
ontwikkelden het pekelen.
Daardoor werd het mogelijk
om vis op te slaan
en over lange afstanden te vervoeren.
Zo begon de industriële visserij.
Hierdoor kunnen we extrapoleren
wat voor soort schade we hebben gehad
ten opzichte van de pre-menselijke
invloeden op de oceaan.
Ze gaan van 65 tot 98 procent
voor deze belangrijke
groepen van organismen,
zoals getoond door de donkerblauwe balken.
Voor die soorten die we
met rust lieten en beschermden -
bijvoorbeeld zeezoogdieren
in de afgelopen jaren en zeevogels -
is er enig herstel.
Het is niet helemaal hopeloos.
Maar overwegend gingen we
via pekelen naar uitputten.
Nog een ander interessant bewijs.
Een trofeevis gevangen
voor de kust van Florida.
Een foto uit de jaren 1950.
Kijk naar de schaal op de dia,
als je hetzelfde beeld ziet
uit de jaren 1980,
is de vis veel kleiner
en we zien ook een verandering
in de samenstelling van die vis.
Tegen 2007
was de grootte eigenlijk
lachwekkend voor trofeevissen.
Maar dit is niet om te lachen.
De oceanen hebben veel
van hun productiviteit verloren
en wij zijn verantwoordelijk.
Wat blijft er over? Eigenlijk heel veel.
Een heleboel spannende dingen
en ik zal er wat over vertellen.
Eerst een beetje technologie,
omdat dit een TED-conferentie is
en je natuurlijk iets
over technologie wil horen.
Een van de instrumenten
voor het diepzeeonderzoek
zijn op afstand bediende voertuigen.
Bekabelde voertuigen die we
laten zakken naar de zeebodem.
Ze zijn onze ogen en handen
voor het werk op de zeebodem.
Een paar jaar geleden
moest ik op oceanografische cruise
maar mijn agenda liet dit niet toe.
Via een satellietverbinding
kon ik thuis aan mijn bureau zitten
met mijn hond aan mijn voeten,
een kopje thee bij de hand,
en de piloot zeggen:
"Ik wil een monster dáárvan."
En dan deed die piloot dat.
Dat soort technologie
is vandaag beschikbaar,
maar slechts tien jaar geleden nog niet.
Ze stelt ons in staat
om deze geweldige habitats
ver onder het zeeoppervlak
en in het volslagen duister
te onderzoeken.
Een van de instrumenten
om de oceanen te onderzoeken
is akoestiek, of geluidsgolven.
Het voordeel van geluidsgolven
is dat ze veel beter dan licht
door het water kunnen gaan.
We zenden geluidsgolven
die terugkaatsen
van allerlei objecten, zoals vissen.
In dit voorbeeld gebruikte
een onderzoeker twee schepen.
Een zond geluidsgolven uit
en het tweede schip
registreerde de teruggekaatste golven.
Dat gaf ons hier een nauwkeurige schatting
van 250 miljoen haringen
in ongeveer een minuut.
Voor een gebied ongeveer
zo groot als Manhattan.
Het is een enorm visserijgereedschap
omdat weten hoeveel vis er zit,
echt van cruciaal belang is.
We kunnen ook satellietlabels gebruiken
om dieren te volgen door de oceanen.
Bij dieren die aan de oppervlakte
komen ademhalen,
zoals deze zeeolifant,
kan men dan gegevens
terugsturen naar de kust
die ons zijn precieze locatie
in de oceaan vertellen.
Zo kunnen we hun reisroute reconstrueren.
Bijvoorbeeld, het donkerblauw
toont de route van de zeeolifant
in de noordelijke Stille Oceaan.
Voor wie kleurenblind is,
is deze dia is niet erg nuttig,
maar probeer toch maar te volgen.
Voor dieren die niet
naar het oppervlak komen,
hebben we 'opduik-labels',
die lichtgegevens verzamelen
en hoe laat de zon opkomt en ondergaat.
Na enige tijd
komen ze boven en relayeren
die data naar de kust.
