Neem eens een momentje om stil te staan bij welke kleding je nu draagt. Ik heb een diepzinnige, filosofische vraag voor je. Waarom dragen we nu niet allemaal comfortabele pyjama's? (Gelach) Ik ben een psychologe en geen helderziende, al denken veel mensen dat dit hetzelfde is. Ik durf te wedden dat je reactie iets is in de trant van: men verwacht dat ik geen pyjama in het openbaar draag, of: ik wil niet dat mensen denken dat ik een slons ben. Het feit dat we allemaal business casual gekleed zijn en niet onze favoriete joggingbroek dragen, is niet stom toevallig. In plaats daarvan laat het twee belangrijke menselijke eigenschappen zien. De eerste is dat we ons bewust zijn van wat andere mensen belangrijk vinden, zoals wat ze zullen goedkeuren of afkeuren, zoals het dragen van een pyjama naar dit soort gelegenheden. De tweede is dat we deze informatie gebruiken om ons gedrag te sturen. In tegenstelling tot veel andere soorten passen mensen hun gedrag aan in de aanwezigheid van anderen om goedkeuring te verdienen. We besteden veel tijd aan het aanbrengen van make-up, het kiezen van de juiste foto en Instagramfilter, en aan ideeën verzinnen die de wereld zullen veranderen in minder dan 140 tekens. Dat we ons zorgen maken over hoe anderen ons beoordelen, is een belangrijk onderdeel van menselijk zijn. Ondanks dat het een belangrijke menselijke eigenschap is, weten we relatief weinig over wanneer en hoe we gaan geven om de mening van anderen. Dit is een belangrijke vraag die veel onderzoek vereist. De eerste stap in het beantwoorden van deze vraag is onderzoeken op welk punt in de ontwikkeling we gevoelig worden voor de beoordelingen van anderen. Ik heb de afgelopen vier jaar aan de Emory Universiteit bestudeerd hoe een kind dat er geen probleem mee heeft om in haar rompertje door de supermarkt te lopen, een volwassene wordt die bang is om in het openbaar te spreken uit angst om negatief beoordeeld te worden. (Gelach) Dit is meestal het moment waarop mensen me vragen: "Hoe onderzoek je deze vraag precies? Baby's kunnen toch niet praten?" Als mijn man hier had gestaan, zou hij je zeggen dat ik baby's interview, omdat hij liever niet zegt dat zijn vrouw experimenten op kinderen uitvoert. (Gelach) Feitelijk ontwerp ik experimenten voor kinderen, normaal gesproken in de vorm van spelletjes. Ontwikkelingspsycholoog Dr. Philippe Rochat en ik ontwierpen een 'spel' genaamd 'De Robottaak' om te ontdekken wanneer kinderen gevoelig worden voor de beoordeling van anderen. De robottaak stelt het moment vast waarop kinderen, net zoals volwassenen, hun gedrag strategisch aanpassen wanneer anderen toekijken. We lieten kinderen tussen de 14 en 24 maanden oud zien hoe ze een speelgoedrobot konden activeren. We lieten daarbij onze waardering blijken, positief door te zeggen: "Wow, dat is geweldig!" of negatief door te zeggen: "Oh, oh. Oeps, oh nee", na de afstandsbediening gebruikt te hebben. Na de speelgoeddemonstratie lieten we de kinderen met de afstandsbediening spelen en keken we naar hen of draaiden we ons om en deden alsof we een tijdschrift lazen. Het idee was dat als kinderen van 24 maanden daadwerkelijk gevoelig zijn voor de beoordeling van anderen, dat hun gebruik van de knoppen beïnvloed zou worden niet alleen door of ze al dan niet bekeken werden, maar ook door de waardering die de onderzoeker had geuit over hun gebruik van de afstandsbediening. Hier is een voorbeeld: we verwachtten dat ze meer zouden spelen met de positieve knop als ze geobserveerd werden, maar de negatieve afstandsbediening zouden onderzoeken als niemand keek. Om dit goed vast te leggen voerden we het onderzoek op drie manieren uit. De eerste manier onderzocht hoe baby's zouden omgaan met een nieuw speeltje als er geen waardering of uitleg gegeven werden. We lieten baby's zien hoe ze de robot aan konden zetten, maar kenden geen waardering toe en vertelden hen niet dat ze met de knop konden spelen, waardoor een voor hen onduidelijke situatie ontstond. In het tweede onderzoek bouwden we de twee waarderingen in, een positieve en een negatieve. In het laatste onderzoek hadden we twee onderzoekers en een afstandsbediening. Een onderzoeker reageerde negatief tegenover de afstandsbediening en zei: "Bah, het speelgoed bewoog." De andere onderzoeker reageerde positief en zei: "Jee, het speelgoed bewoog." Hier zie je hoe de kinderen reageerden in de verschillende situaties. In het eerste onderzoek, de onduidelijke situatie, kijk ik nu naar het kind. Ze lijkt niet erg geïnteresseerd in de afstandsbediening. Toen ik me omdraaide -- nu is ze klaar om te spelen. (Gelach) Nu kijk ik niet naar het kind. Ze is heel erg gefocust. Ik draai me om. (Gelach) Ze deed helemaal niets, toch? Het tweede onderzoek heeft twee knoppen, een positieve en een