Beeld je in dat je in Rome bent
en je hebt je een weg gebaand
door de Vaticaanse Musea.
Je hebt geschuifeld door lange gangen,
langs standbeelden,
fresco's, massa's dingen.
Je gaat richting Sixtijnse Kapel.
Eindelijk -- een lange gang,
een trap en een deur.
Je staat op de drempel
van de Sixtijnse Kapel.
Wat verwacht je?
Reusachtige koepels?
Koren der engelen?
Niks van dat alles hebben we daar.
Wat hebben we dan wel,
vraag je je misschien af?
Het doek naar de Sixtijnse Kapel gaat op.
Je bent letterlijk omgeven
door geschilderde gordijnen,
de oorspronkelijke decoratie
van deze kapel.
In de kerk dienden
wandtapijten niet alleen
om de kou buiten te houden
tijdens de lange missen,
maar ook als een manier om het grote
theater des levens af te beelden.
Het menselijke drama waarin wij allemaal
een rol spelen, is een geweldig verhaal,
een verhaal dat de hele wereld omvat
en dat zich ontvouwde in de drie stadia
van de beschildering
van de Sixtijnse Kapel.
Dit gebouw begon als een ruimte
voor een kleine groep
van rijke, hoogopgeleide
christelijke priesters.
Ze baden er.
Ze kozen er hun paus.
500 jaar geleden
was dit de ultieme kerkelijke 'man cave'.
Hoe is het dan mogelijk dat deze kapel
vandaag 5 miljoen mensen per jaar
aantrekt en in verrukking brengt,
vanuit alle mogelijke achtergronden?
Omdat op die samengebalde plek
een creatieve explosie plaatsvond,
ontvlamd door de elektrische spanning
van nieuwe geopolitieke grenzen,
die brandhout maakten van de oude
missionaristraditie van de Kerk
en een van de grootste kunstwerken
uit de kunstgeschiedenis voortbracht.
Deze ontwikkeling had de vorm
van een grote evolutie,
die begon bij een kleine elite
en uiteindelijk een publiek kon aanspreken
uit de hele wereld.
Deze evolutie kende drie stadia
die elk met een historische
omstandigheid verbonden zijn.
De eerste was beperkt van omvang.
Ze was een spiegel
van het kleinsteedse perspectief.
De tweede vond plaats na de dramatische
wijziging van het wereldbeeld
na de historische reis van Colombus.
De derde
toen het tijdperk der ontdekkingen
al goed gevorderd was
en de Kerk zich opmaakte
om een wereldkerk te worden.
De oorspronkelijke inrichting
van deze kerk
weerspiegelde een kleine wereld.
Er waren drukke taferelen
die het leven vertelden
van Jezus en Mozes,
en die de ontwikkeling van het joodse
en christelijke volk weergaven.
De man die dit bestelde, Paus Sixtus VI,
stelde een droomteam
van Florentijnse kunstenaars samen,
met mannen als Sandro Botticelli
en de man die Michelangelo
zou inwijden in de schilderkunst,
Ghirlandaio.
Deze mannen bekleedden de muren
met een fries van pure kleur.
In deze verhalen herken je
bekende landschappen:
de kunstenaars gebruiken Romeinse
monumenten, of een Toscaans landschap
om een uitheems verhaal
herkenbaar te maken.
De toevoeging van afbeeldingen
van de vrienden en familie van de paus
maakte dit tot de perfecte decoratie
voor een klein hof
dat beperkt was
tot het Europese continent.
Maar in 1492 werd
de Nieuwe Wereld ontdekt.
De horizons breidden zich uit
en deze kleine microkosmos
van 40 bij 14 meter moest meegroeien.
Zo geschiedde,
dankzij een creatief genie,
een visionair en verbluffend verhaal.
Het creatieve genie was
Michelangelo Buonarroti,
33 toen hij de taak kreeg om het plafond
van 1.100 vierkante meter te beschilderen.
Hij had geen goede kaarten --
hij had zijn schildersopleiding
opgegeven om te gaan beeldhouwen.
Boze werkgevers in Florence
wachtten op onafgewerkte opdrachten.
Hij was naar Rome gelokt
door een groot beeldhouwproject
dat de mist was ingegaan.
Er bleef alleen de opdracht
om twaalf apostelen te schilderen
op een decoratieve achtergrond
op het plafond van de Sixtijnse Kapel,
dat er zou uitzien
als elk ander plafond in Italië.
Maar het genie tilde het
naar een hoger niveau.
In een tijd waarin een man het waagde
om over de Atlantische Oceaan te zeilen,
durfde Michelangelo nieuwe
artistieke wateren te bezeilen.
Ook hij zou een verhaal vertellen.
