Welkom bij Reasonable Doubts.
Je skeptische gids over godsdienst.
(Muziek)
Je luistert naar Reasonable Doubts
de radioshow en podcast voor degenen
die niet zomaar iets geloven.
Ik ben Jamie Beahan
en voor deze speciale uitzending
van Reasonable Doubts hebben we
een lezing die ik gaf in februari
aan de Grand Traverse Humanists
in Traverse City, Michigan.
De lezing droeg de titel:
"Zijn wij beter door religie?"
Een kritische analyse van de
religieuze prosocialiteitshypothese.
Vaste luisteraars zullen ongetwijfeld
veel van de studies herkennen
die in de lezing worden besproken.
Een eerdere RD-extra en onze aflevering
'The Skeptics Toolkit to
Psychology of Religion'
bespraken deze resultaten.
Maar deze lezing is wat anders.
Voornamelijk om het triviale en
vast teleurstellende feit dat ik
de resultaten presenteer in plaats van
onze 'huisdokter', professor Luke Galen.
Maar ik denk dat deze lezing
zijn verdienste heeft
omdat ze een wijd spectrum aan studies
die we in onze show,
over de jaren besproken hebben
tot een handige plek samenbrengt
wat het hopelijk makkelijker maakt
voor fans van de show om een overzicht
van de informatie te krijgen
of te delen met een vriend.
En doe dat alsjeblief.
Dit is belangrijk onderzoek en ik weet
dat dokter Galen het met mij eens is
dat het niet de aandacht heeft gekregen
die het verdient.
Dus je zou ons en de skeptische beweging
een goede eer bewijzen
door deze lezing te delen op blogs
en sociale media die je vaak bezoekt.
En onderschat ook niet de kracht
van de vertrouwde mond-of-mond reclame.
En bezoek doubtcast.org om reacties
of vragen en feedback
met ons te delen over de afleveringen.
Luister ook volgende week naar
de beoordeling van Doubtcasters
van de nieuwe christelijke
propagandafilm "God's not dead".
Het belooft veel goeds.
Tot dan, veel succes en blijf twijfelen.
(Muziek)
(Applaus)
Dank u voor uw komst
en bedankt voor de uitnodiging
om voor jullie groep te mogen te spreken.
Mijn naam is Jeremy Beahan.
Ik doceer wereldreligies en een introductie op de filosofie
naast een handvol andere ondewerpen,
aan Kendall College of Art Design.
Ik ben ook producent en co-host
van de Reasonable Doubt podcast
welke op zijn hoogtij
jarenlang de meestbeluisterde
atheïstische podcast op iTunes was,
de People's Choice podcastprijs won voor
het beste religieus geïnspireerde podcast.
- (gelach)
Wat wat apart was.
Mensen kijken mij raar aan als ik dat zeg.
Ik spreek vanavond over de vraag
"Word je een beter mens van religie?"
en we benaderen dit niet zozeer
van een filosofisch perspectief
zoals deze vraag meestal wordt behandeld
maar we benaderen dit van
een empirisch standpunt.
Wat kan de wetenschap
ons eigenlijk vertellen
over de invloed van religie op moraliteit.
De ondertitel is: Een skeptische kijk op
de religieuze prosocialiteitshypothese.
Dat vraagt waarschijnlijk om wat uitleg.
Je hebt misschien al door
dat de informatie compact zal zijn.
Maar ik hoef je niet te vertellen
dat in onze cultuur
er een wijdverbreide aanname bestaat
dat religieus zijn noodzakelijk is om
een gelukkig en ethisch persoon te zijn.
We hebben een zee van predikers,
geleerden en gewone mensen
die ons dagelijks herinneren
dat zonder God,
de samenleving snel zou ontwrichten
tot zondigheid en anarchie.
Wat je misschient niet weet
is dat de sociaal-psychologisch onderzoek
op het eerste gezicht
deze stelling ondersteund.
De meer technische term voor de hypothese
dat religie van ons een goed mens maakt
is bekend als
de religieuze prosocialiteitshypothese
Het is vanavond mijn taak om je een
overzicht van dit onderzoek te presenteren
en je de noodzakelijke middelen te geven
om hier kritisch over na te denken.
Want we zullen zien dat
de religieus prosocialiteitshypothese
zeker wel enige ondersteuning heeft.
Maar wanneer we het bewijsmateriaal
nader bekijken, gaan we ontdekken
dat het venijn in de details zit.
Maar ik wil beginnen met een vrijwaring:
Ik verdien geen waardering of verwijt
voor wat ik vanavond zal zeggen.
Dit is niet mijn onderzoek
dat ik presenteer.
Het is eigenlijk het onderzoek
van Luke Galen.
Hij is een professor
in de psychologie van religie
aan Grand Valley State University en
bijna alles wat ik vanavond vertel
komt van zijn paper in het
Psychological Bulletin van
de American Psychological Association,
getiteld:
"Zet religieus geloof aan tot
prosocialiteit, een kritische examinatie".
Hoe ben ik bij dit onderwerp beland?
Hij droeg mij op om een samenvatting
van zijn onderzoek te schrijven,
het distilleren van een pagina's lange
bespreking tot een coherent stuk
dat de gemiddelde lezer
uiteindelijk kan begrijpen.
Dus dat was mijn taak: het herschrijven
van zijn bespreking en gratis onderzoek.
En omdat Luke Galen niet graag
het huis verlaat,
of contact heeft met
gewone menselijke wezens
(Gelach)
heeft hij mij aangewezen
als zijn woordvoerder.
Hij grapt dat ik Galen's Bulldog ben.
Blijkbaar ben ik zoals
Thomas Henry Huxley was voor Darwin.
Dus ik ben blij
dat ik interviews kan geven
en groepen zoals deze kan toespreken
over dit onderzoek
omdat ik denk dat het
naar buiten gebracht moet worden.
Goed, voordat we verder gaan
laten we definiëren wat we
met prosocialiteit bedoelen.
Ik haat het woord nu al.
Ik ben nog maar net begonnen
en ben nu al moe van het woord,
maar de term prosocialiteit refereert
aan een soort positief sociaal gedrag
en op dit gamma staat vrijgevigheid
in de vorm van liefdadigheid
of gespendeerde tijd aan vrijwilligerswerk
tot aan persoonlijke kwaliteiten, wellicht,
zoals positieve persoonlijke kenmerken:
hulpvaardig zijn, eerlijk zijn.
En er is zelfs een indrukwekkende reeks
van wetenschappelijke studies die
deze hypothese ondersteunen.
