Toen ik negen was,
ging ik voor het eerst op zomerkamp.
Mijn moeder pakte me een koffer
vol boeken,
wat mij een heel natuurlijke zaak leek.
In mijn familie
was lezen de voornaamste groepsactiviteit.
Dat klinkt misschien asociaal voor jou,
maar voor ons was het gewoon
een andere manier van sociaal zijn.
Je hebt de dierlijke warmte van je familie
die naast je zit,
maar je bent vrij om
rond te struinen in avonturenland
binnen in je eigen geest.
Ik had het idee
dat dat kamp net zo zou zijn,
maar dan beter.
(Gelach)
Ik had een visioen
van 10 meisjes in een blokhut
die gezellig boeken lazen
in hun bijpassende nachtjaponnen.
(Gelach)
Het kamp leek meer
op een gratis vat zonder alcohol.
Op de eerste dag
riep onze begeleidster ons samen.
Ze leerde ons een kreet
die we elke dag zouden doen,
de hele zomer lang,
om de kampgeest erin te houden.
Het ging zo:
"H-E-R-R-Y,
zo spellen wij herrie.
"Herry, herry, laten we herry maken."
Yeah.
Ik kon me absoluut niet voorstellen
waarom we zonodig herrie moesten maken,
of waarom we het woord
fout moesten spellen.
(Gelach)
Maar ik deed mee met de kreet,
met alle anderen.
Ik deed mijn best.
Ik wachtte gewoon op het moment
dat ik kon ontsnappen en boeken lezen.
De eerste keer dat ik mijn boek pakte,
kwam het coolste meisje
van de kamer op me af.
Ze vroeg me: "Waarom ben je zo rustig?"
Rustig was natuurlijk
het tegenovergestelde van
H-E-R-R-Y.
De tweede keer dat ik het probeerde,
kwam de begeleidster op me af
met een bezorgde gezichtsuitdrukking.
Ze herhaalde het punt over kampgeest.
Ze zei dat we allemaal
ons best moesten doen
om naar buiten te komen.
Ik borg dus mijn boeken op,
in hun koffer,
en stopte ze onder mijn bed,
waar ze voor de rest
van de zomer bleven zitten.
Ik voelde me hier schuldig over,
alsof de boeken me nodig hadden,
alsof ze me riepen
en ik ze in de steek liet.
Maar ik deed die koffer niet meer open
tot ik weer thuis was bij mijn familie
op het einde van de zomer.
Ik vertel jullie dit verhaal
over het zomerkamp.
Ik had je er 50 andere kunnen vertellen --
telkens wanneer ik de boodschap kreeg
dat mijn rustige
en introverte manier van zijn
niet noodzakelijk de juiste weg was,
dat ik moest proberen
meer extravert te lijken.
Ik voelde van binnen
altijd al wel aan dat dit fout was,
dat introverte mensen
excellent zijn zoals ze zijn.
Jarenlang ontkende ik die intuïtie.
Ik werd advocaat op Wall Street,
uitgerekend daar,
in plaats van schrijver,
wat ik altijd had gewild,
deels omdat ik aan mezelf moest bewijzen
dat ik ook gedurfd en assertief kon zijn.
Ik ging altijd uit in drukke bars
terwijl ik eigenlijk liever
gezellig met vrienden had gedineerd.
Ik maakte keuzes die mezelf negeerden
zo reflexmatig dat ik me er zelfs
niet van bewust was dat ik ze maakte.
Vele introverte mensen doen dat.
Dat is zeker een verlies voor ons,
maar ook voor onze collega's
en voor onze gemeenschappen.
Op het gevaar af pretentieus te klinken:
het is een verlies voor te wereld.
Want voor creativiteit en leiderschap
moeten introverte mensen
doen waar ze goed in zijn.
Een derde tot de helft
van de bevolking is introvert.
Een derde tot de helft.
Dat zijn één op elke twee
of drie mensen die je kent.
Als je zelf een extraverte persoon bent,
dan heb ik het over je collega's,
je echtgenoten en je kinderen,
en de persoon die naast je zit.
Ze zijn allen slachtoffer
van dat vooroordeel
dat heel diep in
onze maatschappij is ingesleten.