met een negatieve waarde. Ik kijk nu naar het kind. De oranje afstandsbediening heeft de negatieve waarde. Ze kijkt om zich heen, kijkt naar mij, hangt wat rond. Dan draai ik me om ... (Gelach) Daar ging ze voor. Ik kijk niet naar het kind. Hij wil dat zijn moeder ermee speelt, toch? Hij neemt de veilige weg. Ik draai me om ... (Gelach) Hij deed ook helemaal niets. Hij voelt zich ongemakkelijk. (Gelach) Iedereen kent die zijdelingse blik, toch? Onderzoek drie, twee onderzoekers, een afstandsbediening. De onderzoeker die negatief reageerde op de knop, kijkt nu naar het kind. Ze voelt zich ongemakkelijk, ze weet niet wat ze moet doen, steunt op haar moeder. En dan gaat ze zich omdraaien, zodat de onderzoeker die positief reageerde naar haar kijkt. De kust is veilig -- nu kan ze spelen. (Gelach) Zoals de gegevens al deden vermoeden, ontdekten we dat hoe de kinderen op de knop drukten inderdaad werd beïnvloed door de waardering en de instructies van de onderzoeker. Omdat in het eerste onderzoek de kinderen niet wisten wat positief of wat negatief gewaardeerd zou worden, kozen ze meestal voor de veiligste weg en wachtten tot ik weggedraaid was om op de knop te drukken. De kinderen in onderzoek twee drukten duidelijk vaker op de positieve knop als ik naar ze keek. Maar zodra ik me omdraaide, gingen ze onmiddellijk met de negatieve afstandsbediening spelen. In een controleonderzoek waar we geen waardering aan de afstandsbedieningen toekenden, maar alleen zeiden: "Oh, wauw", na op een knop gedrukt te hebben, gebruikten de kinderen de knoppen gelijk in beide omstandigheden, wat suggereert dat de waarderingen die we de afstandsbedieningen gaven in het vorige onderzoek het gedrag beïnvloedden. Ten slotte drukten de kinderen in onderzoek drie vaker op een afstandsbediening als de onderzoeker die er positief over was naar hen keek, in tegenstelling tot de onderzoeker die zich er negatief over uitliet. Het is niet toevallig dat kinderen rond deze leeftijd voor het eerst schaamte beginnen te tonen in situaties die een negatieve beoordeling kunnen uitlokken, zoals zichzelf in de spiegel zien en een plekje op hun neus opmerken. Vergelijkbaar met spinazie tussen je tanden zien als volwassene. (Gelach) Wat kunnen we concluderen op basis van deze resultaten? Behalve het feit dat baby's eigenlijk heel erg stiekem zijn. (Gelach) Van jongs af aan zijn kinderen, net als volwassenen, gevoelig voor hoe we voorwerpen en gedragingen waarderen. Ze gebruiken deze waardering om hun gedrag te sturen. Bewust of onbewust delen we continu waarden met de mensen om ons heen. Ik bedoel dan niet waarden als 'wees aardig' of 'niet stelen', hoewel dat zeker waarden zijn. Ik bedoel dat we anderen, en vooral onze kinderen, continu laten zien wat leuk, waardevol en lovenswaardig is en wat niet. En heel vaak doen we dit zonder het op te merken. Psychologen bestuderen gedrag om de inhoud van onze gedachten te verkennen, omdat ons gedrag vaak onze overtuigingen, onze waardes en verlangens reflecteren. Hier in Atlanta geloven we allemaal in hetzelfde. Dat Coca Cola beter is dan Pepsi. (Applaus) Dit kan te maken hebben met het feit dat Coca Cola in Atlanta is uitgevonden. Hoe dan ook wordt dit geloof uitgedrukt in het feit dat de meeste mensen voor Coke kiezen. Op dezelfde manier brengen wij een waarde over als we vooral meisjes complimenteren met hun mooie haar of hun mooie jurk en jongens met hun intelligentie. Of wanneer we kiezen om snoep te geven in plaats van voedzaam eten als beloning voor goed gedrag. Volwassenen en kinderen zijn ongelofelijk effectief in het oppikken van waarden uit deze subtiele gedragingen. Dit zal vervolgens hun eigen gedrag gaan vormen. Het onderzoek dat ik vandaag met jullie deelde, suggereert dat deze vaardigheid zeer vroeg in de ontwikkeling ontstaat, nog voordat we een zin kunnen uitspreken of zelfs zindelijk zijn. Het wordt een onlosmakelijk deel van wie we worden. Voordat ik ga, wil ik jullie uitnodigen om na te denken over de waardes die we uitdragen in dagelijkse interacties en hoe deze waardes het gedrag van de mensen om je heen kunnen vormen. Welke waarde wordt bijvoorbeeld uitgedragen als we langer naar onze telefoon glimlachen dan naar andere mensen? Overweeg eens hoe je eigen gedrag is gevormd door de mensen om je heen op manieren die je misschien nooit gezien hebt. Terugkomend op ons simpele voorbeeld: heb je echt liever Coca Cola dan Pepsi? Of is deze voorkeur ontstaan door wat mensen om je heen vonden? Ouders en leerkrachten hebben het voorrecht om het gedrag van kinderen te vormen. Het is belangrijk om te onthouden dat we door de waarden die we in simpele dagelijkse interacties uitdragen allemaal het vermogen hebben om het gedrag van mensen om ons heen te vormen. Dank jullie wel. (Applaus)