Die proberen aan te tonen dat
de religieuzen meer prosocialiteit tonen
dan de niet-religieuzen.
Uiteindelijk is dit zelfs het onderwerp
geworden van een aantal populaire boeken.
Een waar je misschien van gehoord hebt
is "A Friendly Letter to Skeptics
and Atheists" van David Myers
of meer recentelijk “American Grace,
How Religion Divides and Unites Us”
Dus het brede publiek wordt verteld
dat de gegevens binnen zijn
en religie je gelukkig maakt, gelukkiger,
gezonder en meer behulpzaam.
Dat dit een conclusie is
dat niet simpelweg filosofie is,
of religie. Het is wetenschap.
Zelfs sommige atheïsten lopen hiermee weg.
Een klaarblijkelijk overweldigende zaak
voor het prosocialiteitseffect van religie
is genoeg om mensen hiervan
te overtuigen, zoals Jesse Bering,
— een atheïstische psycholoog
en eigenlijk een behoorlijke goede auteur —
voldoende om hem te overtuigen dat
religie heilzaam is, tenminste voor anderen.
Jesse Bering biechtte in het artikel
Don't trust the godless
in Slate-magazine, zelfs op:
— "Zelfs als een atheïst vertrouw ik
religieuze mensen meer
en de wetenschap
ondersteunt me nu daarin."
In een vollediger citaat zegt hij:
— "Dit is een moeilijke bekentenis
want het lijkt ongelooflijk hypocriet,
maar toch is het zo dat ik religieuze
mensen meer vertrouw dan atheïsten.
Betrouwbaarheid is iets anders
dan intellectualiteit. En ik denk dat ik vooral
een sociale pragmaticus ben
in mijn omgang met andere mensen."
Dus een vrij overtuigende bewering als
zelfs atheïstische psychologen zeggen:
"Vertrouw niet op de goddelozen."
Voordat we verder gaan,
kijken we naar de methoden
die worden gebruikt
in onderzoek naar prosociologie.
We gaan kijken naar een verscheidenheid
aan experimentele opstellingen en methoden
om dit soort onderzoek uit te voeren.
Dit omvat zelfrapportage,
wat mensen zeggen over zichzelf.
En beoordeling van individuelen door derden
Laboratoriumonderzoek naar gedrag
We zullen het hebben over laboratorium-
onderzoek met economische spelletjes.
Priming-onderzoek, waarbij mensen
onbewust worden geïntroduceerd
aan een religieus concept.
Meestal zonder dat ze het zich realiseren,
zijn ze geconditioneerd door het concept.
We zullen zien wat dan gebeurt.
En ook schalen van spiritualiteit,
schalen die bedoeld zijn om iemands
spiritualiteitsniveau te detecteren.
En dat dan te vergelijken met hun gedrag.
Ik ga proberen te benadrukken wat
de valkuilen zijn waarmee onderzoekers
worden geconfronteerd bij iedere
van deze onderzoeksmethoden.
Laten we beginnen met
de zelfrapportagegegevens.
Maakt religie een beter mens van je?
De gelovigen lijken dat wel te denken.
Toen men gevraagd werd om een beoordeling
te geven van het eigen karakter en waarden,
leken religieuzen aan te geven dat zij dankbaarder ingesteld zijn.
Ze beoordelen zichzelf als behulpzamer.
Ze beweren meer waarde te hechten
aan vergeving dan niet-religieuzen
Veel onderzoeken laten deze zelfrapportages voor zich spreken.
Het feit dat gelovigen denken dat ze moreler zijn,
wordt gezien als bewijs dat ze deze prosociale karaktertrekken hebben.
De grote vraag is, moeten we gelovigen op hun woord geloven?
Nee, niet als hun evaluaties gebaseerd zijn op vooringenomenheid
in plaats van een realistische inschatting van hun eigen karakter.
Zelfrapportagegegevens zijn vaak onbetrouwbaar door zijn aard.
Mensen zijn gevoelig voor de vorming van
positieve illusies over zichzelf. We doen het allemaal.
We hebben de neiging om onze reacties
op de vragenlijsten mooier te maken
om onszelf beter neer te zetten.
Soms is dit gewoon een bezorgdheid over ons zelfbeeld.
Sociaal psychologen noemen dit zelfversterking.
Of, soms willen we een goede indruk maken op anderen,
of in het bijzonder voor onze groep.
Dit wordt soms aangeduid als impressiemanagement.
Hoewel dit een wijdverspreide tendens is en
zeker niet beperkt is tot de religieuzen,
is het interessant dat deze tendens meer uitgesproken kan zijn
bij degenen die een sterke mate van religieus geloof hebben
Zeer religieuze mensen hebben in het algemeen
de neiging om zichzelf als beter te zien dan anderen.
Zelfs beter dan andere religieuze personen.
En ze evalueren zichzelf hoger dan niet-religieuze personen op
kenmerken die absoluut niets te maken hebben met de religie.
Ze beoordelen zichzelf bijvoorbeeld hoger op intelligentie,
of het zijn van een goede werknemer.
Zaken die geen direct verband houden met hun religieuze moraal
Van mensen met een hoge intrinsieke religiositeit is daadwerkelijk aangetoond
dat ze een hogere mate van zelfversterking en impressiemanagement hebben.
Bijvoorbeeld: Als je een christen
herinnert aan zijn eigenwaarde.
zal die eerder geneigd zijn aan te geven
dat die leeft naar christelijke principes
Meer dan zijn geloofsgenoten
Als je het omgekeerde doet
en je geeft ze een beoordelingsrapport
dat hun hoge zelfwaardering in vraag stelt,
of laat ze schrijven over iets
dat ze niet leuk vinden aan zichzelf.
Degenen die hoog scoren
op intrinsieke religiositeit
— Dat is de sterkte van het geloof —
nemen eerder hun toevlucht in zelfbedrog
als een compensatiestrategie.
Ook zijn zeer religieuze mensen
in het bijzonder bezig met
zichzelf te positioneren
als een moreel persoon.
en voelen zich vooral aangevallen
als dat beeld uitgedaagd wordt.
Ik denk dat de grote vraag is
waarom onderzoekers soms zoveel
vertrouwen hebben in deze zelfrapportages?
Nou, omdat deze positieve zelfrapportages
soms bevestigd worden door anderen:
Hun familie, hun collega's, hun gelijken.
Dus derden beoordelen religieuze personen
als aardiger, meegaander
en hoog altruïstisch
evenals empathisch.
Voor sommigen is dit bewijs dat deze
zelfrapportages geen zelfbedrog zijn.
Dat het geen morele hypocrisie is.
