Een van de belangrijkste concepten van informatica
is het maken van nieuwe commando's;
het toevoegen van je eigen woorden aan de taal.
De meeste programmeertalen hebben maar honderd woorden of commando's
en de kunst is om je eigen woorden te maken van de codeblokken.
Bij sport doen we dit heel vaak.
Bij basketbal leer je hoe je moet dribbelen,
terugkaatsen en hoe je een lay-up moet doen.
Als je deze technieken kent
leer je nieuwe technieken,
door technieken te combineren,
zoals de pick-and-roll of de give-and- go.
vanuit daar kun je nog moeilijkere moves maken.
Als je die geleerd hebt en een naam hebt gegeven,
weet iedereen uit het team hoe het moet.
Als je een computer eenmaal hebt geleerd hoe iets moet,
door het combineren van commando's,
kun je een naam bedenken,
zodat het makkelijker te herhalen is.
Wanneer je je eigen commando maakt en een naam geeft,
heet dat een functie.
Als je programmeert met blokken,
kun je functies gebruiken,
als je een groepje acties vaker wilt gebruiken.
Je hebt een code geschreven om een vierkant te maken.
Je kunt hier een functie van maken die je maakVierkant noemt.
Nu heb je een nieuw blok welk je meerdere keren kunt gebruiken
om meerdere vierkanten te maken.
Veel functies kunnen worden gebruikt,
om moeilijke patronen te maken.
In de volgende puzzel,
krijg je de code die je maakte om een cirkel te maken,
als een nieuwe functie,
welk cirkels kan maken van verschillende grotes.
Kun jij Elsa helpen om mooie nieuwe patronen te maken in de sneeuw?