Wanneer ik reis heb ik altijd een blikje pepermuntjes bij me, want na een ochtendvlucht van vier uur heeft iedereen een slechte adem, dus lust iedereen dan wel een pepermuntje van de moslim in het vliegtuig. (Gelach) En ik weet dat ik geslaagd ben als mijn buurman me vraagt: "Mag ik vragen hoe je heet?" Want zelfs al was er echt een olifant in de kamer, dan was ik nog de olifant in de kamer. (Geroep) Ja! Als een olifant je een pepermuntje aanbiedt in een vliegtuig, begrijp ik dat het niet altijd eenvoudig is om aan te nemen. Dus wanneer zo'n nieuwsgierige held stoutmoedig naar mijn naam vraagt, probeer ik die moeite te belonen. (Gelach) Ik heet Amal. Het betekent 'hoop' in het Arabisch. Meestal heet ik serveerster in ons familierestaurant Damascus, meer-dan-voltijds universiteitsstudent, rechtenstudent, wereldreiziger, 11 landen. Ik heet: ik heb poëzie voorgedragen in acht van die landen. (Gejuich) (Applaus) Internationaal gesproken woord dichter, brutaalweg overtuigd moslima. Syrisch, Amerikaans, hijabi, activiste, voorvechter van sociale rechtvaardigheid. Ik heet schrijver, leraar, Mile High-baby uit Colorado! (Gelach) (Applaus) Maar op het vliegveld heet ik willekeurig fouilleren. (Gelach) En op straat heet ik terrorist of zandneger, voddenkop, onderdrukte, en op het nieuws heet ik ISIS, jihadist, verdachte, radicaal. Ik heet 'Zou je moslimbuurman een extremist kunnen zijn?'. Mijn moeder, die een hijab draagt, de islamitische hoofddoek, wordt vaak aangesproken met 'Ga terug naar je land', maar ze komt uit Iowa! (Gelach) En haar bijnaam is Lisa Pizza. (Gelach) En het kost maar een paar vragen om uit te vinden dat haar land de Council Buffs' maisvelden zijn. (Gelach) Maar hoe kan iemand dat weten als ze het niet vragen? Ze zeggen dat de kortste afstand tussen twee mensen een verhaaltje is. Daar kan ik dan aan toevoegen dat je de grootste afstand kunt afleggen in de minste tijd door naar iemands naam te vragen. Hoe we onszelf noemen, is een weerspiegeling van wie we zijn, onze verklaringen, familiegeschiedenis, de dingen die we geloven, onze normen en waarden, ons thuis, onze cultuur en transformaties. Zoals een Mohammed die tot Mo werd en een Lisa Pizza tot Iman. En hoe we anderen noemen en hoe, als we dat doen, we anderen zichzelf laten noemen, is een weerspiegeling van onze eigen verklaringen, van onze moed, en onze angst. In hoeverre iemands verhaal kneedbaar is, kan jij niet beoordelen, maar is aan de verteller zelf, niet aan de presentator of aan de megafoon, zelfs niet aan de doek op haar hoofd of de melanine in zijn huid, want niemand kan de namen van miljarden in één adem uitspreken, behalve in gebed. En vaak wanneer we generaliseren, doen we dat niet omdat we bidden. En als we iemand niet naar hun naam vragen, vragen we niet naar hun verhaal. In een wereld van massa-media en ongebreidelde misinformatie is het moeilijk voor iedereen en ook voor mij om al die verschrikkelijke verhalen die we horen uit elkaar te pluizen. Soms, in plaats van mensen apart te zien, ze te individualiseren, schilderen we een groep mensen met een brede kwast, tot plotseling iedereen met een hijab bevrijd moet worden, of iedereen met een blanke huid een racistische slavendrijver is, of iedereen met een zwarte huid een vaderloze neger, of iedereen die eruitziet als mijn vader het vliegtuig gaat opblazen, of als hij een lichte huidskleur had, een niet toerekeningsvatbare eenling. En we komen op een