Goeienavond, dames en heren, goeienavond.
Mijn naam is Sadettin Kirmiziyüz.
Ik ben een geassimileerde agnostische migrantenzoon,
maar mijn naam Sadettin betekent
'Geluk van het geloof'.
Ik ben gevraagd om vanavond
een kort verslag te houden
over de bedevaart die ik in 2010
met mijn vader naar Mekka heb verricht.
Daar heb ik 18 minuten voor.
Ik ga proberen dat te halen.
Laat ik dat proberen te doen aan de hand van
de rituelen die je tijdens zo'n bedevaart uitvoert.
Waar moet ik op richten?
Ja. Je geeft op voor de hadj
bij de Hollanda Diyanet Vakfi.
Voor de Belgen: er is ook een Belgica Diyanet Vakfi,
maar ik hou even de Hollandse versie aan.
Dat is een Nederlandse zusterafdeling
van het Turkse
Presidium voor Godsdienstige Zaken.
Dat is weer opgericht in 1923,
nadat Mustafa Kemal Atatürk
het kalifaat had afgeschaft.
Het kalifaat, voor de duidelijkheid,
dat was de islamitische Paus.
Hier schrijf je je in.
Je betaalt 3500 euro en krijgt daarvoor terug
je vliegticket, visum,
verblijf in een hotel van vier weken
en deze
hadji-tas.
Dit is een survivalpakket.
Er zit vanalles in:
praktische informatie, foto's, achtergronden, slippers,
geurloze zeep, handdoeken,
de ihram, dat zijn die witte doeken die je omdoet
wanneer je in de gewijde staat bent,
en dit gebedenboekje.
Dit bewaar je goed.
Je laat je inenten tegen malaria, streptokokken, difterie, hepatitis, meningitis --
hepatitis A, B, alles, polio,
stuurt je vaccinatiepas en je paspoort op
naar het Presidium voor Godsdienstige Zaken,
en je bent zover.
Moge God deze bedevaart accepteren
en het gemakkelijk voor je maken.
Voor moslims is de hadj
het hoogtepunt uit hun religieuze leven.
En om dit te vieren, wordt er,
op Schiphol, in mijn geval,
afscheid genomen door duizenden blije familieleden
van honderden hadji's.
Er wordt gezamenlijk gebeden,
op deze manier een zegen over de reis afgesmeekt,
en aan de achterblijvers wordt plechtig beloofd
dat er voor hen gebeden zal worden
bij het huis van God, Baitullah, de Ka'aba.
Nou, ik stond ook op Schiphol,
waar duizenden blije familieleden afscheid namen
van mij en honderden hadji's,
en naast mij stond mijn vriendin
uit de joods-christelijke beschaving.
En terwijl wij daar staan,
zet de imam die ons zal begeleiden, een gebed in.
En ik zeg agnostisch, ja, dat zeg ik wel,
maar ik begrijp heel goed dat dit een serieuze,
ernstige onderneming is, natuurlijk.
Dus ik hef mijn handen op in gebed,
en bedenk dat mijn vriendin,
met wie ik al 7 jaar ongetrouwd samenleef,
mij in al die jaren nog nooit heeft zien bidden.
Pijnlijk? Misschien.
Wat pijnlijker is, is dat dat gebed,
waar ik aan mee hoor te doen,
voor mij onbekend is.
Dus ik playback.
In Istanboel gaan we in ihram.
De doeken worden zo genoemd.
De gewijde staat draagt dezelfde naam.
Nou, hier een hadji die verdacht veel op mij lijkt. Ja.
Mijn vader heeft me hierbij geholpen.
Die doeken om, dat kan niet anders.
Je kan dat niet in je eentje, je helpt elkaar.
En in mijn riem die ik om mijn middel draag,
moest een extra gaatje gemaakt worden,
omdat ik volgens mijn vader
dun ben van het roken.
Dus ik moest in Mekka bidden
dat Allah mij zou helpen met stoppen.
Waarop mijn reactie was:
"O ja, denk je dat, dat Allah
mij gaat helpen met stoppen?
