De meeste mensen moeten niets hebben van de dood, maar dat heb ik juist met feestjes. (Gelach) Ik ben niet zo'n koetjes-en-kalfjesmens, dus giet er een paar drankjes in en je weet nooit wat eruit komt. (Gelach) Dat gebeurde er dus op zo'n gelegenheid, halverwege de tweede martini. Ik raakte in gesprek met zo iemand die denkt dat je eeuwig jong kunt blijven -- je kent dat wel, visioenen van een extreem lang leven van Silicon Valley miljardairs die vinden dat ze nooit zouden moeten sterven. Een van hen ging er toen zelfs prat op dat hij iedere dag 150 voedingssupplementen nam om aan de dood te ontkomen -- het moet hem op zijn minst een uur per dag hebben gekost, laat staan zijn maagwand. (Gelach) Die gast waar ik mee sprak, scheen het niet zo vreemd te vinden. Hij was half mijn leeftijd -- nee, nog wel iets jonger. Ik was er duidelijk zekerder van dat hij ooit zou sterven dan hijzelf, waar hij ten onrechte uit concludeerde dat ik er dus wel doodsbang voor zou zijn. Het verraste hem dat dat niet zo was. Hij scheen mijn nonchalance eigenlijk meer op te vatten als een bekentenis van een soort falen van mijn kant. "Waarom zou je vermijdbare grenzen accepteren?" zei hij. "Biotechnologie kan een eind maken aan veroudering, misschien zelfs ook aan sterven." En toen floepte het eruit. (Gelach) "Maar wat is er mis met doodgaan?" vroeg ik. Hij was met stomheid geslagen, en ik eigenlijk ook. Ik had me nooit voorgenomen deze specifieke vraag te stellen. Ik had het nooit zo direct geformuleerd, maar nu het daar zo hing, in de dranklucht tussen ons in, (Gelach) leek het de spijker wel op de kop te raken, want dat we bang zijn voor de dood wordt als vanzelfsprekend verondersteld. Vraag het mensen -- en dat heb ik gedaan, zij het meestal niet op feestjes -- en de meesten zeggen: "Ja, natuurlijk!" en zouden zich nog het liefst direct uit de voeten maken. De psycholoog William James noemde de dood "het onheilspellende decor" en "de wurm in de kern van het menselijk streven naar geluk." Of de dichter Philip Larkin, die heel goed was in wurmen in de kern van dingen en schreef over het wakker liggen in afschuw van de "totale eeuwige leegte". Ik blijk net zo slecht te zijn in dingen voor vanzelfsprekend aannemen als ik ben in feestjes. Als iets zo voor de hand ligt dat je er niet meer bij nadenkt, begin ik juist vragen te stellen; want als we iets voor vanzelfsprekend aannemen betekent dat misschien wel dat we er niet goed over hebben nagedacht. Je zou wel kunnen zeggen dat ik weinig keus had om over mijn dood na te denken, omdat ik er een paar keer dichtbij ben geweest. In het Midden-Oosten werd er op me geschoten als journalist, werd ik als burger gebombardeerd en bedreigd door rechtse schurken. Maar ik kwam er nog het dichtst bij door mijn eigen toedoen. Ik verloor de controle over mijn auto in bocht drie van een circuit in het Midwesten van Amerika en het was alsof ik in een tergend trage slow-motion over de kop ging, en nog eens, en -- jawel -- nog eens. En toen ik zo door de lucht ging, had ik maar één gedachte die zich als een mantra herhaalde: "Dit", dacht ik steeds maar weer, "is wel een hele stomme dood." (Gelach) Mijn eerste reactie, toen de auto tot stilstand kwam en ik nog bleek te leven, was verbazing, gevolgd door een golf dankbaarheid voor wie ooit de valhelm had uitgevonden. (Gelach) Later begon ik me wel af te vragen: "Wat is er eigenlijk zo stom aan om op zo'n manier te overlijden?" Wat is dan eigenlijk wél een intelligente manier om dood te gaan? (Gelach) Waarom stelde ik mezelf die vraag eigenlijk? Ik kon niets anders bedenken dan: intellectuele ijdelheid. Ik was tenslotte veel te intelligent om op een stomme manier te overlijden. (Gelach) Het schijnt dat niet alleen mijn leven me heel dierbaar is, maar mijn dood ook -- al zou ik eenmaal gestorven daar helaas geen plezier meer aan kunnen beleven. Ik zou dan trouwens nérgens meer plezier aan kunnen beleven en daarom is het maar goed dat ik niet gelovig ben. Anders zou ik er namelijk nog wel zijn, in iets wat men het 'hiernamaals' noemt. En dat is, voorzichtig uitgedrukt, een weinig plezierig vooruitzicht, want dat zou niet alleen betekenen dat je nooit