Je hoort tegenwoordig vaak dat
er iets mis is met het immigratiesysteem.
Ik stel dat er iets mis is
met onze immigratie conversatie
en ik heb een voorstel hoe we daar
samen verbetering in kunnen brengen.
En om dat te doen, ga ik
nieuwe vragen voorstellen
over immigratie,
de Verenigde Staten
en de wereld,
vragen die wellicht de grenzen van
het immigratiedebat gaan verleggen.
Ik doe niet mee met de verhitte discussie
die op dit moment gevoerd wordt,
terwijl er levens en het welzijn
van immigranten in gevaar komen
aan de grens van de VS en ver daarbuiten.
In plaats daarvan begin ik met mezelf
tijdens mijn masteropleiding
in New Jersey midden jaren 90 als
student Amerikaanse geschiedenis.
Dat onderwijs ik momenteel
aan de Vanderbilt University
in Nashville, Tennessee.
Als ik niet aan de studie was,
of als ik niet aan
mijn scriptie wilde werken,
gingen mijn vrienden en ik de stad in
met flyers in neonkleuren,
om tegen wetgeving te protesteren
die dreigde om rechten
van immigranten weg te nemen.
Onze flyers waren oprecht,
ze waren goedbedoeld,
ze waren feitelijk juist ...
Maar ik weet nu dat ze
ook problematisch waren.
Dit stond erop:
"Ontzeg immigranten niet
het recht op openbaar onderwijs,
op medische dienstverlening,
op het sociale vangnet.
Ze werken hard.
Ze betalen belastingen.
Ze houden zich aan de wet.
Ze gebruiken het sociale vangnet
minder dan Amerikanen.
Ze willen heel graag Engels leren,
en hun kinderen dienen wereldwijd
in het Amerikaanse leger."
Nu zijn dit argumenten
die we elke dag horen.
Immigranten en hun voorvechters
gebruiken ze
in hun confrontatie met diegenen
die immigranten hun rechten ontzeggen
of ze zelfs van de samenleving
willen buitensluiten.
En tot op zekere hoogte,
is dat ook heel logisch
dat dit het soort claims zijn waar
voorvechters van immigranten voor kiezen.
Maar op langere termijn,
en misschien zelfs wel op korte termijn,
denk ik dat deze argumenten
averechts kunnen werken.
Waarom?
Omdat het altijd een moeilijk gevecht is
om jezelf te verdedigen
op het terrein van je opponent.
En, ongewild, speelden wij met de handouts
die mijn vrienden en ik uitdeelden
en de versies van de argumenten
die we vandaag de dag horen
in de kaarten
van de anti-immigranten.
We speelden hen in de kaarten
deels door te suggereren
dat immigranten buitenstaanders waren
in plaats van, zoals ik hoop
aan te tonen in een paar minuten,
mensen die al,
in belangrijke mate, insiders zijn.
Het zijn diegenen die vijandig staan
tegenover immigranten, de autochtonen,
die erin geslaagd zijn
om het immigratiedebat vorm te geven
rondom drie hoofdvragen.
Ten eerste is er de vraag of immigranten
'nuttige hulpmiddelen' kunnen zijn.
Hoe kunnen wij immigranten gebruiken?
Zullen ze ons rijker en sterker maken?
Het antwoord van de autochtonen
op deze vraag is nee,
immigranten hebben
weinig tot niks te bieden.
De tweede vraag is
of immigranten 'anderen' zijn.
Kunnen immigranten meer worden zoals wij?
Zijn ze in staat om
meer te worden zoals wij?
Zijn ze in staat om te integreren?
Zijn ze bereid om te integreren?
Opnieuw is het antwoord
van de autochtoon nee,
immigranten zijn blijvend anders
dan wij en zijn inferieur aan ons.
En de derde vraag is of
immigranten parasieten zijn.
Zijn ze gevaarlijk voor ons?
En zullen ze onze middelen uitputten?
Hier is het antwoord
van de autochtoon: ja en ja.
Immigranten zijn een bedreiging
en ze tasten onze welvaart aan.