We maken het ons allemaal
op heel jonge leeftijd eigen,
zelfs zonder dat we woorden
hebben voor wat we doen.
Om die vooringenomenheid
duidelijk te zien,
moet je begrijpen wat introversie is.
Het is geen verlegenheid.
Verlegenheid gaat om
angst voor een sociaal oordeel.
Introversie gaat meer over
hoe je reageert op stimuli,
met inbegrip van sociale stimuli.
Extraverte mensen hebben nood
aan grote hoeveelheden stimuli,
terwijl introverte mensen op hun best,
op hun alertst en bekwaamst zijn,
als ze in een rustiger,
meer ingehouden omgeving zitten.
Niet altijd --
deze dingen zijn niet absoluut --
maar vaak.
De sleutel waarmee elk van ons
het beste uit zijn talenten kan halen,
is dat we ons allemaal
plaatsen in de stimulus-zone
die bij ons past.
Maar dit is waar het vooroordeel
om de hoek komt kijken.
Onze belangrijkste instellingen,
onze scholen en bedrijven,
zijn vooral voor
extraverte mensen ontworpen,
voor hun nood aan veel stimuli.
Vandaag hangen we een geloof aan
dat ik het nieuwe groepsdenken noem.
Het zegt dat alle creativiteit
en productiviteit
voortkomt uit een bizar
kudde-achtige omgeving.
Beeld je het typische
hedendaagse klaslokaal in.
Toen ik naar school ging,
zaten we in rijen.
We zaten in rijen banken zoals deze,
en we werkten meestal tamelijk autonoom.
Heden ten dage heeft
het typische klaslokaal
eilandjes van banken --
vier, vijf, zes, zeven kinderen
die elkaar aankijken.
De kinderen werken
aan talloze groepswerkjes.
Zelfs voor vakken
als wiskunde en stellen,
waar je zou denken dat je
op je eigen gedachtengang afgaat,
moeten kinderen nu handelen
als leden van een comité.
Kinderen die verkiezen
om zich terug te trekken
of alleen te werken,
worden vaak als buitenstaanders beschouwd,
of erger nog, als probleemgevallen.
Verreweg de meeste leerkrachten
zeggen dat ze geloven
dat de ideale student extravert is,
niet introvert,
terwijl introverte mensen
betere punten halen
en meer weten,
zo blijkt uit onderzoek.
(Gelach)
Hetzelfde is waar op onze werkplek.
De meesten van ons
werken in landschapskantoren,
zonder muren,
blootgesteld aan het constante lawaai
en de blikken van onze collega's.
Als het op leiderschap aankomt,
krijgen introverte mensen
meestal niet de job,
hoewel ze erg zorgvuldig zijn
en veel minder snel
te grote risico's nemen --
iets waar we vandaag de dag
wellicht allemaal voorstander van zijn.
Interessant onderzoek van Adam Grant
van de Wharton School
geeft aan dat introverte leiders
vaak betere resultaten
halen dan extraverte leiders.
Als ze leiding geven
aan proactieve medewerkers,
laten ze die werknemers
veel eerder hun ideeën uitwerken,
terwijl extraverte leiders onbewust
zo in de ban van de dingen kunnen raken
dat ze er hun eigen stempel op drukken,
waardoor de ideeën van anderen
niet zo gemakkelijk komen bovendrijven.
Enkele van onze transformatieve leiders
in de geschiedenis waren introvert.
Ik geef een paar voorbeelden.
Eleanor Roosevelt, Rosa Parks, Gandhi --
deze mensen beschreven zichzelf allemaal
als rustig, zachtaardig en zelfs verlegen.
Ze zochten allemaal de schijnwerpers op,
zelfs als elke vezel in hun lijf
schreeuwde om het niet te doen.
Dit blijkt een aparte kracht te hebben.
De mensen voelden aan
dat deze leiders aan het roer stonden,
niet omdat ze graag leiding gaven,
niet omdat ze graag het middelpunt waren;
ze deden het omdat ze geen keuze hadden,
omdat ze gedreven waren
te doen wat ze juist achtten.
Op dit punt vind ik
het belangrijk om te zeggen
dat ik dol ben op extraverte mensen.