Het zijn correcte beoordelingen
van hun karakter.
Maar ik denk dat we hier nog steeds
een beetje skeptisch kunnen zijn.
Wanneer we spreken van
een overwegend religieuze samenleving,
— waar ongeveer 80% tot 95%
van een volk religieus is.
en ongeveer 75% zich
in ieder geval Christen noemt —
is de kans groot dat een substantieel
deel van de families en collega's
van de ondervraagden ook religieus zijn.
Wat betekent dat er sprake kan zijn van een ingroup bias.
En er is ook bewijs dat dat ondersteunt.
Ingroup favoritisme is een goed bestudeerd
fenomeen in de sociale psychologie.
Nogmaals, dit gaat niet alleen om
religieuze mensen hier, maar ons allemaal.
Het is natuurlijk voor mensen om
een gevoel van eigenwaarde te ontlenen
aan de groepen waarmee ze zich associëren.
Het is natuurlijk om een positief beeld te tonen aan het publiek,
voor degenen die hun identiteit te delen.
Dus in overeenstemming met voorspellingen
van de sociale identiteitstheorie
zien we dat gelovigen voorkeur hebben
voor andere personen,
en slechter spreken van niet-religieuzen.
En dit omvat zelfs mensen van andere religieuze groepen.
Vaak reikt deze voorkeur
— en dit is het belangrijkste punt —
Vaak reikt deze voorkeur tot
andere religieuze personen
ongeacht of ze goed gedrag vertonen.
Ze alsnog gunstiger beoordeeld,
ook als ze weinig goeds hebben gedaan.
Ik zal je een voorbeeld geven.
Soms waarderen gelovigen
andere religieuze individuen hoger
dan niet-religieuze individuen,
zelfs bij exact hetzelfde gedrag.
Ik nam deel aan deze studie,
die in 2011 gepubliceerd werd.
Als deelnemer droeg ik voor de camera
twee verschillende T-shirts.
Drie eigenlijk.
Een effen wit t-shirt;
Een T-shirt met een jezus-vis.
Daarna een T-shirt met Darwin-vis.
En steeds las ik exact dezelfde tekst op.
waarmee ik mezelf presenteerde als een student
die zijn voorjaarsvakantie gebruikte om een noodhulporganisatie te helpen.
en sprak over mijn positieve ervaringen.
Geen vermelding van godsdienst of iets anders.
We vonden in deze studie dat mensen mij
als leuker, intelligenter, betrouwbaarder
en aardiger en moreler beoordeelden,
als ik het T-shirt met Jezusvis droeg
Dus hetzelfde gedrag,
maar door het subtiele signaal
dat ik religieus zou zijn,
werd mijn gedrag als beter beoordeeld.
De meeste onderzoeken die gebaseerd
zijn op beoordelingen door derden
controleren niet afdoende
voor deze neiging voor ingroup bias.
En dat is het probleem.
idealiter zouden onderzoekers ervoor
zorgen dat de deelnemers zich volledig
onbewust zijn van de religieuze
identiteit van degenen die ze beoordelen.
Dan hebben we meer reden om hun
evaluaties te vertrouwen als nauwkeurig.
Maar dit is helaas zelden het geval.
Maar in onderzoeken waar dat gedaan is,
en de meeste onderzoeken
waar de schrijvers bewust waren
van de religieuze identiteit
van de ondervraagden
kwam een duidelijke vooringenomenheid
naar voren.
en dat suggereert een ingroup bias.
Wanneer ze weten dat iemand religieus is,
boordelen ze die positiever.
Er zit een interessante draai aan dit alles
Niet-religieuze mensen lijken mede
ongelovigen niet als prosocialer
te beoordelen dan religieuzen.
Om de een of andere reden,
heeft deze ingroup bias minder invloed
op de niet-religieuzen.
Zou het feit dat niet-religieuzen de religieuzen hoger beoordelen
erop wijzen dat deze uitspraken gebaseerd zijn op een duidelijke
beoordeling van hun karakter?
Zouden atheïsten echt een voorkeur
hebben voor religieuzen?
Eigenlijk is het goed mogelijk dat dat
het geval is als ze in hun oordeel
verleidt worden door een sterk
pro-religieus cultureel stereotype.
En opnieuw zijn er aanwijzingen dat dat het geval is.
Hier is meer bewijs voor
een pro-religieus stereotype,
dat we tegenkomen door te kijken naar
soortgelijke onderzoeken die uitgevoerd
zijn in andere culturen dan de onze.
Bijvoorbeeld zelfrapportage
van geluk, levensvreugde,
en persoonlijke eigenschappen als instemmigheid,
zijn nauwer verbonden met religie
in de Verenigde Staten dan in
het Verenigd Koninkrijk of Noord-Europa,
waar religie minder dominant is.
Om een concreet voorbeeld te geven, dit onderzoek
vroeg mensen naar hun indruk van mensen,
door het kijken naar foto's van gezichten.
En lachende gezichten werden
beoordeeld als religieuzer
dan de niet lachende gezichten.
(Laughter)
Dat was zo in de Verenigde Staten.
in het Verenigd Koninkrijk was precies het tegenovergestelde het geval.
En dit lijkt een algemene relatie
te zijn tussen religie,
en zelfbeheersing, geestelijke gesteldheid
psychologische aanpassing, sociale steun.
In het algemeen, in samenlevingen waar
niet-religieuzen in de meerderheid zijn,
worden niet-religieuzen beter beoordeeld
op al die kenmerken.
Opnieuw bewijs dat er
een culturele bias speelt
Ik denk dat het nu duidelijk is
dat zelfrapportagegegevens geen
betrouwbaar bewijs biedt voor
de religieuze prosocialiteitshypothese.
Zelfevaluaties op religieuze onderwerpen
zijn kwetsbaar voor zelfversterking,
impressiemanagement,
verstoringen door anderen,
en worden mogelijk beïnvloed
door een wijdverbreid
pro-religeus cultureel stereotype.
Het is misschien beter, om in plaats
van te vertrouwen op zelfrapportages,
te kijken naar gecontroleerde
metingen van gedrag
of zoals Jezus het gezegd zou hebben,
leer gelovigen kennen aan hun vruchten.
Niet aan hun woorden. [Mattheüs 7:13]
Laten we eens kijken wat hun daden ons vertellen
Nou, ten eerste, religieuze personen
zeggen meer waarde te hechten
aan vergiffenis dan anderen,
maar het effect van religiositeit op
vergeving blijkt verwaarloosbaar.
