(Halve gong)
(Gong)
Beste Thay, mijn naam is Frances.
Mijn ouders gaven me die naam
naar Franciscus van Assisi.
Thay, we zijn allemaal
een voortzetting van jou
en ik heb beloofd te volgen
wat je ons hebt geleerd.
Vooral wat je ons gisteren
over de gong hebt verteld.
Misschien zullen we ontwaken
en anderen helpen te ontwaken
en het pad van angst en verdriet
overstijgen.
(Zucht)
Dat is... mijn gelofte
en ik weet dat het pad niet gemakkelijk zal zijn,
We hebben geleerd over ongedwongenheid,
we hebben geleerd over aandacht
met inzicht.
Ik weet dat het ontbinden van het zelf
de oplossing is.
Door het ontbinden van het zelf
kan ongedwongenheid ontstaan.
Maar tegelijkertijd,
om een gelofte waar te maken
moeten we door brandende
beslissingen heen gaan,
brandend, net zoals een vlam.
Ik moet beslissingen nemen die tegen
de collectieve energie ingaan.
Ik zie ook dat ik mijn eigen lijden
aan het omvormen ben.
En ook het lijden van mijn ouders.
De manier waarop ik dit nu al doe,
en zal blijven doen...
is... I bid tot God en tot de Godin in me.
Het lichaam van de ware kosmische natuur
is buiten me
maar ook binnen in me.
Maar stel dat alles ontstaat uit noodzaak.
Volgens mij komt alles voort
vanuit Gods plan,
dat wil zeggen dat alles goed is.
Ik word bang, ik word depressief,
ik word ziek.
Het is een zegen.
Als ik gezond word, een Sangha krijg,
als ik jou instructies krijg,
is dat een zegen.
Dus volgens mij komt alles niet gewoon
uit noodzaak voort.
Ik zie het als een pad van mededogen.
En alles komt voort vanuit mededogen.
(Zuster) Beste Thay, beste Sangha,
onze vriendin Frances is genoemd naam
de monnik Franciscus van Assisi.
Eerst en vooral zei ze tegen Thay
hoe geïnspireerd ze was door zijn
instructies over de gong gisteren.
Ze heeft zichzelf beloofd
om Thay te volgen en zich zijn praktijk
echt meester te maken
en om zich de inzichten uit
de Gāthā (verzen) eigen te maken
om haar eigen angsten en leed
te overstijgen.
Het eerste deel van haar vraag is:
Hoe kan ze dat doen,
met zo'n sterke gelofte,
zonder een te sterke nadruk
te leggen op zichzelf.
Hoe kan ze haar gelofte waarmaken
om de moeilijkheden in haar leven
op te lossen, om zichzelf heel te maken.
Ze weet bijvoorbeeld dat ze, om werkelijk
angst en leed te overstijgen,
brandende beslissingen zal moeten nemen
om haar manier van leven te veranderen.
Beslissingen die ingaan tegen haar
omgeving, haar familie en gemeenschap.
Hoe kan ze deze gelofte waar maken
zonder te veel eigenwaarde te krijgen?
Het tweede deel van haar vraag is:
wanneer ze moeilijkheden in
haar leven meemaakt,
of het nu angst, depressie of ziekte is,
ze dit begrijpt als een geschenk van God.
Frances is een Christene
dus ze ziet dit als een zegen,
een deel van Gods plan.
Haar vraag is:
Ze ziet God zowel binnen als buiten
zichzelf.
Maar is het waar dat God goed is,
dat alles wat God haar geeft goed is?
En dat ze het als goed moet beschouwen?
Frances is zich bewust
dat alles is zoals het moet zijn.
Kunnen we Gods wereld zien
in deze noodzakelijkheden?
Je sprak over het oplossen van het zelf.
Het sterven van het wezen, de ziel.
Ik denk niet dat het zelf
opgelost moet worden,
want er is geen zelf om op te lossen.
(Gelach)
Het zelf is slechts een beeld,
Een verkeerd beeld, een denkbeeld.
Het is niet werkelijk.
Het is dus niet nodig iets dat niet
bestaat te laten sterven.
We moeten niet proberen ons wezen
te doden.
Maar je kan de illusie oplossen
door een diep inzicht te hebben
in de werkelijkheid.
De meditatie over vergankelijkheid
beoefenen,
want alles verandert heel de tijd.
En het besef van het zelf bestaat dan niet meer.
Want het zelf is oneindig,
onveranderlijk.
We kunnen de vraag stellen
of God een ziel is of niet.
Het is zeker dat god geen ziel is.
Als god een zelf heeft,
hebben we allemaal ook een zelf.
Een grote ziel
en allemaal kleine zieltjes.
Als een ik bestaat, een zelf,
dan moet er tegelijkertijd
ook een niet-ik bestaan.
We kunnen uitgaan van het zelf
als werkelijkheid.
Op het conventionele niveau
van de waarheid,
kunnen we spreken over mij... ik en jij,
hem en haar,
want dat is een praktische benaming.
Dat wordt een conventionele
benaming genoemd.
Als we deze conventionele benamingen
niet hebben,
kunnen we niet met elkaar praten,
niet handelen.
Ik, jij, dit en dat...
worden allemaal conventionele
benamingen genoemd.