Denk je dat, echt waar?"
En hij antwoordde, doodleuk:
"Natuurlijk. Als je het hem vraagt, helpt hij jou."
Je slaat een doek om je middel
en één over je schouders
en vanaf dat ogenblik
gaan de restricties die bij deze gewijde staat horen, in.
Die restricties, dat zijn:
geen nagels knippen, geen haren knippen, niet scheren, geen wonden openkrabben,
geen geurstoffen gebruiken, niet vloeken, niet klagen, geen ruzie maken,
geen ondergoed dragen,
geen levende wezens doden en geen seks.
Dus ook niet over seks praten
of aan seks denken,
vier weken lang.
Bij overtreding van één van deze restricties
wordt er boete gedaan,
niet alleen geestelijk, maar ook materieel.
Dan moet u denken
aan een kleine gift aan de armen.
In het vliegtuig van Istanboel naar Jedda --
Jedda, dat is, ik kan het natuurlijk niet laten zien,
maar aan de westkust --
'Jiddah', staat er, aan de Rode zee --
nou, in dat vliegtuig
wordt er wederom gezamenlijk gebeden.
Het klaptafeltje voor je gebruik je
om je voorhoofd op te leggen
en vanaf dat moment
mag de talbiyah ingezet worden,
dat is een speciaal bedevaartsgebed.
Labbayka Allhumma labbayk, labbayka la shareeka.
Geen hadji's in de zaal?
Goed. Vrij vertaald betekent het:
"Hier ben ik, God, hier ben ik
zoals bedoeld was dat ik hier zou zijn.
Aan U de eer en de glorie."
Maar de bedoeling is dat wanneer één hadji
deze Talbiyah inzet, de rest met hem meedoet.
Dus dan kan het gebeuren dat je in de bus zit
van Jedda naar Mekka,
vier en en half uur door de woestijn,
dat je langzaam maar zeker
in slaap aan het dommelen bent,
en dan kan het gebeuren
dat de hadji die achter je zit, begint:
Labbayka Allhumma labbayk, labbayka la shareeka.
dus je doet mee.
En dat is even wennen, maar geloof me: alles went.
En dan komen we aan in Mekka.
We gaan direct
naar het heilige gedeelte van de stad.
De stad Mekka zelf
krijg je in die vier weken niet te zien.
Dit is een replica van de Big Ben.
Die hebben ze daar gebouwd.
Mijn vader wees mij erop
dat daar in het Arabisch 'Allah' op de Big Ben staat.
Dat vond hij erg mooi.
Je checkt in in je hotel en vanaf dat ogenblik
is de dubbele nationaliteit niet langer geldig.
Je bent niet langer een Belgische Marokkaan
of een Nederlandse Turk,
nee, je bent gewoon een Marokkaan of een Turk. Klaar.
Ga maar door.
Naar de Masjid al-Haram, dat is de heilige moskee,
want daar staat natuurlijk de Ka'aba.
Overigens betekent Ka'aba gewoon 'kubus'.
Wat mij hier direct opviel, was de architectuur,
en dan bedoel ik niet de hoeveelheid minaretten
of de koepels, of de schoonheid van de ornamenten, nee,
het leek erop dat de architect rekening had gehouden
met de suspens die
zo'n eerste blik op de Ka'aba werpen,
met zich meebrengt.
Want je moet eerst nog om die muren heenlopen.
Dat is een wandeltocht van 500-600 meter.
Maar je weet dat hij daar is, die Ka'aba.
Je voelt dat.
En buiten zitten allemaal hadji's te bidden,
in die richting.
Je komt steeds dichterbij.
Dan kom je bij poort 11.
Je trekt je slippers uit, slippers in een plastic zakje,
plastic zakje in je rugzak,
en dan -- verbazing
omdat ik me niet voelde
zoals ik dacht dat ik me zou voelen.
Ik voelde niet niets, hé, voor de duidelijkheid.
Het was anders.
