In 2003 voerde de Britse regering een enquête uit. Die enquête mat de rekenvaardigheden van de bevolking. Ze waren geschokt toen ze ontdekten dat van elke 100 volwassenen in de beroepsbevolking er 47 nog niet de eenvoudigste rekenvaardigheden hadden. 'Level 1'-rekenvaardigheden in het VK zijn niet echt gevorderd. Het gaat om breuken, percentages en decimalen. Dus dit cijfer baarde de regering zorgen. Het beleid werd veranderd, er werden investeringen gedaan en in 2011 voerden ze de enquête opnieuw uit. Raad eens wat er met dat cijfer gebeurde? Het was gegroeid naar 49. (Gelach) Toen ik dit cijfer noemde in een financieel dagblad, grapte één van onze lezers: "Dit cijfer is alleen een schok voor 51 procent van de bevolking." (Gelach) Maar ik geef de voorkeur aan de reactie van een leerling toen ik deze informatie op een school presenteerde. Ze stak haar hand op en zei: "Hoe weten we dat degene die dat cijfer heeft bedacht niet bij die 49 procent hoort?" (Gelach) Er is dus een probleem met rekenen, want dit zijn belangrijke levensvaardigheden en voor veel van de veranderingen die we deze eeuw willen inbrengen, moeten we beter kunnen omgaan met nummers. Dit is niet alleen een Engels probleem. De OESO publiceerde dit jaar cijfers over rekenvaardigheden onder jongeren en bovenaan stonden de Verenigde Staten: bijna 40 procent van de jongeren in de VS hebben slechte rekenvaardigheden. Engeland staat er ook bij, maar er zijn zeven OESO landen met cijfers boven de 20 procent. Dat is een probleem, omdat het niet zo hoeft te zijn. Als je helemaal rechts in de grafiek kijkt, zie je Nederland en Korea onder de 10 procent. Dus er is zeker een probleem met rekenvaardigheden om op te lossen. Dit zijn nuttige onderzoeken, maar we lopen het risico mensen in te delen in twee categorieën, in twee soorten mensen: zij die goed zijn met cijfers, die ermee om kunnen gaan, en zij die dat niet zijn. Wat ik hier vandaag wil zeggen is dat dit een verkeerd onderscheid is. Het is geen onveranderlijk paar. Je hoeft geen fantastische rekenvaardigheden te hebben om te genieten van cijfers, en dat moet het uitgangspunt zijn van onze reis. En volgens mij kan je aan die reis beginnen door te kijken naar statistiek. Ik zal meteen toegeven dat de statistiek een imagoprobleem heeft. (Gelach) Het is het wiskundeonderdeel dat zelfs wiskundigen niet echt leuk vinden. Als de rest van de wiskunde over precisie en zekerheid gaat, is statistiek het tegenovergestelde. Ik ben zelf ook pas later bekeerd tot de wereld van statistiek. Als je aan mijn docenten zou vragen in welke twee vakgebieden ik het minste zou gaan uitblinken, hadden ze gezegd: statistiek en programmeren. En toch sta ik hier, met statistische grafieken, zelf geprogrammeerd. Waardoor ben ik zo veranderd? Waarom vond ik statistiek ineens interessant? Het komt omdat statistiek echt over ons gaat. Als je naar de etymologie van 'statistiek' kijkt, is het de wetenschap van de gegevens van de staat of de gemeenschap waar wij in leven. Dus statistiek gaat over ons als groep, niet over ons als individuen. Omdat we sociale dieren zijn, delen we deze fascinatie voor hoe we in de groep passen, hoe we met anderen omgaan. En statistiek is het krachtigst als het verrassend is. En er zijn meerdere fantastische enquêtes uitgevoerd door Ipsos MORI, de afgelopen jaren. Één enquête onder 1.000 volwassenen in het VK stelde de vraag: "Van elke 100 mensen in Engeland en Wales, hoeveel daarvan zijn moslim?" Het gemiddelde antwoord in deze enquête, wat representatief zou moeten zijn voor de hele bevolking, was 24. Dat dachten mensen. Britse mensen denken dat 24 van elke 100 mensen moslim zijn. Officiële cijfers laten