punt dat we mensen niet eens hun naam meer hoeven te vragen, omdat we ze die al hebben gegeven. In Europa is een gigantische naamsverandering aan de gang die een humanitaire verantwoordelijkheid volstrekt heeft getransformeerd. Landen deporteren vluchtelingen, maar als je naar het nieuws kijkt, noemen ze die vluchtelingen 'migranten'. Want, wees eerlijk, migranten deporteren klinkt een stuk billijker dan individuen deporteren die zijn gedwongen hun land te ontvluchten vanwege vervolging, oorlog en geweld -- de VN's definitie van een vluchteling. (Applaus) En door mensen zo te noemen hebben we hen een keuze toegedicht in plaats van een omstandigheid, een economische verbetering in plaats van de wanhopige vlucht uit een oorlogsgebied. Deze kleintjes zijn vluchtelingen, niet migranten. Ik nam deze foto vorig jaar in een vluchtelingenkamp op de grens tussen Syrië en Turkije, en in tegenstelling tot wat men denkt, zijn ze niet giftig. Ze komen niet onze democratie stelen of onze buurten overnemen. Het zijn mensen, families die wilden dat ze naar huis konden, maar die dat thuis ergens anders moeten zoeken. En we zijn op het punt beland waar het woord 'migrant' in feite betekent een berg bruine, onverstaanbare mensen en uiteindelijk vergeten we dat er hier ooit mensen woonden die mensen die er zó uitzagen, ook als migranten bestempelden. (Applaus) Niet dan? (Applaus) En het is in deze vergeetachtigheid dat we aannemen, zelf hun verhaal afmaken, dat we hun ras, sociale klasse, religie en kleren toeschrijven aan de naam die we ze zelf hebben gegeven. Terrorisme is een goed hedendaags voorbeeld, helaas. In de afgelopen jaren is er zoveel geweld over ons land gespoeld, maar als je naar het nieuws kijkt, wordt er altijd bij gezegd of er terrorisme in het spel was, wat natuurlijk betekent dat de dader er zo uitzag. [Arabier] Wat ... (Gelach) Wat een schatje! Wat wel moet betekenen ... (Gelach) Wat wel móet betekenen dat de dader deel uitmaakt van dit. Toch? Maar als ik het goed heb, is de berichtgeving een beetje anders als de terrorist er zo uitziet. [Robert Dear, schutter 'Planned Parenthood'] (Applaus) En daardoor vergeten we uiteindelijk dat terrorisme, per definite van terrorisme, er altijd in allerlei soorten en maten is geweest. [bommenlegger Oklahoma] (Gejuich) (Applaus) En als we bepaalde namen alleen gebruiken bij bepaalde beelden, waar sommigen zogenaamd wel en anderen weer niet bij zouden horen, sluiten we massa's mensen op onder de naam 'gevaarlijk', ook al zijn ze dat bij lange na niet. Zoals wanneer we 'crimineel' zeggen, in plaats van 17-jarig zwart kind. Als we zeggen 'vreemdeling', in plaats van immigrant. Als we zeggen 'luie arme mensen' en niet 'ongelijke verdeling van de rijkdom'. Als we zeggen 'bom' in plaats van 'klok'. [klokuitvinder] (Applaus) (Gejuich) Deze man heet Craig Hicks. Hij wordt vaak parkeerruzie genoemd, maar in werkelijkheid heet hij een man die drie Amerikanen bij hen thuis doodschoot, in hun hoofd, executie-stijl, omdat ze moslim waren. Zijn naam is haatdelict. Hun namen zijn Dia, Yasur en Razan, 23, 21 en 19. Dia en Yusor waren net man en vrouw, een pasgetrouwd stel, en die drie stonden bij hun naasten bekend als zoons en dochters, broers, zusters, studenten, activisten, Instagrammers, belastingbetalers, Amerikanen. Maar nu heten ze te jong om te zijn heengegaan, hun namen zijn rust in vrede, Allah Yerhamo. Hicks vroeg niet naar hun naam. Hij gaf ze zelf