Want ik zat dan thuis, in Amsterdam,
en ik luisterde heel veel Oum Kalsoum,
Fairuz, soefi-muziek, het Requiem van Verdi,
dat zette ik heel luid en dan dacht ik:
ja, dit ga ik voelen straks, ja, precies dit --
maar dat was niet zo.
Het was niet wat iedereen vertelde dat ik zou voelen.
Mijn vader, in de bus naar de Masjid al-Haram:
"De Ka'aba is een magneet, en wij zijn stukjes ijzer."
Of zoals mijn moeder
er niet met droge ogen over kon praten,
of mijn tantes, die het onbeschrijflijk noemden.
Maar ook verbazing --
want ik maak grapjes, en lachen,
en ik zeg 'agnostisch',
en ik flirt met het atheïstische, misschien,
maar dat is niet altijd zo geweest.
In elk huis waar ik kwam, van kinds af aan,
bij elk familielid, hing er wel een foto
van -- nou, misschien wel deze foto.
En ik loop daar rond met vlinders in mijn buik,
in die witgespikkelde mensenorkaan,
die om dat zwarte pulserende hart wordt gepompt,
boven mij de maan en sterren,
Allah op de Big Ben,
en ik voel de maan en sterren, God op de Big Ben
en dat zwarte pulserende hart.
Wat we hier doen, is het eerste echte ritueel:
de tawaaf, de ommegang.
Zoals de planeten om de zon, de maan om de aarde,
zo draait de mens om God.
En we gaan zeven maal rond,
tegen de wijzers van de klok.
Onderwijl reciteren we gebeden uit het gebedenboekje,
voor elke ronde een gebed,
en na zeven rondes
verrichten we een speciaal gebed
om de tawaaf af te ronden.
Masha Allah (proficiat), je hebt de tawaaf verricht.
We gaan meteen door. Ik heb nog 9 minuten.
We gaan door naar het volgende ritueel,
dat is de sa'i.
De sa'i, dat is een wandeltocht tussen twee heuveltoppen,
Seffa en Merveh, die tegenwoordig
in dat complex van de Masjid al-Haram liggen.
Dat is een reconstructie -- alles is een reconstructie,
het is eigenlijk een groot theaterstuk
dat ze tot leven brengen,
maar het is een reconstructie van het verhaal van Ibrahim, Abraham, Ibrahim --
die op bevel van God zijn vrouw, Hagar,
en hun zoontje Ismail de wildernis instuurde.
Zij komen aan op die plek, daar,
in Mekka komen ze aan.
Zij begrijpt heel goed dat ze het niet zullen overleven,
gaat op zoek naar water,
staat op die heuveltop en legt haar kindje,
omdat ze de kracht niet heeft
om het met zich mee te dragen, neer
en loopt naar die andere heuveltop.
Ze komt bij een kloof
die ze moet zien te overbruggen
wil ze bij die heuveltop komen.
Dus ze klimt naar beneden en,
op de bodem van die kloof aangekomen,
raakt ze in paniek,
want ze kan de baby niet meer zien.
Dus ze rent naar de overkant, klautert weer omhoog,
kijkt, ziet baby Ismail zitten, niets aan de hand, goddank --
kijkt hier verder om zich heen, ziet niks,
loopt weer terug,
weer door die kloof, weer paniek, weer rennen,
lopen naar baby Ismail.
Dit doet zij zeven keer
Na de zevende keer staat ze op het punt
om het op te geven
en dan blijkt dat God haar niet vergeten is.
Uit de hemel daalt een engel naar beneden
en die slaat met de punt van zijn vleugel
een gat in de grond.
Uit dat gat: pop! water, de bron van Zamzam.
Dat stuk met die kloof, hé, die kloof,
dat wordt nu aangegeven met die groene lampen.
De bedoeling is dat wanneer de pelgrims
een groene lamp passeren,
ze rennen tot de volgende kloof.
Het is een reconstructie.
En die bron van Zamzam, die stroomt nog steeds.