zien dat het er ongeveer 5 zijn. Er is dus een groot verschil tussen wat we denken, onze perceptie, en de statistische realiteit. Ik vind dat interessant. Waar komt deze misvatting vandaan? Ik was zo blij met deze enquête dat ik ze gebruikte in presentaties. Ik verwees er constant naar. Ik gaf een presentatie op St. Paul's School for Girls in Hammersmith, en ik had net zo'n publiek als nu, behalve dat het bestond uit meisjes uit de bovenbouw. En ik zei: "Meiden, hoeveel tienermeisjes denken jullie dat het Britse volk denkt dat er elk jaar zwanger worden?" En de meisjes kregen bijna een beroerte toen ik zei dat het Britse volk denkt dat 15 van elke 100 tienermeisjes elk jaar zwanger worden. En ze hadden het recht om boos te zijn, want eigenlijk zou ik bijna 200 rondjes moeten hebben om er één in te kleuren, gebaseerd op de officiële cijfers. En net als rekenvaardigheden, is dit niet alleen een Engels probleem. Ipsos MORI heeft dit onderzoek ook in andere landen uitgevoerd. Zo vroegen ze Saudiërs: "Van elke 100 volwassenen in het land, hoeveel van hen zijn er te dik?" En het gemiddelde antwoord van de Saudiërs was meer dan een kwart. Dat dachten ze. Meer dan een kwart van de volwassenen is te dik. De officiële cijfers, echter, laten zien dat het eerder driekwart is. (Gelach) Dus weer een groot verschil. De volgende vind ik leuk. Ze vroegen in Japan: "Van elke 100 Japanners, hoeveel van hen wonen op het platteland?" Het gemiddelde antwoord was net iets meer dan de helft. Ze dachten dat 56 van elke 100 Japanners op het platteland woonden. Het officiële cijfer is 7. Er zijn dus grote verschillen, wat sommigen verrassend vinden, maar niet verrassend voor hen die bekend zijn met het werk van Daniel Kahneman, de Nobelprijs-winnende econoom. Hij en zijn collega, Amos Tversky, deden jarenlang onderzoek naar het verschil tussen wat mensen denken en de realiteit, het feit dat mensen eigenlijk slecht zijn in intuïtieve statistiek. Dat komt door verschillende dingen. Individuele ervaringen kunnen onze ideeën beïnvloeden, net als het feit dat de media alleen bijzondere dingen rapporteren en niet de normale dingen. Kahneman zei dat heel leuk: "Soms zien we het overduidelijke niet" - dus onze cijfers kloppen niet - "maar soms zien we onze eigen blindheid niet." En dat heeft enorme gevolgen voor het maken van beslissingen. Ik zat ondertussen op het statistiekbureau en ik vond dit erg interessant. Ik zei dat dit een wereldwijd probleem is, maar misschien is geografie wel het punt. Al deze vragen gingen over hoe goed je je land kende. In ons geval: hoe goed ken je 64 miljoen mensen? Niet erg goed, blijkt. Ik ben daar niet goed in. Dus ik kreeg een idee: ik zou deze aanpak overnemen en toepassen op een lokale manier. Is dit lokaal? Als we de vraag anders stellen: 'Hoe goed ken je je eigen gebied?', zouden de antwoorden dan beter kloppen? Dus ik maakte een quiz: hoe goed ken je je buurt? Het is een simpele app. Je typt een postcode in en dan krijg je vragen gebaseerd op steekproefdata van jouw buurt. Ik heb tijdens het maken bewust geprobeerd om het toegankelijk te maken voor zoveel mogelijk mensen, niet alleen voor de 49 procent die goed zijn met cijfers. Ik wilde dat iedereen meedeed. Voor het ontwerp van de quiz was ik geïnspireerd door de isotypen van Otto Neurath uit de jaren 20 en 30. Dit zijn manieren om cijfers weer te geven met de herhaling van iconen. De cijfers zijn er wel, maar op de achtergrond. Het is dus een handige manier om kwantiteit weer te geven zonder gebruik te maken van termen als percentage, fracties en verhoudingen. Hier is de quiz. Het is zo ontworpen: je ziet hier links de herhaalde iconen, en een kaart