We weten allemaal
dat de wereld van vandaag vol problemen is.
We worden er al decennia lang
mee om de oren geslagen.
Ernstige problemen, grote problemen,
dringende problemen.
Slechte voeding, toegang tot water,
klimaatverandering, ontbossing,
gebrek aan vaardigheden, onveiligheid,
niet genoeg voedsel,
niet genoeg gezondheidszorg,
vervuiling.
Problemen, problemen.
Voor zover ik me kan herinneren
in mijn korte tijd op deze aarde
onderscheidt deze tijd zich
van enig andere tijd
door het bewustzijn van deze problemen.
We zijn er ons allemaal zeer bewust van.
Waarom vinden we het zo moeilijk
om deze problemen aan te pakken?
Met die vraag worstel ik
vanuit mijn zeer afwijkende perspectief.
Ik ben geen sociaal wetenschapper.
Ik werk met het bedrijfsleven.
Ik help bedrijven met geld verdienen.
God verhoede.
Waarom hebben we het zo moeilijk
met deze sociale problemen?
Is er echt geen rol weggelegd
voor het bedrijfsleven,
en zo ja, wat is die rol dan?
Ik denk dat we
om die vraag aan te pakken
een stap terug moeten nemen
en moeten nadenken over
hoe we tot nu toe
zowel de problemen
als de oplossingen
voor deze grote sociale uitdagingen
hebben begrepen en bekeken.
Velen zien de bedrijfswereld
als het probleem,
of ten minste een van de problemen,
bij veel van de sociale uitdagingen
waarmee we kampen.
Denk aan de fastfood-industrie,
de geneesmiddelenindustrie,
de banksector.
Dit is een dieptepunt
in het respect voor het bedrijfsleven.
Zakendoen wordt niet gezien
als de oplossing.
Voor de meeste mensen
is de zakenwereld het probleem.
En terecht in veel gevallen.
Er zijn een boel slechte actoren
die de fout ingingen en het probleem
alleen maar erger hebben gemaakt.
Dus misschien is dit perspectief
wel gerechtvaardigd.
Hoe hebben we dan
deze sociale problemen willen aanpakken,
de vele problemen waarmee we in de samenleving
worden geconfronteerd?
We hebben oplossingen gezocht
in de vorm van NGO's,
bestuur,
of filantropie.
Inderdaad, de unieke organisatorische entiteit
van deze tijd is de enorme toename van NGO's
en maatschappelijke organisaties.
Dit is een unieke, nieuwe organisatorische vorm
die we hebben zien ontstaan.
Enorme innovatie, enorme energie,
enorm talent
werden door deze structuur gemobiliseerd
om al deze uitdagingen aan te pakken.
Velen onder ons hier zijn er diep bij betrokken.
Ik ben een business school-professor,
maar ik heb tevens
vier non-profitorganisaties opgericht.
Telkens als ik geïnteresseerd raakte
en bewust werd
van een maatschappelijk probleem,
richtte ik een non-profitorganisatie op.
Dat was de manier
waarop wij deze kwesties wilden aanpakken.
Zelfs een business school-professor zag het zo.
Maar we pakken het nu
al een hele tijd zo aan.
We zijn ons al decennia lang
bewust van deze problemen.
We hebben tientallen jaren ervaring
met onze niet-gouvernementele organisaties
en met onze overheidsinstanties,
en er is de ontnuchterende realiteit:
we boeken niet snel genoeg vooruitgang.
We winnen niet.
De problemen blijken nog steeds
zeer ontmoedigend en hardnekkig.
Alle oplossingen die we vinden
zijn kleine verbeteringen.
Het gaat beetje bij beetje.
Wat is het fundamentele probleem
bij de aanpak van deze sociale problemen?
Afgezien van de complexiteit
is er het probleem van schaal.
Wij kunnen niet opschalen.
We kunnen vooruitgang boeken.
We kunnen wat resultaten laten zien.
We kunnen resultaten laten zien.
We kunnen dingen beter maken.
We helpen. We maken dingen beter.
We doen goed.
Maar we kunnen niet opschalen.
We hebben geen grootschalige impact
op deze problemen.
Waarom is dat zo?
Omdat we niet over de middelen beschikken.
Dat wordt nu pas echt duidelijk.
Duidelijker dan het decennialang is geweest.
Er is gewoon niet genoeg geld
om deze problemen op schaal aan te pakken
met behulp van het huidige model.
Er zijn niet genoeg belastinginkomsten
en niet genoeg filantropische donaties
om de problemen
op de huidige manier aan te pakken.
Die realiteit moeten we onder ogen zien.
En de schaarste aan middelen
om met deze problemen om te gaan,
wordt alleen maar groter.
Zeker in de geavanceerde wereld
van vandaag,
met alle fiscale problemen
waar we mee te maken hebben.
Dus als het fundamenteel
een probleem van middelen is,
waar zijn dan de middelen
in de samenleving?