En wat hebben die Saudi's gedaan? Superslim:
die hebben die bron aangesloten
op een heel ingewikkeld systeem
van pompen, buizen, ketels, zodat je overal verspreid door dat enorme complex van de Masjid al-Haram
de hele dag door Zamzam-water kunt drinken. Superlekker.
We gaan meteen door.
Tien dagen hebben we dan nog om zo vaak mogelijk in Mekka naar de Masjid al-Haram te gaan.
Dat doe je 's nachts.
Overdag is het te heet. Overdag is het 40 graden.
Je rust overdag. We gaan 's nachts.
We maken gebruik van de speciale shuttlebussen
die ons naar de Masjid brengen.
Daar doe je een tawaaf of twee, drie, vier, vijf,
maar vooral: je bidt, zoveel mogelijk.
Bidden, bidden, bidden, bidden, bidden.
En dat niet op de knieën, Lieve Heer God,
nee, de salat, de fysieke oefening.
Want één gebed in de Masjid al-Haram,
dames en heren, geldt duizendmaal.
Ik heb in de vier weken dat ik in Saudi-Arabië was,
247 keer gebeden, waarvan 120 keer
in de Masjid al-Haram.
Maal duizend.
Dat is niet slecht, toch, voor een geassimileerde agnostische migrantenzoon?
Na tien dagen gaan we naar de vlakte van Arafat.
Nummer vier.
Daar worden we officieel hadji.
Mohammed heeft hier zijn laatste preek gehouden
en alle pelgrims
die op dat moment in Saudi-Arabië zijn,
verzamelen zich op die vlakte.
Het zijn vijf en een half miljoen mensen.
We brengen de nacht door in tenten,
mannen en vrouwen gescheiden van elkaar,
en het is warm, benauwd,
en er zijn buitengewoon veel muggen.
Die je niet mag doodslaan.
Waar je niet over mag klagen.
De volgende ochtend is er een gebedsdienst
van 5,5 uur.
God wordt geëerd, geprezen,
er worden liederen gezongen,
en aan het eind van dat gebed mag u elkaar feliciteren:
Masha Allah, je bent hadji geworden.
Maar we zijn er nog niet, we zijn pas op de helft.
We gaan meteen door naar nummer 5, namelijk Mozdalefah.
Daar gaan we stenen rapen
voor wat ik het spectaculairste onderdeel vond:
het stenigen van de duivel.
Je raapt 49 stenen.
Elke steen staat symbool voor een zonde.
Een slechte eigenschap.
Die ga je van je afgooien.
En die stenen mogen niet kleiner zijn dan een kikkererwt
en niet groter dan een hazelnoot.
Ik had ook 49 stenen geraapt
en ik stond bij punt 5 klaar, met mijn vader,
om naar punt 6 te lopen, Mina.
Daar staan drie hele grote zuilen
die de duivel symboliseren.
We stonden te wachten op --
nou ja, goed. De Saudische autoriteiten
hadden om de één of andere reden besloten
dat alle 140.000 Turkse hadji's
die zich op dat moment daar bevonden,
dat die zich moesten verzamelen
op een terrein dat was afgezet
met hekken, van die standaardhekken
die je hierbuiten ook hebt.
Heras-hekken, zijn dat volgens mij.
Hier was -- dit is ongeveer 4 meter.
Hier was een poort die was dichtgeschoven.
Wij stonden voor die poort.
Langs het terrein liep een weg.
Over die weg reden bussen,
volgeladen met pelgrims uit andere landen.
Die weg maakte een bocht naar rechts,
dus wij wachtten tot wij konden oversteken.
Maar dat duurde erg lang.
En langer. En langer.
Het was druk. Het werd drukker.
Drukker. Nog drukker.
En enkele uren daarvoor is ons water opgegaan.
Maar hé, dit is een test. Ik ben zen.
Ik ben kalm. Ik laat me niet gek maken.
Ik laat mijn adem zakken.
En terwijl ik mijn adem laat zakken, zegt mijn vader,
die naast mij staat:
"Ik heb hier helemaal geen zin in, man.
Ik ga hier niet blijven staan, ik ben niet gek.