echt sterft, maar dat wat je in dit leven doet je lot bepaalt voor je veronderstelde volgende. Met andere woorden: het leven dat je nu leeft, heeft op zich geen intrinsieke waarde; ofwel, niet in andere woorden, maar in de woorden van motiverend mega-predikant Rick Warren, schrijver van The Purpose Driven Life: "Aarde", zegt hij -- en ik verzin dit niet, hè -- "Aarde is de verzamelplaats, de crèche, de oefenplaats voor je eeuwige leven." Het leven is slechts oefenstof? Hoe onbeduidend kun je het maken? Hier is er nog een, want wat de onsterfelijke apostelen van Silicon Valley ons kunnen bieden, is feitelijk een wereldlijke versie van hetzelfde. Ook al blijf je volgens hen in je lichaam in plaats van te verdampen naar een hogere werkelijkheid. Zo is daar Peter Thiel, mede-oprichter van Paypal, die zegt -- letterlijk -- "Als mensen denken dat ze zullen sterven, werkt dat demotiverend." (Gelach) Er komt nog meer! (Gelach) "Het idee van onsterfelijkheid", zegt hij, "werkt motiverend." Als een van de mensen die gek genoeg is om te geloven dat ze zal sterven, vind ik zijn nonchalance verbijsterend. Hij reduceert het menselijk bestaan tot zijn managementjargon, tot tjakkaa-niveau. Hij schijnt te denken dat onze levens er niet toe doen omdat we zullen sterven en neemt aan dat het leven wel is te vangen in een spreadsheet, waarin je de waarde ervan simpelweg kunt uitrekenen in jaren. Wat ons in Thiels wereld uit bed doet komen, is niet dat we willen genieten van dit leven, maar de hoop dat we voor eeuwig 's morgens uit bed zullen blijven komen. Persoonlijk vind ik dat juist een heel deprimerende gedachte. (Gelach) (Applaus) Thiels droom is mijn nachtmerrie. (Gelach) En als je er even over nadenkt misschien ook wel de jouwe. Praktische overwegingen terzijde, zoals wie kan zich een eeuwig leven veroorloven? Misschien maak je je daar als miljardair iets minder zorgen over, maar dan nog: hoeveel miljard je ook hebt, het is slechts een druppel in de financiële oceaan van de eeuwigheid. Laten we ons in plaats daarvan eens een eeuwig leven voorstellen, hoe het zou zijn om steeds maar door te gaan, zoals dat roze speelgoedkonijntje in die oude batterijreclames wat maar op zijn trommeltje bleef slaan. (Gelach) Feitelijk hebben we ook wel een idee van hoe dat zou zijn. Je hoort het aan hoe we praten. Als we vertellen dat we bij een lezing waren waar maar geen einde aan leek te komen, of klagen over oeverloos gekwebbel, of een slechte film beschrijven als ellenlang. Bewust of niet, we beseffen dat zonder einde het leven een matte, karakterloze vlakte zou worden, een eindeloze reeks gebeurtenissen, letterlijk ad infinitum. Eindeloosheid zou de vitaliteit uit ons bestaan wegzuigen, er de zin uit verwijderen. Wat zou resten is een gevoel van verveling en zinloosheid, zo typerend voor chronische depressies. Dus nooit doodgaan is wel het laatste wat ik wil. Ik koester geen verlangen naar een eeuwig leven, want onsterfelijkheid is niet iets om aanbeden te worden; integendeel, het is juist een vloek. Denk aan die Griekse mythe waarin Sisyphus zijn kei oneindig tegen de heuvel op duwt en nooit de top bereikt. Of aan spook- en vampierverhalen, waarin de levende doden zijn verdoemd tot eindeloze, schimmige schijnlevens. Of zelfs aan een stripfiguur als Superman, gedoemd om nooit een gewoon Clark Kent-leven te kunnen leiden, nooit te kunnen leven, liefhebben en sterven als een normaal mens. We kunnen niet zonder eindes, want het meest fundamentele einde zit in ons ingebakken: ons vermogen om dood te gaan, onze sterfelijkheid, maakt het mens-zijn nou net zo bijzonder. We zijn eindige wezens in de eeuwigheid, en als we hier oog voor hebben, versterkt dat onze waardering voor het feit dat we bestaan, geeft het verdieping aan het idee van het leven als een reis. Sterfelijkheid ontkracht de zin dus niet. Het brengt zin voort. Het houdt me bij de les. Het zegt: "Geniet ervan! Het is niet vanzelfsprekend! Schrijf het volgende boek! Lach met je vrienden! Trek erop uit! Eet nog een dozijn oesters!" (Gelach) Want het gaat er niet om hoe lang ik leef, maar hoe ik leef en ik ga mijn best doen -- tot aan het einde. Dank je wel. (Applaus)