Dit is slechts één studie
dat aantoont dat een vergelijking
tussen zelfrapportages
en gecontroleerde experimenten van gedrag
onthullen hoe vaak gelovigen
niet voldoen aan hun hoge dunk van zichzelf.
Degenen met een hoog en in intrinsieke religiositeit
— opnieuw, die is een meetbaar effect —
rapporteerden dat ze dankbaarder waren,
maar maakten dat niet meer waar
dan iemand anders in onderzoeken naar
wederzijdse dankbaarheid.
Hoge intrinsieke religiositeit schijnt
agressie niet te verminderen
Al is hier een wat eng detail:
Het laat mensen denken
dat ze minder agressief zijn
dan ze werkelijk zijn.
Fundamentalisten in het bijzonder
rapporteren een hoge mate van
altruïsme naar iedereen
maar in werkelijkheid zijn ze
meer bereid om vrienden of
gelijkgestemden te helpen.
Ze zijn niet even bereid
om vreemden te helpen,
of zogenoemde 'waardenovertreders',
zoals bijvoorbeeld een homoseksueel.
Dat is duidelijk aan de verkeerde kant
van de waardenstrijd.
We moeten onthouden, dat iedereen
overschat hoe moreel hij is.
Het is dus heel gebruikelijk om
een verschil te vinden tussen
hoe individuen hun gedrag voorspellen
en hun daadwerkelijke gedrag.
Als we iedereen in deze kamer zouden
testen, zouden we waarschijnlijk
hetzelfde fenomeen zien.
Wij zijn niet anders. Het lijkt alleen
sterker in religieuze populaties
Zoals eerder gezegd, zeer religieuzen
vertonen een sterkere neiging
tot zelfversterking in interviews.
En dit verschil tussen zelfrapportage
en gemeten gerag
is wijder bij religieuzen dan
in de rest van de populatie.
De grootste kloof die we waarnemen
tussen altruïstische gedachten,
en altruïstisch gedrag wordt eigenlijk
gevonden in degenen die aangeven
dat religie voor hen belangrijker is.
Opvallend is dat het bewijs
uit experimenten,
soms zo haaks staat
op ons stereotype over religie,
dat sommige onderzoekers een draai
geven aan hun deze conclusie.
Wat ze publiceren toont
geen positief effect voor religie
maar hun samenvatting, of interpretatie,
spreekt met glorende bewoordingen.
Bijvoorbeeld in dit onderzoek uit 1999
zeggen McCullough & Worthington:
"Zelfs al zouden religieuze
mensen in het dagelijks leven er niet
in slagen om meer vergevingsgezind
te zijn, dan minder religieuze mensen,
ze willen graag vergeven"
En vervolgen door te vertellen
hoe geweldig het is dat ze goede,
vergevende mensen willen zijn.
Ik wil stellen dat het prijzen van
gelovigen voor hun morele intenties,
het punt nogal mist.
Het is niet dat het goed is
dat we beter willen zijn.
In sommige gevallen denken
ze al dat ze superieur zijn.
En er schuilen grote gevaren in het
hebben van een onrealistische inschatting
van het eigen karakter en beperkingen.
Laten we verder gaan met
een ander type onderzoek:
Religieus priming onderzoek.
Hoewel religieuze personen zich niet
moreler lijken te gedragen dan ze opgeven.
Het zou nog altijd vreemd zijn
— Ik vind het persoonlijk vreemd —
als religie niet enige invloed
heeft op moreel gedrag
Na alle geschriften en preken vol
van aansporingen om
uw naaste lief te hebben;
voor anderen te zijn zoals
je zelf behandelt wil worden.
En ik zou denken dat frequente
blootstelling aan deze berichten
zou resulteren in pro-sociale gedragingen.
Dus priming onderzoek is een
nuttige manier om dit te ontrafelen.
Opnieuw, de deelnemers zijn geprimed.
misschien moesten ze woorden ontcijferen.
met religieuze woorden erin
of misschien moeten ze een
gedeelte van de geschriften lezen
en een reactie daarop schrijven.
Soms kan het heel subtiel zijn.
Zoals symbolen in de kamer
Een kruisbeeld in de kamer,
of sieraden of kleding.
Soms is het alleen de context.
Zoals het uitvoeren van het experiment
in een kerk in plaats van een gymzaal.
Het goede nieuws van priming onderzoek
is dat we hiermee het beste bewijs
kunnen vinden voor
de religieuze pro-socialiteitshypothese.
Er zijn veel gegevens die het ondersteunen.
Er zijn goede onderzoeken die meer
eerlijkheid en vrijgevigheid
aantonen onder de religieuzen.
Sterker in het delen; in de samenwerking;
hebben meer zelfcontrole
in lastige situaties;
en een grotere weerstand tegen verleiding.
Waarom zijn deze religieuze concepten
zo goed in het primen
van dit soort gedragingen
Verschillende onderzoeken noemden
een mogelijk mechanisme:
Bovennatuurlijke controle, noemen ze het.
De overtuiging dat iemand zijn acties
voortdurend en onvermijdelijk
geobserveerd worden
door een goddelijk wezen.
Dit is een sterke herinnering aan ons
om bewust te zijn van onze acties
en misschien is dat waarom
religieuze concepten
dit pro-sociale gedrag aansturen.
God zou je in de gaten kunnen houden.
Maar ik wil wat opvallende details delen.
die niet vaak vertelt worden
in deze priming onderzoeken.
Neutrale religieuze woorden,
zoals "bijbel", "discipel" of "kapel"
lijken het helpende gedrag
niet te bevorderen.
Het lijken alleen de positieve woorden
te zijn zoals "hemel", "wonder" of "zegen"
die dat effect op mensen hebben.
Nog interessanter, de positieve effecten
lijken niet afhankelijk te zijn
van de mate van religiositeit van de persoon.
Je kan een beetje religieus zijn of
je kan hardcore fundamentalistisch zijn,
de priming effecten werken
op dezelfde manier.
Ook niet-religieuze mensen reageren
positief op religieuze primen.
En met exact dezelfde mate als
hun religieuze tegenhangers.
Als jij zou kijken naar al die symbolen,
zou je ook moreler gaan handelen.
Nog interessanter, priming met
seculiere begrippen als "beschaafd",
of "gerecht" blijken net zo krachtig
in het aanmoedigen van eerlijkheid
of afname in hypocrisie,
als religieuze primen.
En religieus wantrouwen naar atheïsten,
het wantrouwen dat ze hebben naar ons,
neemt af als de religieuzen
geprimed worden met concepten
van seculiere autoriteit.
Dat is erg interessant.
Waarom zou dat zo zijn?