Hoe worden de middelen gecreëerd
die we nodig hebben
om al deze maatschappelijke uitdagingen
aan te gaan?
Ik denk dat dat heel duidelijk is:
in het bedrijfsleven.
Alle rijkdom komt uiteindelijk
van het bedrijfsleven.
Zakendoen genereert welvaart
door voor winst
aan behoeften tegemoet te komen.
Zo wordt alle rijkdom gecreëerd.
Aan behoeften voldoen voor winst
brengt belastingen op,
het leidt tot inkomens
en tot liefdadigheidsgiften.
Daar komen alle middelen vandaan.
Alleen zakendoen kan middelen creëren.
Andere instellingen kunnen ze gebruiken
om belangrijk werk te doen,
maar alleen zakendoen kan ze creëren.
Het bedrijfsleven creëert ze
wanneer ze in staat is
voor winst aan een behoefte te voldoen.
De middelen worden overwegend
gecreëerd door het bedrijfsleven.
De vraag is dan:
hoe gaan we ze aanboren?
Zakendoen genereert die middelen
door winst te maken.
Die winst is dat kleine verschil
tussen de prijs en de productiekosten
van de oplossing die het bedrijfsleven aandraagt
voor het probleem dat ze willen oplossen.
Maar in die winst zit de magie.
Waarom? Omdat net door die winst
de oplossing onbegrensd schaalbaar is.
Omdat, als we winst kunnen maken,
we dat voor 10, 100, een miljoen,
100 miljoen, een miljard kunnen doen.
De oplossing wordt zelfvoorzienend.
Dat is wat het bedrijfsleven doet
wanneer het winst maakt.
Wat heeft dit nu allemaal te maken
met sociale problemen?
Een denkpiste is: laten we deze winst
gebruiken om sociale problemen op te lossen.
Het bedrijfsleven moet meer geven,
meer verantwoordelijkheid nemen.
Zo deden we dat in het bedrijfsleven.
Maar nogmaals,
deze manier van werken
gaf niet het verhoopte resultaat.
Ik begon als strategieprofessor,
en dat ben ik nog steeds.
Ik ben er trots op.
Maar ik ben ook door de jaren heen
steeds meer aan sociale kwesties gaan werken.
Aan gezondheidszorg, milieu,
economische ontwikkeling, armoedebestrijding.
En naarmate ik werkzaam was op sociaal vlak
begon ik iets in te zien
dat een diepe impact op mij had,
op mijn hele leven zelfs.
De conventionele wijsheid
in de economische wetenschappen
en de kijk in het bedrijfsleven
is van oudsher
dat er een afweging is
tussen sociale
en economische prestaties.
De conventionele wijsheid was
dat zakendoen eigenlijk winst maakt
door een sociaal probleem te veroorzaken.
Het klassieke voorbeeld is pollutie.
Als een bedrijf vervuilt,
verdient het meer geld
dan wanneer het vervuiling
probeert tegen te gaan.
Vervuiling verminderen kost geld,
daarom willen bedrijven er niet aan.
Een onveilige werkomgeving is winstgevend.
Een veilige werkomgeving is duur.
Daarom verdient een bedrijf meer geld
zonder veilige werkomgeving.
Dat was de conventionele wijsheid.
Veel bedrijven zijn daarin meegegaan.
Ze waren tegen verbetering van het milieu.
Ze waren tegen verbetering van de werkplek.
Dat denken heeft geleid
tot veel van het gedrag
dat we zijn gaan bekritiseren
in het bedrijfsleven,
dat ook ik ben gaan bekritiseren
in het bedrijfsleven.
Maar hoe dieper ik inging
op al deze sociale kwesties
de een na de ander,
en hoe meer ik probeerde
er zelf iets aan te verhelpen
door de non-profitorganisaties
waar ik bij betrokken was,
hoe meer ik besefte dat de realiteit
net het tegenovergestelde was.
Bedrijven maken geen winst
door sociale problemen te veroorzaken,
niet in enige fundamentele zin.
Dat is een zeer simplistische weergave.
Hoe dieper we op deze kwesties ingaan,
hoe meer we begrijpen
dat bedrijven winnen
bij het oplossen van sociale problemen.
Dat is waar echte winst vandaan komt.
Bijvoorbeeld milieuverontreiniging.
We weten vandaag
dat vermindering
van vervuiling en uitstoot
daadwerkelijk winst oplevert.
Het bespaart geld.
Het maakt het bedrijf
productiever en efficiënter.
Het verspilt geen middelen.
Een veiligere werkomgeving
en vermijden van ongevallen
maakt een bedrijf winstgevender,
want het is een bewijs
van goede werkmethodes.
Ongevallen zijn duur en kostbaar.
Langzamerhand leren we
dat sociale vooruitgang
en economische efficiëntie
in fundamentele zin geen tegenpolen meer zijn.
Een andere kwestie is gezondheid.