Geen apostelen, maar een verhaal
van een groot begin,
het verhaal van Genesis.
Moeilijk te verkopen,
een verhaal op een plafond.
Hoe zou je een druk tafereel
kunnen lezen van 20m lager?
De schilderstechniek
die al 200 jaar werd doorgegeven
in de ateliers van Florence,
was niet klaar voor dit soort van verhaal.
Maar Michelangelo
was niet echt een schilder
en hij ging aan de slag met zijn sterktes.
In plaats van ruimte
op te vullen met de drukte
nam hij een hamer en beitel
en hakte in op een stuk marmer
om het beeld dat erin zat, eruit te halen.
Michelangelo was een essentialist.
Hij vertelde zijn verhaal
in massieve, dynamische lichamen.
Dit plan werd gesteund
door de epische Paus Julius II,
die niet bang was van
het boude genie van Michelangelo.
Hij was een neef van Paus Sixtus VII,
was 30 jaar lang in kunst gedrenkt
en kende er de kracht van.
De geschiedenis bedacht hem
met de bijnaam 'krijgsheer-Paus',
maar zijn erfenis voor het Vaticaan
bestond niet uit forten en artillerie,
maar uit kunst.
Hij liet ons de Rafaël-zalen na
en de Sixtijnse kapel.
Hij liet de Sint-Pietersbasliek na
en een uitzonderlijke verzameling
Grieks-Romeinse beelden --
volstrekt onchristelijke werken
die de voedingsbodem zouden worden
van het eerste moderne museum ter wereld:
de Vaticaanse Musea.
Julius was een man
met een visie van een Vaticaan
dat eeuwig relevant zou zijn
door grandeur en schoonheid,
en hij had gelijk.
De ontmoeting tussen deze twee giganten,
Michelangelo en Julius II,
schonk ons de Sixtijnse Kapel.
Michelangelo was dit project zo toegewijd
dat hij de klus
in drie en een half jaar klaarde,
met een schetsploeg,
en door bijna constant, urenlang
boven zijn hoofd de verhalen
op het plafond te schilderen.
Laten we naar dit plafond kijken
om te zien hoe
een wereldwijd verhaal ontstond.
Geen artistieke verwijzingen meer
naar de vertrouwde wereld om je heen.
Eén en al ruimte, structuur en energie.
Een monumentaal geschilderd raamwerk
dat zich ontvouwt in negen panelen,
meer gedreven door sculpturale vorm
dan door schilderachtige kleuren.
We staan aan het uiteinde, bij de ingang,
ver van het altaar en het deel dat is
afgebakend voor de kerkleiders.
We turen in de verte,
op zoek naar een begin.
De een zoekt het in de wetenschap,
de ander in de Bijbelse traditie,
maar we zoeken naar een oervonk.
Michelangelo gaf ons een initiële energie
toen hij ons de scheiding
van licht en duister schonk,
een wervelende figuur, vaag in de verte,
in een kleine ruimte samengebald.
De volgende figuur is groter,
je ziet een figuur die van de ene
naar de andere kant slingert.
In zijn kielzog de zon,
de maan, vegetatie.
De klemtoon lag bij Michelangelo niet
op wat er geschapen werd,
zoals bij andere kunstenaars.
Hij focuste op de scheppingsdaad.
En dan stopt de beweging,
als een rustpunt in een gedicht,
en de schepper aarzelt.
Wat doet hij?
Schept hij land? Schept hij water?
Of blikt hij terug op zijn werk,
het universum en zijn schatten,
zoals Michelangelo allicht ook terugblikte
op zijn werk op de zolder
en verklaarde "dat het goed was".
Nu staat alles in scène
en kom je bij het toppunt
van de schepping, de mens.
Adam springt in het oog,
licht tegen een donkere achtergrond.
Van naderbij bekeken
zie je dat dat been er maar bij hangt
en dat de arm zwaar op de knie rust.
Het ontbreekt Adam aan die innerlijke vonk
die hem tot grootse dingen zal aanzetten.
Die vonk zal hij zodadelijk krijgen
van de schepper, in die vinger
die 1 mm van de hand
van Adam verwijderd is.
We zitten op het puntje van onze stoel,
omdat we ons op een oogwenk
bevinden van dat contact
waardoor die man zijn doel zal ontdekken,
zal opspringen en zijn plaats zal innemen
aan de top van de schepping.
En toen gooide Michelangelo een curveball.
Wie zit er in die andere arm?
Eva, de eerste vrouw.
Nee, ze is geen bedenking achteraf.
Ze is deel van het plan.
Ze heeft altijd in zijn hoofd gezeten.
Kijk, ze is zo intiem met God
dat haar hand om zijn arm krult.