een naam toen hij ze elk een kogel gaf, noemde hen een bedreiging voor zijn Amerika en ontnam ze daarmee het leven. Dit is een foto van Dia en Yusor's trouwdag. Het is zo mooi. Ze werden vermoord voordat ze dit konden zien. Onderzoeken laten zien dat bij belangrijk nieuws het eerste verhaal blijft hangen, of het nu waar is of niet. Zoals bij de aanslag in Parijs, toen men zei dat vluchtelingen gevaarlijk waren toen ze een paspoort hadden gevonden, al bevestigden ze later dat er geen Syriërs of vluchtelingen betrokken waren. Maar als we er zo'n handje van hebben om mensen verkeerd te benoemen, kijken we al gauw over dit soort fouten heen. En dit is typisch wat er gebeurt in een cultuur van angst. In een gemeenschap die elkaar niet naar de naam vraagt, is uiteindelijk alleen de presentator of de loop van een geweer aan het woord. Op 11 september 2001 zat ik op een particuliere islamitische K-8-school en binnen een paar uur na de tragedie kreeg mijn school twee bombedreigingen. Het woord 'terrorist' stond niet op ons spellinglijstje, maar alle kinderen pikten dat toen heel snel op. En om ons terroristen te noemen terwijl dit enorme drama zich afspeelt dat ons ook als Amerikanen raakte, in de woorden van Dalia Mogahed: "We rouwden niet alleen, we waren ook verdacht." Maar een paar maanden geleden waren ik en mijn hele knappe, blank-gelijkende broer Usama in het museum om planetariumtickets te kopen toen een oudere blanke man naar me toe kwam lopen en zei: "Het spijt me voor alles wat jullie door moeten maken. Ik wil dat je weet dat niet alle Amerkanen geloven wat deze hansworsten zeggen." (Applaus) Ja, hij zei 'hansworsten'! (Applaus) Hij zei: "Ik wil dat je weet dat we achter jullie staan." Als ik niet een stukje identiteit op mijn hoofd had gedragen, was hij me dit nooit komen vertellen. En hoewel hij me nooit mijn naam heeft gevraagd, heeft hij me de zijne verteld. Ik weet uit ervaring dat als iemand het echt wil weten, ze die drempel van angst over willen steken om uit te vinden dat mijn naam 'hoop' betekent. En dan zullen ze de moed hebben de veel belangrijkere vragen te stellen die alleen ik kan beantwoorden, zoals: "Wat is dat ding op je hoofd? Ben je verplicht dat te dragen? Zijn alle moslims gewelddadige mensen? Draagt de Koran jullie echt op om ons allemaal te vermoorden? Kun me vertellen hoe dat nu zit met ISIS?" En deze vragen, hoe ongemakkelijk ze ook lijken, laten me weten dat ik als mens word gezien en laten de nieuwsgierige helden weten dat ik niet enger ben dan de stilte waar angst in voortwoekert. Als we iemand voor het eerst ontmoeten, vragen we ze naar hun naam. We dringen ze er geen op. En met die naam krijgen we voorvaderen, stambomen en dialecten, boeken en gedichten, visies, oorlogen, worstelingen en overlevingsverhalen. 'Hoe heet je?' is zulk een kleine afstand om te overbruggen, maar als je me vraagt, oh, jongen! Ik breng je van Kuala Lumpur naar Barcelona naar Beiroet. We gaan naar Damascus, naar Sydney, naar Trinidad en Tobago. Ik laat je Mekka zien, mijn kast met meer dan 70 internationale hoofddoeken, de graven van mijn 31 familieleden die zijn gedood in Syrië, de koffieshop waar ik mijn huiswerk doe. Maar we moeten de moed hebben om onze nieuwsgierigheid op te eisen, verder te gaan dan we ooit gingen of waar we ooit bang voor waren. Maar daar zijn er twee voor nodig: de olifant die het pepermuntje aanbiedt en degene die het aanneemt. (Applaus) (Gejuich)