We hebben gemerkt
dat gezondheid van werknemers iets is
dat bedrijven moeten koesteren,
omdat gezondheid
werknemers in staat stelt
om productiever te werken
en niet afwezig te zijn.
Die nieuwe manier van denken
over de wisselwerking tussen bedrijfsleven
en sociale problemen
toont aan dat er een fundamentele,
diepe synergie tussen bestaat,
zeker als je niet
op zeer korte termijn denkt.
Op de zeer korte termijn
kan je jezelf soms wijsmaken
dat ze elkaars tegenpolen zijn,
maar op de lange termijn leren we
telkens weer dat dit gewoon niet waar is.
Hoe kunnen we dan
de kracht van het bedrijfsleven benutten
om de fundamentele problemen aan te pakken
waarmee we worden geconfronteerd?
Stel dat we dat konden doen.
Dan konden we opschalen.
We konden dan deze enorme middelenbron
en organisatorische capaciteit aanboren.
En wat denk je? Het is nu al bezig, eindelijk,
mede door mensen zoals jullie
die deze kwesties jaar na jaar
en decennium na decennium
naar voren hebben gebracht.
We zien organisaties zoals Dow Chemical
de revolutie weg leiden van trans-vet
en verzadigd vet
naar innovatieve nieuwe producten.
Hier een voorbeeld van Jain-irrigatie.
Dit bedrijf bracht druppelirrigatietechnologie
naar miljoenen boeren,
met als gevolg een aanzienlijke
vermindering van waterverbruik.
We zien bedrijven
zoals het Braziliaanse bosbouwbedrijf Fibria
dat uitknobbelde hoe het vernietigen
van oude bossen kan worden voorkomen
door met eucalyptus veel meer opbrengst
van pulp per hectare te krijgen.
Ze maken nu veel meer papier
dan door het kappen van oude bomen.
Bedrijven als Cisco leidden tot nu toe
vier miljoen mensen op
in I.T.-vaardigheden.
Ze krijgen de kans
om I.T.-technologie te verspreiden
en zo het hele bedrijf te laten groeien.
Het bedrijfsleven krijgt vandaag
een fundamentele kans
om deze sociale problemen aan te pakken.
Deze gelegenheid is vandaag
de grootste zakelijke kans
voor het bedrijfsleven.
Hoe kunnen wij het bedrijfsleven zover krijgen
dat ze gaan denken
in termen van gedeelde waarde?
Gedeelde waarde noem ik:
een sociaal probleem aanpakken
met een bedrijfsmodel.
Dat is gedeelde waarde.
Gedeelde waarde is kapitalisme,
maar een hogere vorm van kapitalisme.
Het is kapitalisme
zoals het uiteindelijk bedoeld was:
voldoen aan belangrijke behoeften,
niet stapsgewijs concurreren
voor triviale verschillen in productkenmerken
en marktaandeel.
Gedeelde waarde is
wanneer we tegelijk sociale waarde
en economische waarde kunnen creëren.
Het gaat erom
die kansen te vinden
die de grootste mogelijkheid bieden
om sociale problemen aan te pakken
omdat we kunnen opschalen.
We kunnen gedeelde waarde
op meerdere niveaus aanpakken.
Het is echt.
Het gebeurt.
Maar om deze oplossing te laten werken,
moeten we veranderen
hoe het bedrijfsleven zichzelf ziet,
en dat is gelukkig aan de gang.
Bedrijven zaten gevangen in het carcan
dat ze zich geen zorgen moesten maken
over sociale problemen,
dat dit hen niet aanging,
dat iemand anders het maar moest doen.
We zien nu bedrijven
dit idee omarmen.
Maar we moeten ook erkennen
dat de zakenwereld
dit minder effectief gaat doen
dan wanneer NGO's en overheden
gaan samenwerken met het bedrijfsleven.
De nieuwe NGO's
die het echt gaan doen,
zijn zij die partnerschappen
hebben gevonden
en manieren om samen te werken.
De overheden die het meest
vooruitgang boeken,
zijn overheden die manieren hebben gevonden
om gedeelde waarde in het bedrijfsleven
mogelijk te maken,
eerder dan de overheid te zien
als enige speler die de dienst uitmaakt.
En de overheid heeft vele manieren
om de bereidheid en het kunnen van bedrijven
te sturen naar deze manier van concurreren.
Als we bedrijven een ander beeld
van zichzelf kunnen geven,
en anderen een ander beeld
van het bedrijfsleven,
kunnen we de wereld veranderen.
Ik weet het.
Ik zie het.
Ik voel het.
Jonge mensen, denk ik, mijn studenten
van de Harvard Business School,
snappen het.
We moeten af van deze 'tweedeling',
dit onbehagen, deze spanning,
dit gevoel dat we niet
fundamenteel kunnen samenwerken
aan deze sociale problemen.
Als we dat kunnen bereiken
dan, denk ik, kunnen we
eindelijk oplossingen vinden.
Bedankt.
(Applaus)