Omdat GPS niet werkt onder water
hebben we deze tools nodig.
Daardoor kunnen we
deze blauwe snelwegen identificeren,
deze 'hot spots' in de oceaan.
Dat moeten echt prioritaire gebieden
voor oceaanbehoud worden.
Wanneer je naar de supermarkt gaat
en dingen koopt, worden ze gescand.
Een streepjescode op het product
vertelt de computer precies
welk product het is.
Genetici ontwikkelden
iets soortgelijks: genetische barcode.
Die code maakt gebruik
van een specifiek gen, CO1.
Dat gen varieert van soort tot soort.
Daardoor kunnen we de soorten
ondubbelzinnig identificeren
zelfs als ze erg op elkaar lijken
maar biologisch heel anders zijn.
Een van de mooiste voorbeelden
is het verhaal van twee jonge vrouwen,
middelbare scholieren in New York City,
die meewerkten aan de telling.
Zij verzamelden vis van markten
en restaurants in New York City
en noteerden die barcode.
Ze vonden verkeerd gelabelde vissen.
Bijvoorbeeld,
ze vonden goedkope tilapia
die als dure tonijn werd verkocht.
Zij vonden ook een bedreigde soort
die als een gewone verkocht werd.
Barcodes vertellen ons waarmee we werken
en ook wat we eten.
Het Biogeografisch
Informatiesysteem voor de Oceaan
is de databank voor
alle gegevens van de telling.
Het is vrij toegankelijk;
iedereen kan gegevens downloaden.
Het bevat alle gegevens van de telling
plus andere datasets
die mensen wilden leveren.
Daarmee kan je
de verspreiding van soorten
laten zien in de oceanen.
Ik heb hier enkele gegevens uitgezet.
Daarop richtten zich onze steekproeven.
We bemonsterden het gebied
van de Noord-Atlantische Oceaan,
in het bijzonder de Noordzee,
en ook de oostkust
van Noord-Amerika redelijk goed.
De warme kleuren komen overeen
met een goed bemonsterd gebied.
De koude kleuren, blauw en zwart,
tonen gebieden waar
bijna geen gegevens van zijn.
Ook na een 10-jarig onderzoek
zijn er grote gebieden
nog steeds ononderzocht.
Een groep wetenschappers in Texas,
die in de Golf van Mexico werken,
besloten als vrijwilligerswerk
alle beschikbare kennis te bundelen
over biodiversiteit in de Golf van Mexico.
Ze maakten een lijst van alle soorten
en waar ze voorkomen.
Het leek een zeer esoterische,
wetenschappelijke soort oefening.
Maar toen kwam de Deep Horizon-olieramp.
Plotseling werd dit vrijwilligerswerk,
zonder duidelijke economische aanleiding,
tot een essentiële informatiebron
over hoe dat systeem zich gaat herstellen,
hoe lang het zal duren
en hoe de rechtszaken
en de multimiljard-dollardiscussies
van de komende jaren
waarschijnlijk hun beslag zullen vinden.
Wat hebben we gevonden?
Ik kan hier uren over doorgaan,
maar dat gaat natuurlijk niet.
Ik zal een aantal
van mijn favoriete ontdekkingen
van de telling vertellen.
We ontdekten bijvoorbeeld
waar de hotspots van diversiteit zijn.
Waar vinden we de meeste
soorten leven in de oceaan?
Als we de bekende soorten hierin opnemen,
vinden we dit soort distributie.
Voor de kustgebieden
vinden we de grootste
diversiteit van organismen
in de tropen.
Dat was al een tijdje bekend,
geen echte doorbraak dus.
Wat echter echt spannend is,
is dat zij die ver van de kust leven
eigenlijk meer divers zijn
op de tussenliggende breedtegraden.
Dit soort gegevens
hebben conservators nodig
om te weten welke delen van de oceaan
de prioriteit moeten krijgen.
Je kan dit doen op wereldwijde schaal,
maar ook regionaal.