met het gebied waar we je vragen over stellen aan de rechterkant. Er zijn zeven vragen. Elke vraag kan beantwoord worden met een cijfer tussen nul en honderd en aan het einde van de quiz krijg je een totale score tussen de nul en de honderd. Omdat dit TEDxExeter is, dacht ik dat we de quiz even konden bekijken met de eerste paar vragen over Exeter. De eerste vraag is: "Van elke 100 mensen, hoeveel zijn er jonger dan 16?" Ik ken Exeter niet zo goed, dus ik moest raden, maar je krijgt nu een idee van hoe de quiz werkt. Je sleept het schuifje om de icoontjes te markeren en je klikt op 'Inleveren' om te antwoorden, en dan animeren we het verschil tussen jouw antwoord en de realiteit. Het blijkt dat ik slecht geraden heb: vijf. Wat is de volgende vraag? Deze vraagt wat de gemiddelde leeftijd is, zodat de helft van de mensen jonger is en de andere helft ouder. En ik dacht 35 - dat klinkt als middelbare leeftijd. (Gelach) Maar eigenlijk is Exeter ongelofelijk jong, en ik had de impact van de universiteit onderschat. De vragen worden steeds moeilijker. Deze vraagt naar eigenwoningbezit. Van elke 100 huishoudens, hoeveel hebben er een hypotheek of lening? Ik heb me hier ingedekt, want ik wilde er niet meer dan 50 naast zitten. (Gelach) En ze worden moeilijker, deze vragen, want in je eigen gebied, als je in een gemeenschap bent, met dingen als leeftijd -- je kan de leeftijd van mensen nog aflezen. Als je gewoon om je heenkijkt, dan zie je dat wel. Iets als eigenwoningbezit is veel moeilijker te zien, dus vallen we terug op onze eigen heuristiek, onze eigen vooroordelen over hoeveel mensen een huis hebben. Toen we deze quiz publiceerden, waren de data van de steekproeven alweer een aantal jaar oud. Er waren al apps waarin je een postcode kon invullen en de statistieken van jaren terug kon zien. Dus eigenlijk was dit allemaal wat gedateerd, niet per se nieuw. Maar ik wilde graag weten wat voor reactie we zouden krijgen door een spel te maken van de data die we hebben, met animaties en door in te spelen op de vooroordelen van de mensen. Hun reacties blijken, ehm... talrijker dan ik had verwacht. Ik had al heel lang de wens om een statistiekwebsite te doen crashen door vraag van het publiek. (Gelach) Deze URL bevat de woorden 'statistiek', 'gov' en 'UK', de drie minst populaire woorden in een URL. En het frappante feit is dat de website crashte om kwart voor 10 's avonds, want mensen waren echt met deze data bezig uit eigen vrije wil, in hun eigen vrije tijd. Ik vond het interessant om te zien dat er ongeveer een kwart miljoen mensen waren die de quiz binnen 48 uur na lancering speelden. Er kwam een enorme discussie op gang, online, op sociale media, waar vooral duidelijk werd dat mensen het leuk vonden om hun eigen vooroordelen te zien, en ik had eigenlijk niet op beter kunnen hopen, op een bepaalde manier. Ik vond het ook leuk dat mensen het naar politici stuurden. Hoe goed ken je het gebied dat je vertegenwoordigt? (Gelach) En om het af te maken, als we teruggaan naar die twee soorten mensen, dacht ik dat het interessant zou zijn om te zien hoe mensen die goed zijn met cijfers deze quiz zouden maken. De nationale statisticus van Engeland en Wales, John Pullinger, van hem zou je een goede score verwachten. Hij scoorde 44 voor zijn eigen gebied. (Gelach) Jeremy Paxman - toegegeven, met een glas wijn - 36. Nog slechter. Het laat zien dat cijfers ons allemaal kunnen inspireren. Ze kunnen ons verrassen. We praten zo vaak over statistiek als de wetenschap van onzekerheid. Mijn laatste gedachte van vandaag is: statistiek is de wetenschap van ons. En daarom zouden we gefascineerd moeten zijn door cijfers. Dankjewel. (Applaus)