Wat is realiteit, kennis, de zin van het leven? Grote zaken die je figuurlijk kan bekijken: het bestaan vergelijken met een reis over een weg of oceaan, een klim, oorlog, book, draad of spel, een venster naar nieuwe mogelijkheden, of een veel-te-kort-durende flikkering van een vlam. 2400 jaren geleden zei één van de bekendste denkers ooit dat het leven is alsof je geketend in een grot, gedwongen wordt om schaduwen langs een muur te zien fladderen. Nogal vrolijk, hé? Dat is eigenlijk wat Plato suggereerde in zijn Allegorie van de Grot, in Boek VII van "De Staat", waarin een Grieks filososoof zich de ideale wereld voorstelt door concepten te bestuderen als recht, waarheid en schoonheid. In de allegorie worden gevangenen opgesloten in een grot vanaf hun geboorte met hun rug naar de ingang, zonder hun hoofd te kunnen draaien, en zonder kennis van de buitenwereld. Af en toe echter komen er mensen en dingen voorbij de grotingang, waardoor schaduwen ontstaan op de muur waar de gevangenen naar kijken. De gevangenen benoemen en classificeren deze illusies, in de overtuiging dat ze echte entiteiten waarnemen. Plots wordt één gevangene bevrijd en voor het eerst naar buiten gebracht. Het licht doet hem pijn aan de ogen en hij is gedesoriënteerd. Als hem wordt verteld dat alles rond hem echt is, en de schaduwen maar reflecties zijn, gelooft hij het niet. De schaduwen leken hem veel duidelijker. Maar geleidelijk passen zijn ogen zich aan, zodat hij weerspiegelingen in het water kan zien, en direct naar objecten kan kijken, en uiteindelijk ook naar de Zon, wiens licht de ultieme bron is van alles wat hij kan zien. De gevangene keert terug naar de grot om zijn ontdekking te delen, maar hij is niet langer gewend aan de duisternis, en kan nog moeilijk de schaduwen op de muur zien. De andere gevangenen denken dat de reis hem stom en blind maakte, en houden met geweld alle pogingen tegen om hen te bevrijden. Plato introduceert deze passage als een analogie van hoe het is om als filosoof het publiek te onderrichten. De meesten voelen zich niet alleen comfortabel in hun onwetendheid maar zijn ook vijandig tegen iedereen die hun erop wijst. In feite werd de echte Socrates ter dood veroordeeld door de Atheense overheid, omdat hij de sociale orde verstoorde. In "De Staat" toont zijn student Plato vooral minachting voor de Atheense democratie, terwijl hij een regime van filosofen-koningen promoot. Met de parabel over de grot argumenteert Plato dat de massa te koppig en onwetend is om over zichzelf te heersen. Maar de allegorie spreekt al 2400 jaar tot de verbeelding omdat het op zoveel manieren kan gelezen worden. Belangrijk is dat de allegorie ook verband houdt met de vormenleer, ontwikkeld in Plato's andere dialogen. Die beschrijven dat, zoals de schaduwen, fysieke dingen gebrekkige reflecties zijn van ideale vormen, zoals rondheid en schoonheid. Op die manier leidt de grot tot veel fundamentele vragen, inclusief de oorsprong van kennis, het probleem van representatie, en de aard van de realiteit zelf. Voor theologen bestaat de ideale vorm in de geest van de schepper. Voor taalfilosofen, die vormen als linguistische concepten zien, illustreert de theorie het probleem van het groeperen van concrete dingen in abstracte termen. En anderen vragen zich af of we echt weten of de dingen buiten de grot echter zijn dan de schaduwen of niet. Kunnen we, terwijl we ons leventje leiden, vertrouwen op wat we denken te weten? Misschien zal op een dag een flikkering van licht onze basisassumpties onderuit halen. Zal je uitbreken om je weg te vechten naar het licht, zelfs al kost het je je vrienden en je familie, of zal je blijven hangen aan de oude vertrouwde illusies? Waarheid of gewoonte? Licht of schaduw? Moeilijke keuzes, maar als het een troost kan zijn, je bent niet alleen. We zijn met velen hierbeneden.