Ik zeg er graag bij dat een aantal
van mijn beste vrienden extravert zijn,
inclusief mijn geliefde echtgenoot.
We bevinden ons allemaal
op verschillende punten
van het introvert/extravert-spectrum.
Zelfs Carl Jung, de psycholoog
die deze termen als eerste populariseerde,
zei dat de pure
introverte mens niet bestaat,
en de pure extraverte evenmin.
Hij zei dat die
in een gekkenhuis zou zitten,
als hij al bestond.
Sommige mensen zitten
helemaal in het midden
van het introvert/extravert-spectrum.
Die mensen noemen we ambivert.
Ik denk vaak dat ze
het beste van twee werelden hebben.
Maar velen van ons herkennen
zichzelf in het ene of het andere type.
Ik zeg dat we cultureel gezien
nood hebben aan een beter evenwicht.
We hebben meer yin en yang nodig
tussen deze twee types.
Dit is vooral belangrijk
als het op creativiteit
en productiviteit aankomt.
Als psychologen onderzoek doen
naar het leven van
de meest creatieve mensen,
komen ze uit
bij mensen die heel goed zijn
in ideeën uitwisselen
en promoten,
maar die ook een stevig
introvert trekje hebben.
Dat komt omdat alleen zijn
vaak een cruciaal ingrediënt is
voor creativiteit
Darwin
maakte lange wandelingen in de bossen
en wees uitnodigingen
voor etentjes met klem af.
Theodor Geisel,
beter gekend als Dr. Seuss,
bedacht vele van zijn wonderlijke creaties
in de eenzame klokkentoren
achterin zijn huis
in La Jolla, Californië.
Hij was bang van ontmoetingen
met de jonge lezers van zijn boeken,
uit vrees dat ze verwachtten dat hij
een soort jolige kerstmanfiguur was,
en teleurgesteld zouden zijn
over zijn gereserveerde persoonlijkheid.
Steve Wozniak vond
de eerste Apple-computer uit
terwijl hij in zijn kantoorhokje zat
bij Hewlett-Packard, waar hij toen werkte.
Hij zegt dat hij nooit
zo'n expert zou zijn geworden
als hij niet te introvert was geweest
om het huis te verlaten
waar hij opgroeide.
Natuurlijk betekent dit niet
dat we moeten stoppen met samenwerken.
Ten bewijze: het bekende geval
van Steve Wozniak die samen met Steve Jobs
Apple Computer opstart.
Het betekent dat eenzaamheid belangrijk is
en dat het voor sommige mensen
de lucht is waar ze van leven.
We weten al eeuwenlang
dat eenzaamheid
transcendente kracht heeft.
We zijn het pas recent
vreemd genoeg beginnen te vergeten.
Als je de belangrijkste religies
van de wereld bekijkt,
zal je zoekers aantreffen --
Mozes, Jezus, Boeddha, Mohammed --
zoekers die er alleen op uittrekken,
alleen in de wildernis,
waar ze dan diepe inzichten
of revelaties kennen
die ze vervolgens terugbrengen
naar de rest van de gemeenschap.
Geen wildernis? Geen revelaties.
Dit is niet verrassend
als je kijkt naar de inzichten
van de hedendaagse psychologie.
Het blijkt dat we zelfs niet
in een groep mensen kunnen zijn
zonder dat we instinctief
de meningen van anderen kopiëren.
Zelfs over dingen die persoonlijk
en diepgeworteld lijken,
zoals tot wie je je aangetrokken voelt,
zal je de mening van
de anderen gaan na-apen,
zonder dat je het beseft.
Ook volgen groepen zoals bekend de mening
van de meest dominante
of charismatische persoon,
ook al is er volstrekt geen correlatie
tussen de beste spreker zijn
en de beste ideeën hebben.
Ik bedoel volstrekt geen.
Dus ...
(Gelach)
Misschien volg je de persoon
met de beste ideeën,
misschien niet.
Wil je dat echt aan het toeval overlaten?
Iedereen kan beter op zijn eentje
zijn eigen ideeën gaan voortbrengen,
los van de distorties van groepsdynamica,
en dan samenkomen als team
om ze door te praten
in een goed beheerde omgeving,
om van daar weer verder te gaan.
Als dat allemaal waar is,
waarom pakken we het dan zo verkeerd aan?