Dat gaat helemaal niet goed."
"Hé vader, wat is dat nou?
Kom op, we zijn al zover gekomen.
We gaan samen de duivel stenigen."
"Nee nee, niks daarvan, niks daarvan.
Heb je je telefoon bij je?" "Ja, ja."
"Ik ga op een rustige plek staan.
Zodra je door die poort bent, moet je me bellen,
gaan we verder."
"Nou, prima, goed."
Hij loopt uit die menigte
en op dat moment valt daar iemand flauw.
Een dame. De dames hadden het natuurlijk wat zwaarder, die waren bedekt.
En daar valt iemand flauw, en daar, en daar, en daar.
En daar achter wordt geroepen:
in godsnaam, maak plaats, ze gaat dood.
Wat reden genoeg was
voor die hadji die zich daar bevond
om te roepen dat die godverdomde kankerarabieren
die kutpoort moesten opengooien
want hij had niet voor niets 3500 euro betaald.
Hadji, sabr, sabr, wat doe je, denk na, denk na!
Een hadji daar reageert dat die zoon van dat-en-dat-soort -vrouw zijn muil moet dichthouden,
want anders komt hij hem wel
de tanden uit zijn mond slaan.
Vanaf dat moment wordt het een beetje wazig.
Ik weet dat ik ineens de grond
niet meer onder mijn voeten voelde
en dat er voor mijn geestesoog beelden voorbijvlogen
van '97, '98, 2000, 2001, 2004, 2006, 2008,
van hadji's met verwrongen ledematen
en bloederige ihrams,
en oké, ik ben een mager mannetje, ik weet het,
maar ik heb wel eens
in een moshpit gestaan bij een concert,
dus ik weet, mmmm!
Maar ik weet, om mij heen
stonden zulke kleine Turkse tantetjes.
Ik weet niet wat er met die vrouwen gebeurd is.
Ik weet alleen dat ik ineens
aan de andere kant van de poort stond
met kleverige zooi aan de benen.
Heb ik op iemand gestaan?
Ben ik gevallen? Geen idee.
Ik kan alleen maar lopen, zodat ik get the fuck out...
Nee, ik dacht geen fuck, dacht ik niet, echt niet.
Lopen, lopen, lopen, ik ben gaan lopen, als een gek.
Want achter mij op die ene weg:
139.998 Turkse hadji's die aangestormd kwamen.
Dus ik ben gaan lopen, ik heb mijn telefoon gepakt
en ik zweer het u,
het is alsof de duivel ermee speelde:
batterij leeg.
En ik raak iedereen kwijt: mijn vader,
de rest van de Nederlandse hadji's,
en ik loop urenlang alleen, zeven kilometer,
verdwaald, over stoffige wegen, water zoekend
kom ik bij zo'n fonteintje met Zamzam-water, eindelijk,
en ik kom daar, en ik denk:
ik ben bezig geweest met dingen
waar ik niet mee bezig moest zijn.
Ik ga de duivel stenigen.
Ik ga mijn slechte eigenschappen
-- en ik heb veel slechte eigenschappen,
teveel om op te noemen, nu,
maar ik heb ook niet zoveel tijd meer --
maar ik kom daar en ik denk:
concentreer, Sadettin,
het kan nog, het kan nog.
Ik pak een buideltje waar die 49 stenen inzitten.
Ik schud ze leeg in mijn hand.
Vanaf nu, nooit meer, maar dan ook nooit meer --
en op dat moment barst om mij heen de hel los.
Links van mij staan drie Iraanse hadji's.
Lange baarden, tulband.
Ik zie slippers door de lucht vliegen.
Er komt een kruk voorbij
en ik heb godzijdank even daarvoor
mijn mondkapje opgezet.
Want ik schiet keihard in de lach.
En ik loop door naar het hotel.
En voor ik het hotel binnenloop,
duik ik een winkel in.
Daar koop ik drie marsen, drie snickers,
een fles Mekka-cola, een pakje sigaretten.