Voor mij, Amerikaanse kunsthistorica
uit de 21e eeuw,
was dit het moment
waarop het schilderij me aansprak.
Want ik besefte dat deze voorstelling
van het menselijke drama
altijd al om mannen
en vrouwen had gedraaid --
in die mate dat het dode centrum,
het hart van de zoldering,
de schepping van de vrouw is,
niet die van Adam.
Feit is dat als je ze samen ziet
in de Tuin van Eden,
ze samen ten val komen
en dat hun fiere houding
zich in schaamte samenvouwt.
Je bent bij die cruciale verbinding
op de zoldering.
Je bent exact op het punt waarop jij en ik
niet verder de kerk in mogen.
De omheining houdt ons ver
van het innerlijke sanctum
en we worden verdreven,
net als Adam en Eva.
De overige scènes op de zoldering
weerspiegelen de drukke chaos
van de wereld rondom ons.
Je hebt Noach en zijn ark en de zondvloed.
Je hebt Noach. Hij brengt een offer
en sluit een verdrag met God.
Misschien is hij de redder.
Oh, maar nee, Noach is die kerel
die druiven plantte, wijn uitvond,
dronken werd en naakt
flauwviel in zijn schuur.
Het is een bizar ontwerp
voor de zoldering:
te beginnen bij God die het leven schept
en te eindigen
bij een dronkenlap in een schuur.
In vergelijking met Adam
zou je kunnen denken dat Michelangelo
ons voor de gek houdt.
Maar hij zal zometeen
de somberheid verdrijven
door die felle kleuren net onder Noach:
smaragd, topaas, scharlaken
op de profeet Zacharia.
Zacharia ziet een licht
uit het Oosten komen.
Op deze kruising worden we
naar een nieuwe bestemming geleid,
met sibyllen en profeten die ons
zullen voorgaan in een parade.
Je hebt de helden en heldinnen
die de weg banen,
en we volgen de moeders en vaders.
Zij zijn de motor van deze grote
menselijke machine, zij drijven ze aan.
Nu komen we bij de sluitsteen
van de zoldering,
het toppunt van het hele ding,
met een figuur die eruit ziet
alsof hij uit zijn ruimte zal vallen
in de onze,
die hij in beslag zal nemen.
Dit is de belangrijkste kruising.
Het verleden ontmoet het heden.
Deze figuur, Jona, die drie dagen
in de buik van een walvis zat,
is voor christenen het symbool
van de vernieuwing van de mensheid
door het offer van Jezus,
maar voor de massa's
bezoekers van dat museum,
van alle geloofsgezindten,
die daar elke dag op bezoek komen,
is hij het moment
waarop het verre verleden
de onmiddellijke realiteit ontmoet.
Dat alles brengt ons bij de open boog
van de altaarmuur,
waar we het Laatste Oordeel
van Michelangelo zien,
geschilderd in 1534, nadat de wereld
opnieuw veranderd was.
De Reformatie had de Kerk versplinterd,
het Ottomaanse Rijk
had het woord 'islam' wijd verspreid
en Magellaan had een route
gevonden naar de Stille Oceaan.
Hoe gaat een 59 jaar oude kunstenaar
die nooit verder dan Venetië is gekomen
die nieuwe wereld aanspreken?
Michelangelo koos ervoor
om het lot te schilderen,
dat universele verlangen
dat we delen:
om een spoor
van uitmuntendheid na te laten.
In de taal van de christelijke visie
van het Laatste Oordeel,
het einde van de wereld,
gaf Michelangelo je een reeks figuren
die van een verbluffend
knap lichaam voorzien zijn.
Er is geen omhulling meer,
geen portret,
op een enkele uitzondering na.
De compositie bestaat louter uit lichamen,
391 in getal, geen twee dezelfde,
uniek, zoals wij allemaal.
Ze beginnen in de linkeronderhoek,
rukken zich los van de grond,
worstelen zich naar boven.
Wie boven is, reikt naar beneden
om anderen te helpen.
In een verbluffend vignet
worden een zwarte man en
een blanke man samen opgehesen,
in een ongelooflijke visie
van eenheid van de mens
in deze nieuwe wereld.
Het leeuwendeel van de ruimte
is voor de kring van de winnaars.
Daar vind je mannen en vrouwen
die volledig naakt zijn, als atleten.
Zij hebben de tegenslagen overwonnen.
De visie van Michelangelo over mensen
die tegenslagen overwinnen,
is dat het atleten zijn.
Je krijgt dus mannen
en vrouwen die poseren
op dit uitzonderlijke schouwtoneel.