Daarom zijn biodiversiteitsgegevens
zo waardevol.
Terwijl veel van de ontdekte soorten
klein en moeilijk te zien zijn,
was dat zeker niet altijd het geval.
Het is bijvoorbeeld moeilijk te geloven
dat een kreeft van drie kilo
wetenschappers kon zijn ontgaan,
maar toen enkele jaren geleden
Zuid-Afrikaanse vissers
een uitvoervergunning aanvroegen
realiseerden wetenschappers zich
dat hij nieuw voor de wetenschap was.
Ook dit Golden V Kelp
(Aureophycus aleuticus),
verzameld in Alaska
net onder de laagwaterlijn,
is waarschijnlijk een nieuwe soort.
Ook al is het drie meter lang
was ook dit de wetenschap ontgaan.
Deze grootvininktvis is zeven meter lang.
Maar hij leeft in de diepe wateren
van de Mid-Atlantische Rug,
dus hij was een stuk moeilijker te vinden.
Maar er is nog kans op ontdekking
van grote en spannende dingen.
Van deze bijzondere,
'Jurassische' garnalen
werd gedacht dat ze
jaren geleden waren uitgestorven -
totdat de telling
ze in goeden doen ontdekte
voor de kust van Australië.
Het toont aan dat de oceaan,
door zijn uitgestrektheid,
geheimen zeer langdurig kan verbergen.
Steven Spielberg kan er
een puntje aan zuigen.
Distributies veranderen drastisch
van plaats tot plaats.
Een van die gevallen
was deze Grauwe pijlstormvogel,
die op spectaculaire wijze migreert
helemaal vanuit Nieuw-Zeeland
naar Alaska en weer terug,
op zoek naar een zomer zonder einde
terwijl ze hun levenscyclus volbrengen.
We hadden het ook
over het 'Witte Haai Café',
een plaats in de Stille Oceaan
waar witte haaien samenkomen.
Waarom, weten we simpelweg niet.
Dat is een vraag voor de toekomst.
Op de middelbare school leerden we,
dat alle dieren zuurstof
nodig hebben om te overleven.
Dit beestje van slechts ongeveer
een halve millimeter groot
is niet erg charismatisch.
Het werd pas ontdekt
in de vroege jaren 80.
Het echt interessante eraan is
dat een paar jaar geleden
tellingwetenschappers ontdekten
dat dit kereltje gedijen kan
in zuurstofarme sedimenten
in de diepe Middellandse Zee.
Nu weten ze
dat tenminste sommige dieren
zonder zuurstof kunnen
en dat ze zich aan de zwaarste
omstandigheden kunnen aanpassen.
Als je al het water
uit de oceaan zou zuigen,
dan zou je dit overhouden:
de biomassa van het leven op de zeebodem.
Een enorme biomassa aan de polen
met maar weinig biomassa ertussen.
We vonden het leven in de uitersten.
We vonden nieuwe soorten
die leven in ijs
en een op ijs gebaseerd
voedselweb ondersteunen.
Ook vonden we deze spectaculaire yeti-krab
in de buurt van kokend hete
hydrothermale bronnen bij Paaseiland.
Deze soort veroverde echt
de publieke aandacht.
Ook vonden we de diepste
bekende ventilatieopeningen
-- op 5.000 meter --
de heetste op 407 graden Celsius -
ventilatieopeningen in de Stille Zuidzee
en het Arctisch gebied,
waar er nog geen gevonden waren.
Ook nieuwe omgevingen
zijn dus nog steeds te ontdekken.
Toch blijft er nog veel onbekend.
Ik geef een korte samenvatting.
Je zou kunnen vragen
hoeveel vis er in de zee zit.
We kennen de vissen beter
dan elke andere groep in de oceaan
met uitzondering van de zeezoogdieren.
Op basis van de snelheid van ontdekking
kunnen we extrapoleren
hoeveel meer soorten we zullen ontdekken.