Waarom organiseren we
onze scholen en werkplekken zo?
Waarom praten we introverte mensen
zo'n schuldgevoel aan
over het feit dat ze soms
op zichzelf willen zijn?
Eén antwoord ligt diep
in onze culturele geschiedenis.
Westerse maatschappijen,
vooral die van de VS,
gaven altijd al de voorkeur
aan de actieman
boven de man van contemplatie,
de zogenaamde man van contemplatie.
In de beginjaren van Amerika
beleefden we wat historici
een karaktercultuur noemen,
toen we mensen nog waardeerden
om hun innerlijk
en hun morele ruggengraat.
Als je de zelfhulpboeken
van die tijd bekijkt,
hadden ze titels als:
"Karakter, het meest grootse
dat er is op de wereld".
Er zaten rolmodellen als Abraham Lincoln,
wiens bescheidenheid
en gereserveerdheid werden geprezen.
Ralph Waldo Emerson noemde hem
"een man die geen aanstoot geeft
door superioriteit".
Maar toen we de 20e eeuw bereikten,
brak een nieuwe cultuur aan
die historici de
persoonlijkheidscultuur noemen.
We waren van een landbouweconomie
een wereld van big business geworden.
Plots verhuizen mensen
van kleine steden naar de grootsteden.
Ze werken niet meer samen
met mensen die ze hun hele leven kennen.
Ze moeten zichzelf nu bewijzen
in een massa vreemdelingen.
Het is dan ook begrijpelijk
dat kwaliteiten als
aantrekkingskracht en charisma
plotseling heel belangrijk lijken.
Reken maar dat de zelfhulpboeken
zich aan deze nieuwe noden aanpassen.
Nieuwe titels maken opgeld:
"Hoe maak ik vrienden
en beïnvloed ik mensen".
Hun rolmodellen
zijn geweldige verkopers.
In die wereld wonen we vandaag.
Dat is onze culturele erfenis.
Ik wil hier helemaal niet betogen
dat sociale vaardigheden
niet belangrijk zijn.
Ik pleit evenmin
voor de afschaffing van groepswerk.
Dezelfde religies die hun wijzen
naar de eenzame bergtoppen sturen,
leren ons ook om lief te hebben
en vertrouwen te hebben.
De problemen waar we vandaag voor staan
in domeinen als wetenschap en economie
zijn zo enorm en zo complex
dat we legers van mensen nodig hebben
die samen werken aan een oplossing.
Ik zeg dat hoe meer vrijheid we
introverte mensen geven zichzelf te zijn,
hoe groter de kans is
dat ze hun eigen unieke oplossingen
voor deze problemen zullen bijdragen.
Ik zou graag met jullie delen
wat vandaag in mijn koffer zit.
Raad eens?
Boeken.
Ik heb een koffer vol boeken.
Hier is "Kattenoog" van Margaret Atwood.
Hier is een roman van Milan Kundera.
Hier is de "Gids der verdoolden"
van Maimonides.
Maar dat zijn niet bepaald mijn boeken.
Ik heb deze boeken meegebracht
omdat ze geschreven zijn
door de favoriete auteurs van mijn opa.
Mijn opa was rabbijn.
Hij was weduwnaar
en woonde alleen
in een kleine flat in Brooklyn.
Tijdens mijn jeugd
was het mijn favoriete plek,
deels omdat ze gevuld was met
zijn zachte, hoffelijke aanwezigheid,
deels omdat ze gevuld was met boeken.
Letterlijk elke tafel,
elke stoel in deze flat
had zijn oorspronkelijke functie opgegeven
om te dienen als draagvlak
voor torenhoge stapels boeken.
Net zoals de rest van mijn familie
had mijn opa
één lievelingsbezigheid: lezen.
Maar hij hield ook van zijn gemeente,
en die liefde was voelbaar
in de preken die hij elke week gaf,
gedurende de 62 jaar dat hij rabbijn was.
Met de vruchten van een week van lezen
weefde hij ingewikkelde tapijten
uit oud en humanistisch gedachtengoed.
Mensen kwamen van overal
om hem te horen spreken.
Maar dit is wat mijn opa bijzonder maakte.