De voorzitter van de vergadering is Jezus,
eertijds een lijdende mens op het kruis,
nu een glorieuze heerser in de hemel.
Zoals Michelangelo aantoonde
in zijn schilderij
zijn armoede, tegenslagen en obstakels
geen beperkingen op de uitmuntendheid
maar juist de bron ervan.
Dat heeft een bizar gevolg.
Dit is de privékapel van de paus,
en dat kan je het best beschrijven
als een stoofpot van blote mensen.
Maar Michelangelo probeerde alleen
de beste artistieke taal te gebruiken,
de meest universele artistieke
taal die hij kon bedenken:
die van het menselijk lichaam.
In plaats van deugden af te beelden,
dapperheid of zelfbeheersing,
speelde hij leentjebuur bij de wonderlijke
collectie van beelden van Julius II
om innerlijke kracht
als externe macht te tonen.
Een tijdgenoot schreef
dat de kapel zo mooi was
dat ze wel aanstoot moést geven.
En zo geschiedde.
Michelangelo ontdekte al snel
dat dankzij de drukpers
klachten over het naakt
zich overal verspreidden.
Zijn meesterwerk van menselijk drama
kreeg al snel het etiket pornografie
en dus voegde hij nog twee portretten toe:
een van de man die hem bekritiseerde,
een hoveling van de paus,
en een van hemzelf als
een uitgedroogde bolster, geen atleet,
in de handen van een lijdende martelaar.
In zijn laatste levensjaar zag hij
dat verschillende figuren bedekt werden --
triomf van de triviale afleiding
op zijn grootse aansporing tot glorie.
En nu staan we dus
in het hier en nu.
We zijn gevangen in die ruimte,
tussen beginnen en eind,
in de grote, enorme totaliteit
van de menselijke ervaring.
De Sixtijnse kapel dwingt ons
om rond te kijken, als in een spiegel.
Wie ben ik in dit schilderij?
Ben ik iemand in de massa?
Ben ik de dronkenlap?
Ben ik de atleet?
Als we dit oord van verheffende
schoonheid verlaten,
inspireert het ons
tot de grote levensvragen:
wie ben ik, welke rol speel ik
in het grote theater des levens?
Dankjewel
(Applaus)
Bruno Giussani: Elisabeth Lev, dankjewel.
Je vermeldde de pornografiekwestie,
teveel naakt en teveel alledaagse
scènes en onbetamelijke dingen,
naar de normen van toen.
Maar het verhaal is nog sterker.
Het is meer dan retouches
en het bedekken van sommige figuren.
Daardoor werd dit kunstwerk
bijna vernietigd.
Elisabeth Lev: Het Laatste Oordeel
maakte een enorme indruk.
De gedrukte pers zorgde ervoor
dat iedereen het zag.
En dat gebeurde niet
binnen een paar weken tijd,
maar over een periode van 20 jaar
van hoofdartikels en klachten,
die de Kerk vertelden:
"Met welk recht lees je ons de les
over onze levenswandel?
Heb je de pornografie
in de Pauselijke kapel al goed bekeken?"
Na al die klachten en aanmaningen
om het werk te doen vernietigen,
was het tijdens het sterfjaar
van Michelangelo
dat de Kerk uiteindelijk
een compromis vond,
een manier om het schilderij te redden,
en wel door 30 bedekkingen toe te voegen.
Dat was het begin van het vijgenblad.
Daar komt het vandaan,
uit een Kerk die een kunstwerk
probeerde te redden,
veeleer dan het te onteren
of te vernietigen.
BG: Wat we van jou kregen,
is niet de klassieke rondleiding
die mensen heden ten dage
krijgen in de Sixtijnse Kapel.
(Gelach)
EL: Weet ik niet, is dat reclame?
(Gelach)
BG: Nee, nee, niet noodzakelijk,
het is een statement.
De hedendaagse kunstervaring
is problematisch.
Te veel mensen willen
dit ter plekke bekijken,
en het resultaat is dat 5 miljoen mensen
door dat kleine deurtje gaan
en het helemaal anders ervaren
dan wij daarnet.
EL: Mee eens. Het is echt fijn
dat je kan stilstaan en kijken.
Maar bedenk ook
dat zelfs op een van die dagen
met 28.000 bezoekers,
als je daar met zovelen bent,
je kan rondkijken en bedenken
hoe fantastisch het is
dat beschilderd pleister
van 500 jaar geleden
al die mensen die naast je staan
nog kan aantrekken
die met open mond omhoog staan te kijken.
Het is een geweldig statement over
hoe schoonheid ons allen kan aanspreken,
door tijd en ruimte heen.
BG: Liz, dankjewel.
EL: Dankjewel.
BG: Dankjewel.
(Applaus)