Eén idee — niet helemaal duidelijk —
maar een idee is dat gelovigen weten dat
atheïsten niet hun leven leven
alsof God ze in de gaten houdt.
Dus zonder de bovennatuurlijke controle
kunnen ze zich afvragen welke reden
we hebben om ons goed gedragen.
Maar dit wantrouwen kan verlicht worden,
wanneer we eraan herinnerd worden
dat moraliteit op verschillende manieren
gecontroleerd kan worden.
Dus het primen met beschaving, herinnert
iedereen er aan dat er een sociale orde is.
Er is iets dat deze 'boze' atheïsten
in de toom houdt.
En zo zwakken hun negatieve indrukken af.
Verbazingwekkend is dat zelfs
de aanwezigheid van een spiegel
of simpelweg foto's van ogen
in het laboratorium
hetzelfde effect hebben.
Wat de gedachte aan
bovennatuurlijke controle kracht geeft.
Uiteraard heeft dit gevolgen voor
de religieuze pro-socialiteitshypothese
Religieuze concepten lijken niet
pro-sociaal gedrag, zoals eerlijkheid,
te beïnvloeden ómdat ze religieus zijn.
Het is wel mogelijk dat ieder concept
dat raakt aan moraliteit
in een bepaalde cultuur
zorgt voor meer aandacht
voor de bescherming van je eigen reputatie.
Nogmaals, omdat er een wijdverspreide
culturele stereotype dat religie
verbonden is met moraliteit, activeren
religieuze concepten moreel gedrag.
Maar zoals we zagen, doen seculiere primen hetzelfde.
Hoewel de positieve effect van het primen
met religieuze concepten de krant haalt,
horen we meestal niets
over de donkere kant ervan.
Talrijke onderzoeken demonstreren
dat sociaal ongewenste gedragingen,
zich ook manifesteren wanneer
proefpersonen blootgesteld worden
aan religieuze berichten.
Bijvoorbeeld, proefpersonen die
passages uit de Bijbel lazen waarin God
geweld dicteerde, dienden meer
elektrische schokken toe,
dan de controlegroep
in onderzoeken naar agressie.
We moeten opmerken dat dit
ook werkt op ongelovigen.
Zelfs een niet-gelovige die die passages
uit de Bijbel leest,
wordt ook meedogenlozer in hun gedrag
ten opzichte van iemand anders.
Het is enkel dat het effect
meer uitgesproken lijkt bij gelovigen
Vooral verontrustend is deze subgroep
van religieuze gelovigen
met een hoge intrinsieke religiositeit
én hoge mate van onderdanigheid.
Deze groep was zeer zorgwekkend,
omdat zij het meest meedogenloos werden,
nadat zij geprimed waren met religieuze woorden.
Ze leken volledig te ontsporen.
Wat ik daarmee bedoel is dat het
niet op iedereen hetzelfde effect heeft.
Persoonlijkheidskenmerken
spelen een rol
die de reacties verergeren of bedrukken.
Ik wil graag deze studie laten zien.
Bij experimenten waarbij mensen
de Bijbelse versie van
de gouden regel moesten te lezen
was bij Christenen geen
afname van homofobie te merken.
De negatieve houding naar homoseksuelen
was zeker niet afgenomen
door het lezen van iets wat je zou
omschrijven als een zeer positieve prime:
De gouden regel.
Gek genoeg, het lezen van de
boeddhistische versie van de gouden regel,
verhoogde hun homofobe reacties.
Als ze een andere religieuze tekst lazen,
die vertelde dat ze
barmhartig moesten zijn,
en doen naar anderen
hoe anderen naar hen zouden moeten doen,
wilden ze dat nog minder doen.
(Laughter)
Dit is misschien omdat de morele
verplichting kwam van
deze gewantrouwde outgroup-bron
Evenzo, het ontcijferen van woorden die
geassocieerd worden met het christendom
zorgde voor een toename
van raciale vooroordelen
ten opzichte van Afro-Amerikanen.
Dat is een bevinding van Johnson,
hoofdauteur Johnson in 2010.
En houdingen naar alle mensen buiten
de eigen groep werd negatiever,
als de experimenten plaatsvonden
in een kerkelijke omgeving
in plaats van een burgerlijke omgeving.
Dit is een vreemde paradox,
waar we naar kijken.
Primen met religieuze concepten,
lijkt zowel pro-sociaal gedrag,
zoals eerlijkheid en delen,
én non-pro-sociaal gedrag zoals agressie
en vooroordelen te versterken.
Dit klinkt logischer wanneer we kijken
naar een andere bijzondere,
maar consistente bevinding
uit de literatuur.
Dat de vriendelijkheid van
religieuze individuen meestal
niet naar iedereen
universeel uitgedragen wordt.
De voornaamste begunstigden van
religieuze pro-socialiteit,
zijn meestal andere gelovigen.
Dit wordt vooral duidelijk
in economische spelletjes.
Om wat tijd te winnen zal ik niet ingaan
op de werking van al deze spelletjes.
Maar de basis is dat mensen
handelen of geld uitwisselen.
De spellen zijn ontworpen om samenwerking
en vertrouwen aan te moedigen.
Dus in principe,
als de spelers samenwerken,
winnen ze allebei meer.
Maar één speler kan de mogelijkheid
hebben om meer geld te winnen
door de andere spelers
te bedriegen of toe te liegen.
Dus dit is dit is allemaal om de
samenwerking te evalueren.
Evenals vertrouwen,
gunnen, enzovoorts.
Wat tonen de economische spelletjes aan?
In onderzoeken naar economisch gedrag,
waarbij de religiositeit
van de spelers bekend is.
— dus we weten wat die is —
komt een algemene trend naar voren.
Religieuze spelers werken meer samen
en geven meer geld
dan niet-religieuze spelers.
Dus ze doen dat, ze geven meer.
En ze hebben meer vertrouwen
dan de niet-religieuzen.
De pro-socialiteitshypothese is waar.
Het heeft alleen die draai dat ze het
alleen geven aan degenen
die dezelfde religieuze identiteit hebben.
Bijvoorbeeld, dit onderzoek, Ahmed, 2009,
vond dat religieuze studenten
grotere sommen geld aanboden
dan niet-religieuze studenten
maar alleen aan die
van hun eigen religieuze groep.
Deze resultaten komen waarschijnlijk door
dat fenomeen van voorkeur voor de ingroup.
Maar er zou ook iets anders
aan de hand kunnen zijn.
Het kan opnieuw het pro-religieuze
culturele stereotype zijn,
want niet-religieuze deelnemers toonden
geen voorkeur voor de ingroup,
in die economische spelletjes.