Ik zou zeggen dat deze drie vragen en
het achterliggende autochtone sentiment
erin geslaagd zijn om het
immigratiedebat vorm te geven.
Deze vragen zijn in hun kern
anti-immigrant en autochtoon,
gebaseerd op een soort van hiërarchische
verdeling van insiders en outsiders.
zij en wij,
en waar alleen wij er toe doen,
en zij niet.
En wat deze vragen tractie en kracht geeft
buiten de kring van
gecommitteerde autochtonen,
is de manier waarop ze op een alledaagse,
ogenschijnlijk onschuldige manier
de nationale samenhorigheid aanspreken
deze activeren, haar verhogen
en aanwakkeren.
Autochtonen zijn bereid om
een groot onderscheid te maken
tussen insiders en outsiders.
Maar het onderscheid zelf vormt het hart
waarop landen zichzelf definiëren.
De scheuren tussen
wat binnen en buiten is,
die vaak het diepste zijn
langs de lijnen van ras en religie,
zijn er altijd om verder verdiept
en geëxploiteerd te worden.
Dat biedt de autochtone benadering
potentieel weerklank
verder dan diegenen die zichzelf
als anti-immigrant beschouwen,
en opvallend genoeg, zelfs bij sommigen
die zichzelf als pro-immigrant zien.
Bijvoorbeeld, wanneer
voorstanders van de Immigrants Act
deze vragen beantwoorden
die de autochtonen stellen,
dan nemen ze die serieus.
Ze rechtvaardigen die vragen
en, tot op zekere hoogte,
de anti-immigrant aannames
die eraan ten grondslag liggen.
Wanneer we deze vragen serieus nemen,
dan benadrukken we,
zonder het zelf te weten,
de gesloten, beperkende grenzen
van de immigratie-conversatie.
Hoe zijn we hier gekomen?
Hoe komt het dat dit is
hoe we over immigratie praten?
Ik zal wat achtergrond schetsen
met hulp van mijn geschiedenistraining.
Tijdens de eerste eeuw
van de VS als onafhankelijk land,
werd er vrij weinig gedaan om immigratie
op landelijk niveau te beperken.
Sterker nog, beleidsmakers
en werkgevers werkten hard
om immigranten te recruiteren
om de industrie op te bouwen
en om als kolonisten
het continent te confisqueren.
Maar na de burgeroorlog
nam de stem van de autochtonen
toe in volume en kracht.
De Aziatische, Latijns Amerikaanse,
Caribische en Europese immigranten
die voor de Amerikanen kanalen groeven,
hun avondeten klaarmaakten,
hun oorlogen voerden
en hun kinderen 's avonds
naar bed brachten
werden bekeken met een
hernieuwde en intense xenophobie,
die immigranten afschildert
als permanente outsiders
die nooit toegestaan moet worden
om insiders te worden.
Rond de mid jaren 20
hadden de autochtonen gewonnen,
en werden racistische wetten opgesteld
die onnoemelijke aantallen kwetsbare
immigranten en vluchtelingen buitensloten.
Immigranten en hun medestanders
probeerden zich hier tegen te verweren,
maar werden in de verdediging gedwongen,
in zekere zin gevangen binnen
door autochtonen geschapen kaders.
Als autochtonen zeiden
dat immigranten niet nuttig waren,
dan zeiden hun bondgenoten,
dat zijn ze wel.
Als autochtonen immigranten
beschuldigden dat ze anders waren,
beloofden hun bondgenoten
dat ze zouden integreren.
Als autochtonen immigranten aanvielen
dat ze gevaarlijke parasieten waren,
benadrukten hun bondgenoten
hun loyaliteit, hun gehoorzaamheid,
hun harde werk en hun spaarzaamheid.
Zelfs terwijl voorstanders
immigranten verwelkomden,
zagen velen hen nog als outsiders
waar je medelijden mee moest hebben,
die gered moesten worden, opgebeurd
en getolereerd,
maar die nooit volledig werden toegelaten
als gelijken in rechten en respect.