Het probleem is dat we ons bewust moeten zijn dat dat maar conventionele benamingen zijn,
en dat we daar eigenlijk vrij van zijn.
We kunnen er gebruik van maken,
maar we zijn er vrij van.
En zoals ik zei, zelfs de Boeddha moest
vrij zijn van de Boeddha.
Er was een Zen leraar.
in zijn uitleg over de Dharma zei hij:
"Ik ben allergisch voor
het woord Boeddha."
(Gelach)
"Maar soms moet ik het woord
Boeddha uitspreken.
Maar weet je wat, mijn vrienden?
Elke keer ik het woord boeddha uit,
moet ik naar het toilet gaan
en mijn mond drie keer uitspoelen."
(Gelach)
Dat is de manier waarop
Zen meesters praten.
(Gelach)
Ze willen over vrijheid spreken.
Zelfs over vrijheid van de Boeddha.
Zen meesters hebben hun eigen maniertjes,
en hun maniertjes zijn soms
zeer uitgesproken.
"Ik ben allergisch aan het woord Boeddha.
Elke keer dat ik het woord Boeddha
uitspreek,
moet ik naar het toilet gaan
om mijn mond te spoelen."
Dat is niet erg netjes.
Het is een zeer krachtige uitspraak.
Toen, in die dagen,
was er een Zen leerling die opstond
en hij zei:
"Beste leraar,
ik ben ook allergisch aan het woord
Boeddha.
Elke keer dat ik jou het woord Boeddha
hoor uitspreken,
moet ik naar de rivier gaan
en mijn oren drie keer uitspoelen."
(Gelach)
Ik denk dat dat een goed stel
van leraar en leerling was.
(Gelach)
Zij zijn vrij van woorden en begrippen.
Zelfs van woorden zoals Boeddha of God.
Ze zijn vrij van denkbeelden.
Want we kunnen Boeddha en God alleen
begrijpen als concepten
en niet als de waarheid, de werkelijkheid.
Dus je moet heel erg voorzichtig zijn.
Je hebt natuurlijk geleerd over
de afhankelijke oorsprong van alles.
Herinner je het voorbeeld van de wolken.
Er zijn vele wolken in de hemel.
Deze wolken werken op elkaar in.
Ze komen uit elkaar voort.
Dat is een zijdelings, horizontaal
verband,
maar we weten ook dat alle wolken
ontstaan uit de oceaan.
Er is dus ook een verticaal verband.
Je bent een wolk
maar je draagt de oceaan in je.
Je bent een mens
maar je draagt God in je.
Dat is een verticaal verband.
Er is dus de horizontale uitleg
en er is de verticale uitleg.
Maar deze moeten niet gezien
worden als twee verschillend dingen.
Wanneer je naar het horizontale kijkt,
zie je het verticale.
Wanneer je naar het verticale kijkt,
zie je het horizontale.
Maat tegelijkertijd moet je
het idee horizontaal en
verticaal vergeten.
We hebben geleerd dat...
ideeën zoals zijn en niet zijn,
goed en slecht, vergeten moeten worden.
Want dat is de manier waarop
ons bewustzijn dingen ervaart.
En wanneer je God beschrijft
als de basis van het zijn,
sluit je Hem op, sluit je Haar op
in een idee,
het denkbeeld van zijn.
Als God de basis is van het zijn,
wie is dan de basis van het niet zijn?
We kunnen God dus niet beschouwen
in termen van zijn en niet zijn.
God overstijgt de termen
zijn en niet zijn.
Zoals de Boeddha zei:
"Het juiste beeld is een beeld dat
de ideeën zijn en niet zijn overstijgt."
Sterker zelfs,
Het juiste beeld is een beeld dat
de ideeën goed en kwaad overstijgt.
Als je zegt dat God heerst over
het Koninkrijk van het Goede,
wie heerst dan over
het Koninkrijk van het Kwade?
Dus God overstijgt de ideeën
van goed en kwaad.
tot je dat werkelijk inziet,
kan je Gods plan niet zien,
Zijn bedoeling.
Dus dat betekent dat je geneigd bent
te zeggen:
Als God mededogend is,
waarom heeft Hij dan dingen als...
de dood, tsunamis, stormen en zo
gecreëerd?
Waarom laat Hij het toe
dat deze dingen gebeuren.
Waanideeën proberen je te zeggen:
"Dit is wat je moet leren,
dit is goed voor je."
Maar onze geest is geneigd om te denken
dat wat goed is
niet de oorzaak is van leed.
Enkel slechte dingen veroorzaken leed.
Dus dat is onze onderscheidende geest .
We moeten die onderscheidende geest
niet gebruiken
om te proberen God te begrijpen.
Dat is waarom de diepste manier,
de wonderlijkste manier
om het ultieme te bereiken,
het laten varen van denkbeelden is.
Ook de denkbeelden van
zijn en niet zijn, goed en kwaad.
We hebben geleerd dat voor ālāyavijñāna
(het alles omvattende bewustzijn)
alles een wonder is.
Het bevat geen goed of kwaad.
Het bevat geen zijn of niet zijn.
Alleen onze geest bevat deze ideeën.
We zijn verstrikt in deze ideeën.
Deze denkbeelden kunnen nuttig zijn.
Maar als je erin verstikt raakt,
raak je verstrikt in leed.
(Halve gong)
(Gong)