Ze hadden eveneens meer vertrouwen
in de religieuze spelers
dan in hun niet-religieuze gelijken.
En gaven in totaal meer geld aan hen,
desondanks het niet wederkerig was.
Het is verbazingwekkend hoe
ingebakken dat stereotype is.
Dit patroon van voorkeursbehandeling
is niet beperkt tot onderzoek
naar economisch gedrag.
Het is een algemene trend
die voorkomt in de gehele literatuur.
Er moest zelfs een nieuw woord
bedacht worden om het uit te leggen.
Een onderzoeker die erg populair
is op dit gebied, genaamd Saroglou,
bedacht de term minimale pro-socialiteit.
Wat betekent: De versterkte hulp door
een religieus iemand aan vrienden
en de eigen groep leden,
die leden buiten de groep niet krijgen,
welke de religieuze
waarden bedreigen.
Ik denk dat de juiste uitleg is,
— die grotendeel in overeenstemming is
met het bewijs in deze
economische spelletjes. —
dat religieuze mensen
minimaal pro-sociaal zijn.
En als we dit idee van
beperkte pro-socialiteit serieus nemen,
verklaart het een heleboel andere trends
die we zien in de data.
Bijvoorbeeld, tussen verschillende
culturen zien we dat religiositeit
zwak, maar nog altijd positief correleert
met de waarde van vrijgevigheid,
liefdadigheid, mensen helpen.
En toch, op hetzelfde moment, correleert
het negatief met universele waarden,
zoals het helpen van je buurman
of een vreemdeling.
De barmhartige Samaritaan.
Dat soort dingen.
Opnieuw lijkt het een contradictie,
maar als je het idee van beperkte
of minimale prosocialiteit serieus neemt,
lijkt het steekhoudend.
Het is opnieuw die voorkeur voor de ingroup.
Het kan ook verklaren waarom religieuze
prikkels ethnische vooroordelen versterken
en het anders behandelen
van mensen buiten de ingroup,
omdat de religieuze concepten in hun
hoofden de ingroup bias activeerden.
Dit speelt ook bij religieus onderzoek
naar geefgedrag.
Dit is één van de conclusies
waar ik minder zeker over ben.
Maar het is heel duidelijk dat
religieuze organisaties zelf de grootste
bronnen van liefdadigheid zijn.
Religieuze mensen geven veel meer aan
goede doelen dan de niet-religieuze.
En die vaststelling kom je
over de hele linie tegen.
Maar zoals andere onderzoeken aangaven,
veel van de ontvangers,
zelfs die seculier genoemd worden,
lijken óf religieus,
óf een religieuze organisatie te zijn.
Dus al dit geld wisselt
van handen binnen de ingroup.
Dit zou zeer interessant zijn
om te onderzoeken.
Als we de voorkeur voor
de eigen groep kunnen 'uitzetten',
zien we dan nog steeds een kloof tussen
de niet-religieuzen en de religieuzen?
Misschien wel. En ik verwacht
dat we dat zouden ontdekken.
En om de volgende reden.
Er zit een ander aspect aan religieuze
liefdadigheid en dat is dat het belang
dat gehecht wordt aan religie,
minder invloed heeft op de vrijgevigheid,
dan dat religieuze presentie dat heeft.
Het betekent dat kerkbezoek de
belangrijkste voorspellende waarde
lijkt te zijn, voor hoeveel een religieus
persoon ook daadwerkelijk geeft.
Als je religiositeit meet naar geloof:
'Hoe overtuigd je bent dat God bestaat?'
Dan zien we dat dat liefdadigheid in
mindere mate voorspelt dan kerkbezoek.
Ik denk dat we hier zien
dat als je werkelijk in het gebouw bent,
dat je een mogelijkheid wordt geboden
om te geven. De schaal gaat rond.
en er is sociale druk rond je
om wat in die schaal te doen.
Ik denk nog steeds dat de religieuzen
daar gewaardeerd om moeten worden.
Maar ze krijgen deze waardering voor het
institutionaliseren van liefdadigheid.
Het is mogelijk niet het religieuze
geloof dat dit gedrag aanstuurt.
Dus ik denk dat dit een interessante
vraag naar boven brengt.
Hoe meten we religiositeit eigenlijk?
Want, zoals we zagen,
afhankelijk van hoe we meten,
krijgen we mogelijk
verschillende resultaten.
Meestal wordt een methodiek gebruikt,
waarbij een gemiddelde populatie
vergeleken wordt met religieuze,
en zeer religieuze mensen.
En dan worden
alle atheïsten en agnostici,
de mensen die beweren geen
religieuze overtuiging te hebben,
samen in die onderzoeksgroep gestopt.
Er zijn verschillende manieren om te meten.
Intrinsieke religiositeit is een mate van
metafysische overtuiging of toewijding.
Extrinsieke religiositeit, zoals ik
het noem, is vaak een mate van gedrag:
Hoe vaak bid je, voer je de rituelen uit.
Het omvat soms ook
— een andere manier van meten —
het meten van religiositeit
slechts op basis van kerkbezoek.
Dus wanneer je een studie tegenkomt
dat zegt dat religieuze mensen beter zijn
in XYZ, dan is de volgende vraag
die je moet stellen:
Beter vergeleken met wie?
En dat is omdat hoe je religiositeit meet,
een grote invloed heeft op de bevindingen.
Bijvoorbeeld,
frequent kerkbezoek is gerelateerd aan
bescheiden lagere mate
van geestesziekte zoals depressie
maar het effect is verwaarloosbaar
als je religliositeit meet
als zekerheid over het geloof.
Nogmaals, mensen hebben een betere mentale
gezondheid binnen een gemeente.
Ze hebben een sociale netwerk
dat hen steunt.
Gelijkgestemde mensen om tegen te praten.
Het geloof zelf lijkt daarin
niet zo belangrijk te zijn.
Onderzoeken waarbij gecontroleerd is
voor sociale factoren tonen een sterk
verminderd of ontbrekend effect van
religieus geloof op de prosociale schaal.
Dus je ziet dat hoe we religie meten
en welke groepen we vergelijken,
zeer belangrijk is in dit debat.
Meestal, worden de sterkste prosociale
geassocieerd met kerkbezoek
en sociale contacten in plaats van
enkel metafysische overtuigingen.
Dus het lijkt dat het aansluiten bij
groepen, veel van deze gedragingen aanstuurt.
Zou een toegewijde seculiere groep
— een zoals deze hier —
een effect hebben zijn,
zoals dat van een kerk?