Ik ga in de lobby van het hotel zitten,
ik vreet die snickers op, die marsen op,
ik drink die fles Mekka-cola in één keer leeg,
ik steek een sigaret aan
en ik word op mijn schouder getikt.
En? Hoe is het geweest, mijn jongen?
Hoe is het geweest?
Was mijn vader. De rust zelve.
Het stenigen van de duivel,
dat luidt het Offerfeest in.
Ik zeg 'Offerfeest'.
Sommige mensen zeggen 'Slachtfeest'.
Ik vind 'Offerfeest' mooier.
Het Offerfeest is een herdenking van dit tafereel:
het verhaal van Abraham
die wederom op de proef wordt gesteld.
op bevel van God zijn zoon moet offeren.
In de Bijbel is het Isaac, in de Koran is het Ismail.
Laten we zeggen dat het Ismail is.
Maar op het moment suprême, dit moment dus,
daalt er een engel naar beneden, uit de hemel.
En die wijst Abraham op die ram daar,
rechts onder in beeld, die met zijn hoorns
verstrikt is geraakt in de bosjes.
Dus het Offerfeest dat is, zou je kunnen zeggen,
het herdenken van dat wij niet onze kinderen
maar dieren onverdoofd ritueel slachten.
Ik heb ook een schaap laten offeren.
Echt waar. Ik heb mijn bonnetje bewaard.
Waar is het? Ja, hier. Nou, kun je dat zien?
Ja, goeie ogen. Er staat 410 op, hé?
Pak 'm maar, anders. Er staat 410 op, hé? 410 rial.
Saudische munteenheid. Delen door 5.
82 euro.
82 euro om een schaap te kopen,
om het te laten slachten,
om het in stukken te laten snijden,
de wereld over te laten vliegen,
uit te laten delen aan armen en behoeftigen.
Ik heb dat schaap niet gezien.
Kan niet, hé, 5,5 miljoen mensen,
iedereen wil daarbij zijn.
Slachthuizen hebben natuurlijk
maar een beperkte capaciteit.
Dus dat bonnetje is het enige bewijs van dat schaap
en daarom wil ik het ook nu terug.
Het Offerfeest betekent ook
dat je je haar mag afscheren
als teken van letterlijke transformatie.
Bovendien laat je een stukje van jezelf
achter op die heilige plek.
Dat kaalscheren doen alleen de mannen.
5,5 miljoen mensen, 60% is man,
daar weer 80% van gaat kaal.
Dat zijn 2,4 miljoen mannen.
En dat gebeurt overal, dat kaal gaan.
Met als gevolg dat de straten van Mekka
drie dagen lang vol liggen met mannenhaar.
Dus je moet wel goed je slippers afkloppen
voordat je je hotelkamer binnengaat.
DIt is 'm, satan.
Ja, niet echt, hé, het is een symbool.
Hier gooi je je stenen naartoe, drie dagen lang.
Dan gaan we nog een laatste keer
naar de Masjid al-Haram.
Daar doen we een afscheids-tawaaf.
Dat is het allerlaatste dat we in Mekka doen.
Tenslotte gaan we nog naar Medina
om daar de moskee
en het graf van de profeet te bezoeken,
de Masjid an-Nabawi, de moskee van de profeet,
en die moskee is gebouwd rond het graf van Mohammed.
Dat graf gaan we groeten.
Groeten. Denk eraan. Niet bidden bij het graf, dat mag niet.
Dat is sherk, afgodsverering.
Nee, Mohammed was gewoon een mens, begroeten.
Dan koop je nog 7 kilo dadels,
je vult een jerrycan met 10 liter Zamzam-water,
je koopt een alarmklok die de gebedstijden aangeeft
en als alarmtoon de oproep tot gebed heeft,
die koop je voor je moeder.
Je stapt in Medina in het vliegtuig,
maakt een tussenlanding in Istanboel.
Je landt op Schiphol.
Er zijn duizenden blije Turken.
Er zijn bloemen.
Er is applaus. XXX.
Je hebt de hadj verricht.
(Applaus)