Na de Tweede Wereldoorlog, en vooral
vanaf de midden jaren 60 tot recent,
keerden immigranten en hun
bondgenoten het tij,
verwierpen de restricties
van de mid twintigste eeuw
en in plaats daarvan kwam een systeem
dat gezinshereniging prioritiseerde,
de toelating van vluchtelingen
en de toelating van diegenen met
speciale vaardigheden.
Maar zelfs toen
lukte het hun niet om het debat
fundamenteel te veranderen,
en dus bleef dat kader in stand,
klaar om nu als een stuiptrekking
weer de kop op te steken.
Met die conversatie is iets mis.
De oude vragen
zijn schadelijk en zaaien verdeeldheid.
Hoe komen we nu van die conversatie
naar ééntje die ons dichter brengt bij
een wereld die rechtvaardiger is,
billijker,
die veiliger is?
Naar mijn mening is wat we moeten doen
één van de moeilijkste dingen
die een maatschappij kan doen:
nieuwe grenzen trekken over wie meetelt,
wiens leven, wiens rechten
en wiens welvaren belangrijk is.
We moeten de grenzen opnieuw trekken.
We moeten ONZE grenzen opnieuw trekken.
Daarvoor moeten we een alomheersende
opvatting ter discussie stellen,
een opvatting met serieuze tekortkomingen.
Volgens die opvatting
bestaat er zoiets als binnen de
nationale grenzen, binnen een land,
dat is waar wij wonen, werken
en ons met onze eigen zaken bemoeien.
En dan heb je buiten;
dat is waar alle anderen zijn.
Als volgens die opvatting
immigranten het land binnenkomen,
dan gaan ze van buiten naar binnen,
maar blijven buitenstaanders.
Elke macht of middelen die ze ontvangen
zijn geschenken van ons
in plaats van rechten.
Het is niet moeilijk te begrijpen waarom
dit zo'n alomheersende opvatting is.
We benadrukken het in hoe
we praten en ons gedragen.
tot en met de landkaarten
die we in onze klaslokalen ophangen.
Het probleem met deze opvatting is
dat ze gewoonweg niet overeenkomt
met hoe de wereld functioneert,
en hoe ze vroeger functioneerde.
Natuurlijk, Amerikaanse werknemers hebben
welvaart opgebouwd in de maatschappij.
Maar immigranten ook,
met name in onmisbare delen
van de Amerikaanse economie
en waar weinig Amerikanen werken,
zoals landbouw.
Sinds het ontstaan van de natie,
zijn Amerikanen onderdeel geweest van
de Amerikaanse arbeidskrachten.
Natuurlijk, Amerikanen hebben
maatschappelijke instellingen opgericht
die rechten garanderen.
Maar immigranten ook.
Ze waren er gedurende elke
belangrijke maatschappelijke beweging,
zoals burgerrechten en
de organisatie van arbeid,
en streden om ieders rechten in de
maatschappij uit te breiden.
Immigranten zijn dus al
onderdeel van de strijd
voor rechten, democratie en vrijheid.
En tot slot, Amerikanen en andere burgers
van het noordelijk halfrond
hebben zich niet alleen met
hun eigen zaken bemoeid,
ze zijn niet binnen
hun eigen grenzen gebleven.
Ze hebben de landsgrenzen
niet gerespecteerd.
Ze zijn de wereld in getrokken
met hun legers,
ze hebben gebieden en middelen overgenomen
en enorme winsten onttrokken
aan veel van de landen
waar immigranten vandaan komen.
In die zin, zijn vele immigranten al
onderdeel van de Amerikaanse macht
Met deze andere kaart van binnen
en buiten in gedachten,
is het niet de vraag
of de ontvangende landen
de immigranten toe zullen laten.
Ze zijn er namelijk al.
De vraag is of de Verenigde Staten
en andere landen
immigranten toegang gaan geven
tot de rechten en middelen
die hun werk, hun activisme en
hun thuislanden
in belangrijke mate hebben
geholpen te creëren.
Met deze nieuwe kaart in gedachten,
kunnen we ons richten op een nieuwe reeks
van moeilijke, dringend nodige vragen,
fundamenteel andere vragen dan
die we eerder gesteld hebben --
vragen die mogelijkerwijs de grenzen
van het immigratiedebat verleggen.