In dit boek dat ik eerder noemde
— helaas is het begraven op pagina 472 —
— je moet er eerst doorheen om
deze beperking tegen te komen —
Maar Robert Putnam noemt
dat zelfs een atheïst die
betrokken raakt in het sociale leven
van een gemeente veel eerder geneigd
is om als vrijwilliger
in een gaarkeuken te helpen,
dan de meest fervente gelovige
die in zijn eentje bidt.
En even daarvoor zegt hij
op pagina 465:
"Religieus geloof blijkt volledig
irrelevant te zijn in een verklaring
waarom een religieus iemand
goed is voor zijn buren."
Dat had op pagina 1 moeten staan.
(Laughter)
Maar de meeste recensenten
van het boek kwamen niet zover.
Dus je kan je voorstellen wat
geschreven werd in de populaire media.
Eigenlijk is dat een groot probleem.
Het probleem met de meeste studies
is dat ze — nogmaals —
alle niet-gelovigen op een hoop gooien,
zonder rekening te houden
hoe zeker ze zijn in hun ongeloof;
of ze groepen bijwonen zoals jullie;
hoe betrokken ze in het algemeen
zijn met de gemeenschap.
Ze worden allemaal op de hoop
van niet-religieuzen geworpen.
En dan worden ze vergeleken met
gematigde religieuzen en zeer religieuze
Vaak religieuze mensen
binnen een kerkelijke omgeving.
Als je dat doet, krijg je wat
men een lineair effect noemt.
Als prosociaal, gelukkig,
gezond, en meer behulpzaam zijn,
allemaal op de ene as staan
en religiositeit op de andere,
zien we dat wanneer religiositeit toeneemt,
geluk, behulpzaamheid
en eerlijkheid ook toenemen.
Maar dan verbergen we de helft
van onze onderzoeksgroep.
De weinige studies die zeer
religieuze mensen vergelijken
met overtuigde niet-religieuzen
tonen een kromlijnig effect,
tussen religiositeit en prosocialiteit.
Om dat kromlijnige effect uit te leggen,
had ik mijn aantekening
bij me moeten hebben.
(Laughter)
In essentie is daarmee
de onderzoeksgroep uitgebreid.
Dus eerst verloren we de atheïsten,
agnosten en humanisten
aan deze kant van de curve.
Nu komen ze naar voren.
En we zien nu dat het de
minder overtuigden, de zwakreligieuzen,
de seculieren in het midden, die slecht scoren op prosocialiteit.
— Hier is waar ik naar zocht. —
Niet atheïsten, maar nominale gelovigen
tonen de hoogste maten van depressie,
het laagste niveau van
geestelijke gezondheid en
ze zijn over het algemeen
minder tevreden met het leven.
In feite, zie je dit ook
bij andere culturen.
Het World Values Survey vond dat zowel
degenen die beweren dat religie
erg belangrijk is en degenen die beweren
dat het helemaal niet belangrijk was,
het gelukkigste zijn.
Het kromlijnige effect wordt ook
gevonden op het morele vlak.
Bijvoorbeeld lidmaatschap van
Artsen Zonder Grenzen
komt het meeste voor bij mensen
die zeer religieus zijn of volledig atheïst.
Dat bleek al uit Milgrams
gehoorzaamheidsproeven.
— als je bekend met met die onderzoeken —
Daarbij kregen we te zien in hoeverre
iemand doet wat de onderzoeker beveelt.
Toen die werden gerepliceerd waren
het de extreem gelovigen
en de extreem ongelovigen die het meest
waarschijnlijk waren om niet te
gehoorzamen aan de onethische
bevelen van de onderzoekers.
Dus zeer religieus of
sterk niet-religeus zijn,
lijkt je een beetje meer
morele integriteit te geven.
Een deel van de hypothese die dit
verklaart is dat deze individuen zo
zeker zijn van hun wereldbeeld dat ze
niet zo makkelijk beïnvloed worden
door de druk van sociale
conformiteit als anderen.
Dus het lijkt erop dat vertrouwen
in je wereldbeeld
en regelmatige interactie
met gelijkgestemden mensen
veel belangrijker is voor welzijn
en morele integriteit dan
je specifieke metafysische overtuigingen.
Sorry jongens.
Soms vinden zelfs niet-gelovigen
het jammer of dat te horen.
Ze willen geloven dat
het geloven in het 'juiste',
de juiste kijk hebben op de realiteit,
je een beter mens maakt.
En het lijkt er op dat metafysische
overtuigingen niet zo belangrijk zijn.
Maar helaas worden
onderzoeken vaak
niet ontworpen om
kromlijnige effecten te ontdekken.
En dan geven ze
de indruk dat atheïsten
slechtere fysieke of
mentale gezondheid riskeren.
En dit is precies wat we zien
bij de geestelijke
gezondheidsschaal van het leger.
Ik weet niet of iemand
daar ooit van gehoord heeft?
Het Amerikaanse leger kent een geestelijke
gesteldheidsdimensie als instrument om te
oordelen over een soldaat zijn welzijn
en geestelijke gezondheid.
En zij concluderen dat soldaten
de grootste veerkracht hebben
als ze spiritueel zijn, religieus zijn.
En dit heeft ertoe geleid dat
een aantal hoofdofficieren
hun ondergeschikten opzochten,
die niet-religieus waren,
en ze onder druk zetten om
gebedsbijeenkomsten
en andere religieuze diensten
bij te wonen.
Omdat het slecht voor hun gezondheid is.
Ze zouden een risico lopen op zelfmoord.
Echter, een nadere kijk naar de gestelde
vragen op deze spiritualiteitsschaal toont
een grote fout in de manier waarop
deze concepten gemeten worden.
Dit zal mijn laatste grote punt zijn,
over hoe dit onderzoek wordt uitgevoerd.
Criterium besmetting
dit betreft gevallen waarbij
de literatuur van prosocialiteit
spiritualiteit definieert
als in een cirkelredenering.
Bijvoorbeeld, als je een voorspelling
doet over een soort criterium,
wil je dat de items waarop je
je voorspelling baseer,
geen elementen bevatten
van wat voorspelt wordt.
Als je de conclusie in je premisse zet
argumenteer je in een cirkel, nietwaar?
Maar toch zien we dit steeds weer gebeuren.
Bijvoorbeeld in dit voorbeeld:
"Religieus geëngageerde individuelen
hebben grotere sociale netwerken"
maar religieuze betrokkenheid
was gedefinieerd als het hebben
van kerkgerelateerde contacten.