Op basis daarvan kunnen we berekenen
dat we ongeveer
16.500 mariene soorten kennen
en er waarschijnlijk nog eens
1000 tot 4000 zijn te ontdekken.
Niet slecht gedaan, dus.
We hebben ongeveer
75% van de vis gevonden,
misschien zelfs wel 90%.
Maar de vissen zijn het bekendst.
We weten veel minder
van andere groepen organismen.
Dit cijfer is gebaseerd
op een geheel nieuwe paper,
binnenkort in het tijdschrift
PLoS Biology.
Ze voorspelt hoeveel meer soorten er zijn
op het land en in de oceaan.
Ze vonden dat we ongeveer negen procent
van de soorten in de oceaan kennen.
Dat betekent dat 91%, ook na de telling,
nog steeds wacht op ontdekking.
Dat komt neer op ongeveer
twee miljoen soorten
als alles achter de rug is.
We hebben nog heel wat werk te doen
om alles te ontdekken.
Deze bacterie
leeft in matten voor de kust van Chili.
Deze matten bedekken een gebied
ter grootte van Griekenland.
En deze specifieke bacterie
is met het blote oog zichtbaar.
Je kunt je voorstellen
hoeveel biomassa die vertegenwoordigt.
Maar het interessantste aan microben is
hoe divers ze zijn.
Een enkele druppel zeewater
kan 160 verschillende
soorten microben bevatten.
De oceanen zelf
zouden ongeveer een miljard
verschillende types bevatten.
Dat is echt spannend.
Wat doen ze daar allemaal?
Eigenlijk weten we het niet.
Het meest opwindende van deze telling
vind ik de rol van mondiale wetenschap.
We zien op dit beeld
van licht tijdens de nacht
dat er veel gebieden zijn op aarde,
waar de mens verder ontwikkeld is
en andere gebieden
waar dat veel minder is,
maar daartussen
zien we grote donkere gebieden
van relatief onbekende oceaan.
Het andere punt dat ik wil maken:
deze oceanen zijn met elkaar verbonden.
Mariene organismen geven niet
om internationale grenzen;
ze bewegen waar ze willen.
Het belang van mondiale samenwerking
wordt daarom des te belangrijker.
We verloren veel van het paradijs.
Deze tonijn die ooit zo overvloedig
in de Noordzee voorkwam,
is daar nu effectief verdwenen.
Sleepnetten verzamelden
in de Middellandse Zee
meer rommel dan dieren.
Dat is dan de diepzee,
de omgeving die wij beschouwen als
een van de meest ongerepte op aarde.
De zee staat nog meer onder druk.
Verzuring van de oceanen
is een van de grote thema's,
maar ook opwarming van de oceaan
en het effect op koraalriffen.
Binnen tientallen jaren
-- tijdens onze levens --
gaan we een hoop schade
aan de koraalriffen zien.
Ik kon voor de rest van mijn beperkte tijd
doorgaan met deze litanie van bezorgdheid,
maar ik wil eindigen
op een meer positieve noot.
De grote uitdaging bestaat erin
dat we behouden wat er nog over is,
want er is nog steeds
spectaculaire schoonheid.
De oceanen zijn zo productief.
Er gebeurt daar zo veel
dat van belang is voor de mens
dat we het, zelfs
vanuit een egoïstisch perspectief,
beter moeten gaan doen
dan in het verleden.
We moeten de 'hotspots' weten te vinden
en ons best doen om ze te beschermen.
Beelden als deze benemen ons de adem,
en helpen ons tevens ademen
door de zuurstof die de oceanen leveren.
Censuswetenschappers werkten
in de regen, in de kou,
onder water en boven water
om al dat wonderlijke te ontdekken,
het nog grote onbekende,
de spectaculaire aanpassingen
in het leven in de oceaan.
Of je nu een herder bent
in de bergen van Chili,
of een effectenmakelaar in New York
of een TEDster in Edinburgh,
de oceanen zijn belangrijk.
Als de oceanen bezwijken, dan wij ook.
Bedankt voor het luisteren.
(Applaus)