Onder die plechtige rol
was hij eigenlijk bescheiden
en echt introvert --
zozeer dat hij terwijl hij preekte,
maar moeilijk oogcontact kon maken
met diezelfde gemeente
die hij al 62 jaar toesprak.
Zelfs als hij niet op het podium stond,
als je hem belde om hallo te zeggen,
beëindigde hij het gesprek vaak te vroeg
uit angst dat hij te veel
van je tijd in beslag zou nemen.
Maar toen hij stierf op zijn 94ste
moest de politie de straten
van zijn buurt afsluiten
om plaats te maken voor de massa mensen
die om hem kwamen rouwen.
Dezer dagen probeer ik te leren
van het voorbeeld van mijn opa,
op mijn eigen manier.
Ik heb pas een boek
over introversie gepubliceerd.
Het schrijven duurde zo'n zeven jaar.
Voor mij waren die zeven jaar
een zaligheid,
want ik las, ik schreef,
ik dacht na, ik deed onderzoek.
Dit was mijn versie
van de uren die mijn opa
alleen in zijn bibliotheek doorbracht.
Maar nu is mijn taak plots anders.
Ik moet hier staan om erover te praten,
om over introversie te praten.
(Gelach)
Dat vind ik veel moeilijker,
want hoezeer ik het ook een eer vind
om hier vandaag met jullie te zijn,
dit is niet mijn natuurlijke habitat.
Ik bereid me voor op momenten als dit,
zo goed als ik kan.
Ik heb het afgelopen jaar
geoefend in spreken voor publiek,
heb elke kans gegrepen.
Ik noem dit mijn
'jaar van gevaarlijk spreken'.
(Gelach)
Het heeft echt geholpen.
Maar wat nog meer helpt,
is mijn gevoel, mijn geloof, mijn hoop
dat we, met betrekking tot onze houding
tegenover introversie, rust en eenzaamheid
echt op de rand van
een dramatische omwenteling staan.
Dat is echt zo.
Dus sluit ik nu af
met drie oproepen tot actie
voor diegenen die deze visie delen.
Nummer één:
stop de waanzin van constant groepswerk.
Stop er gewoon mee.
(Gelach)
Hartelijk dank.
(Applaus)
Ik wil dit heel duidelijk maken,
want ik geloof echt dat onze kantoren
zouden moeten aanzetten
tot losse, praatcafé-achtige interactie --
waar mensen samenkomen
en in het wilde weg ideeën uitwisselen.
Dat is geweldig
voor zowel introverte
als extraverte mensen.
Maar we hebben nood
aan meer privacy en vrijheid
en autonomie op het werk.
School: zelfde verhaal.
We moeten kinderen
zeker leren om samen te werken,
maar we moeten hen
ook leren zelfstandig werken.
Dat is extra belangrijk
voor extraverte kinderen.
Ze moeten zelfstandig werken
want dat is deels
waar diepe gedachten uit voortkomen.
Nummer twee: zoek de wildernis op.
Wees als Boeddha, ken je eigen openbaring.
Ik zeg niet
dat we nu allemaal
onze blokhut moeten gaan bouwen
en niet meer met elkaar spreken,
maar ik zeg dat we allemaal
de stekker wel eens kunnen uittrekken
en eens wat vaker
in ons eigen hoofd gaan kijken.
Nummer drie:
bekijk eens goed wat er
in je eigen koffer zit
en waarom je het daar hebt gestoken.
Beste extraverte mensen,
misschien zitten jullie koffers
ook vol boeken.
Misschien zitten ze vol champagneglazen
of zit er een skydiving-uitrusting is.
Wat het ook is, hopelijk grijp je
elke kans om ze boven te halen
en ons te laten delen
in jullie energie en vreugde.
Maar beste introverte mensen,
zijnde wie jullie zijn,
hebben jullie wellicht
de neiging om goed te bewaken
wat er in je koffer zit.
Dat is oké.
Maar af en toe, heel af en toe,
hoop ik dat je je koffer opent
en andere mensen laat kijken.
De wereld heeft nood
aan jullie en je bagage.
Ik wens jullie de allerbeste reis
en de moed om zacht te spreken.
Heel hartelijk dank.
(Applaus)
Hartelijk dank.
(Applaus)