Dus eigenlijk, zegt dit slechts
— terwijl het echt goed klinkt,
nietwaar?
"Wow, religieuze betrokkenheid
heeft écht een voordeel" —
Dit slecht enkel dat maatschappelijk
betrokken religieuze mensen,
maatschappelijk betrokken
religieuze mensen zijn.
Dat is alles wat dit zegt.
Veel spiritualiteitsschalen meten
concepten die niet noodzakelijk
refereren aan bovennatuurlijke geloof.
Bijvoorbeeld, dít zijn de dingen
waarmee je een hoge score haalt
als een spiritueel persoon
op deze gezondheidsschaal:
'Ik geloof dat er een grotere
betekenis zit aan het leven.'
'Het is belangrijk voor mij om iets
terug te geven aan mijn gemeenschap'
Als u daar met "Ja" op antwoordde,
wordt u bestempeld als religieus
op deze schaal.
'Ik geloof dat de mensheid als geheel
in principe goed doet.'
Als je een humanistische kijk hebt,
score je ook goed
op deze spiritualiteitsschaal.
'Ik bekommer me over de mensen
die na mij in het leven komen.'
Dus een groot aantal onderzoeken,
met inbegrip van deze militaire
geestelijke geschiktheidsevaluatie.
claimen dat ze aantonen dat religiositeit
gerelateerd is aan prosociale uitkomsten,
maar het zijn eigenlijk gewoon
effecten van criterium besmetting.
Het hebben van prosociale kenmerken
definieert hier wat
religieus zijn betekent.
Gewoon een cirkelredenering.
En zoals we weten, veel atheïsten met
een breder gevoel voor betekenis,
zouden als 'spiritueel' uit de test komen.
Dit vergroot op kunstmatige wijze,
de schijnbare relatie tussen religiositeit
of spiritualiteit en deze
positieve prosociale uitkomsten.
Om dit samen te vatten.
De vraag of religie ons een beter mens
maakt, geeft ons geen simpel antwoord.
Je hebt bewijs gezien
voor zowel "Ja" als "Nee".
of "Ja, op een bepaalde manier"
en "Nee, op andere manieren".
Helaas valt het niet in
een sound-bite samen te vatten.
En we leven in een sound-bite cultuur.
De conclusie die men trekt,
is afhankelijk van hoe
religiositeit wordt gemeten;
van hoe prosocialiteit wordt gedefinieerd.
We moeten ons bewust zijn van
een groot aantal complicerende factoren,
als we accuraat willen zijn.
Echt, dit is een mijnenveld
voor een kritische denker.
Zelfs de meest ervaren kritieke denker
gaat tegen problemen aanlopen.
Met hoe complex deze gegevens zijn.
Dus Luke Galen kwam met 10 vragen
om kritisch te kijken
naar de religieuze prosocialiteit,
die mensen helpen om in het vervolg
zorgvuldiger te kijken naar deze studies.
Nummer 1:
Heeft het onderzoek rekening gehouden
met mogelijke stereotypen,
zoals de verwachting dat
religieuze mensen
prosocialer zullen zijn?
Hebben deze stereotypen de
zelfrapportages en waardering beïnvloed?
2: Zijn de resultaten gebaseerd
op bewijs dat beïnvloed is
door voorkeur voor de ingroup?
3: Wanneer prosociale effecten volgen
uit het primen met religieuze concepten
zouden dezelfde effecten ook volgen
uit het primen met seculiere concepten?
Dat is een goede
voor priming onderzoek.
Nummer 4: Kan het onderzoek naast
positieve ook potentiële negatieve
effecten opsporen na het
primen met religieuze concepten.
5: Is het onderzoek gebaseerd op
zelfrapportage of meet het ook
daadwerkelijk gedrag?
Als het niet het werkelijke gedrag
meet, dan is het waardeloos.
6: Kan de context invloed hebben
gehad op het onderzoek.
Bijvoorbeeld, zou het onderzoek dezelfde
resultaten tonen als het niet in
de Verenigde Staten maar in andere landen
in Noord-Europa was afgenomen
die voornamelijk zijn niet-religieus zijn.
7: Kunnen we de resultaten énkel
toeschrijven aan het religieuze geloof
of is er sprake van effecten
van groepsinteractie?
Als kerkgangers worden worden vergeleken
met niet-kerkelijken
zou de oorzaak van het verschil
onduidelijk kunnen zijn.
Nummer 8: Verward het onderzoek ongeloof
met lage mate van religiositeit of hebben
we een heldere maatstaf voor ongelovigen?
Trouwens, als we aan punt 8 willen
voldoen hebben we meer onderzoek
nodig naar secularisten.
Dus we hebben meer onderzoekers nodig
die gemeenschappen als
deze willen bestuderen.
Met enquêtes bijvoorbeeld.
Dus als je ooit die dingen
tegenkomt in je inbox,
Doe alsjeblieft mee.
Je zou ons er allemaal mee helpen.
Nummer 9: Kan bij de vergelijking
met religieuze groepen
een kromlijnig effect optreden?
Dat betekent dat als je een kerkelijke
groep vergelijkt, dat je het vergelijkt
met een vergelijkbare groep.
Nummer 10: Is religie of spiritualiteit
gedefinieerd op een manier die ook omvat
prosociaal gedrag als in de definitie.
Ik denk dat als je kijkt naar die dingen
dat je een voorsprong hebt op
de meeste mensen die letten
op dit onderzoeksveld.
Ik hoop dat je hier iets
bruikbaars uit kan halen.
Ik hoop dat het verduidelijking geeft
aan dit vaak verwarrende debat.
En als laatste wil ik je
attenderen op mijn podcast.
Als je het interessant vond
wat je vanavond hoorde,
het verlichtend vond.
Zowel ik als de auteur
van de review in Psych, Luke Galen,
werken aan deze podcast
"Reasonable Doubts",
Je kan het vinden op Doutcast.org.
Het is een van de meest informatieve
podcast die je zal vinden, die er nog
steeds in slaagt om grappig te zijn
van tijd tot tijd.
(Laughter)
Dank u zeer.
(Applause)
Om eerdere afleveringen van
de Reasonable Doubts Podcast
te beluisteren, of je vragen en
opmerkingen te sturen.
Kijk op www.doubtcast.org.
Reasonable Doubts is
een productie van WPRR Reality Radio.
Je kan meer vinden van
Reality Radio op publicrealityradio.org
Reasonable Doubt's themamuziek
is uitgevoerd door Love Fossil
en wordt gebruikt met toestemming.
(Muziek)
Ondertiteld door Emile Dingemans
www.kritischdenken.info