Onze drie vragen zijn
over werknemersrechten
over verantwoordelijkheid
en over gelijkheid.
Ten eerste moeten we vragen
naar werknemersrechten.
Hoe maakt bestaand beleid het moeilijker
voor immigranten zichzelf te verweren
en makkelijker om uitgebuit te worden,
met lonen, rechten en bescherming
die voor iedereen achteruitgaan?
Als immigranten bedreigd worden met
razzia's, opsluiting en deportatie,
weten werkgevers dat
ze dat kunnen misbruiken,
dat hen verteld kan worden
dat als ze terugvechten,
ze overgedragen worden
aan de immigratiedienst.
Als werkgevers weten
dat ze een immigrant kunnen terroriseren
met zijn gebrek aan papieren,
dan is een werknemer
extreem exploiteerbaar,
en dat heeft niet alleen invloed
op gastarbeiders
maar op alle arbeiders.
Ten tweede moeten we
vragen stellen over verantwoordelijkheid.
Welke rol hebben rijke, machtige
landen zoals de Verenigde Staten
gespeeld in het moeilijk of
onmogelijk maken
voor immigranten om in
hun thuisland te blijven?
Je boeltje oppakken en je land verlaten
is moeilijk en gevaarlijk,
maar veel immigranten hebben simpelweg
geen optie om thuis te blijven
als ze willen overleven.
Oorlogen, handelsverdragen
en consumptiegewoonten
in het noordelijke halfrond
spelen een belangrijke
en verwoestende rol hier.
Welke verantwoordelijkheid hebben
de Verenigde Staten,
de Europese Unie en China --
de grootste uitstoters van koolstof --
naar de miljoenen van mensen die ontheemd
zijn door de opwarming van de aarde?
En als derde, moeten we
vragen stellen over gelijkheid.
Mondiale ongelijkheid is een schrijnend,
toenemend probleem.
Inkomens- en welvaartsverschillen
nemen toe in de wereld.
Of je rijk of arm bent,
wordt in toenemende mate
meer nog dan wat ook,
bepaald door waar je geboren bent,
en dat mag geweldig lijken
als je uit een welvarend land komt.
Maar het betekent in feite
een totaal onrechtvaardige verdeling
van de kansen op een lang,
gezond, bevredigend leven.
Als immigranten geld of producten
naar familie thuis sturen,
speelt dat een aanzienlijke rol
om die verschillen te verkleinen,
al is het een onvolledige rol.
Het draagt meer bij dan
alle ontwikkelingshulpprogramma's
in de wereld bij elkaar.
We begonnen met de vragen van
de autochtonen,
over immigranten als hulpmiddelen,
als anderen
en als parasieten.
Waarheen zouden deze nieuwe vragen
over werknemersrechten,
over verantwoordelijkheid
en over gelijkheid
ons kunnen leiden?
Deze vragen verwerpen medelijden,
en omarmen rechtvaardigheid.
Deze vragen verwerpen de autochtone
en nationalistische verdeling
tussen ons en hun.
Ze helpen ons ons voor te bereiden
op de problemen die komen gaan
en problemen zoals de opwarming van de
aarde waar we al mee te maken hebben.
Het zal niet makkelijk zijn ons af te
keren van de vragen die we hebben gesteld
en nieuwe vragen te stellen.
Het is geen geringe uitdaging
om onze eigen grenzen
onder ogen te zien en te verleggen.
Het zal verstand,
vindingrijkheid en moed vragen.
De oude vragen zijn er al zo lang,
die zullen niet zomaar vanzelf weggaan,
en het kon nog wel een tijdje duren.
Zelfs als het lukt om
de vragen te veranderen,
dan zullen de antwoorden
ingewikkeld zijn,
en zullen opofferingen
en compromissen vergen.
En in een ongelijke wereld,
zullen we altijd moeten letten
op de vraag wie er de macht heeft
om met het debat mee te doen
en wie niet.
Maar de grenzen van het
immigratiedebat
kunnen opgeschoven worden.
Het is aan ons allemaal
om ze op te schuiven.
Dank je wel.
(Applaus)