Ik ben hier vandaag om over twee ideeën te praten die, althans gebaseerd op mijn observaties bij de Khan Academy, een beetje de kern zijn, of de belangrijkste punten voor het leren. Dat is het idee van perfecte beheersing en dat van de mindset. Dit zag ik al snel toen ik met mijn neefjes werkte. Veel van hen hadden aanvankelijk problemen met wiskunde, omdat ze door allerlei tekorten leerachterstand hadden opgelopen. Daardoor kwamen ze op een gegeven moment in een algebrales met wat tekorten in de beginselen van algebra, en dachten daarom dat ze geen wiskundeknobbel hadden. Of bij differentiaalrekening zouden ze dan wat moeite hebben met de algebra. Ik zag het al vroeg, toen ik een aantal van die video's op YouTube plaatste en ik me realiseerde dat er mensen keken die niet mijn neefjes waren. (Gelach) Aanvankelijk waren de reacties slechts simpele bedankjes. Voor mij betekende het erg veel. Ik weet niet hoeveel tijd jullie aan YouTube besteden. De meeste reacties zijn niet "Bedankt." (Gelach) Ze zijn vaak wat scherper. Maar later werden de reacties een stukje steviger, allerlei studenten die zeiden wiskunde niet leuk te vinden. Het werd steeds lastiger naarmate de onderwerpen meer gevorderd werden. Toen ze bij algebra aankwamen, zaten er zoveel gaten in hun kennis, dat ze er niet mee konden omgaan en dachten dat ze geen wiskundeknobbel hadden. Maar toen ze wat ouder waren, namen ze het heft in eigen handen. Ze vonden hulpmiddelen als Khan Academy, konden zo de achterstand inhalen en de concepten onder de knie krijgen. Dat versterkte hun mindset dat een achterstand niet permanent is: dat ze in staat waren wiskunde te leren. Dat is meestal de manier waarop je veel dingen in het leven leert. Zo leer je een vechtsport. Eerst oefen je je witteband-vaardigheden zo lang als nodig en pas als je dat perfect beheerst, ontvang je de gele band. Zo leer je ook een muziekinstrument: het basismelodietje oefen je steeds weer, en pas als je het perfect beheerst ga je verder met een moeilijker. Maar wat we benadrukken -- dit is niet de de manier waarop het traditionele academische model is gevormd, het type academisch model waarin de meeste van ons opgroeiden. In dat traditionele academische model delen we leerlingen in groepjes in, vaak op leeftijd, en vanaf de middelbare school, op leeftijd en niveau, en de leerlingen doen alles op hetzelfde tempo. Wat er meestal gebeurt -- stel je voor: de eerste pre-algebrales gaat over exponenten. De leraar geeft uitleg en de leerlingen maken dan thuis hun huiswerk. De volgende dag kijken we het huiswerk na, dan weer uitleg, huiswerk, uitleg, huiswerk. Dit gaat zo'n twee tot drie weken door, en dan is er een toets. Ik scoor misschien 75% op die toets, jij misschien 90%, jij weer 95%. En zelfs al liet die toets de gaten in onze kennis zien -- ik kende 25% van de stof niet, en wat was die 5% die zelfs de topleerling niet kende? -- zelfs al weten we waar de achterstand is, toch zal de hele klas naar het volgende onderwerp gaan, meestal een geavanceerder onderwerp, precies op die gaten gebaseerd. Misschien logaritmen of negatieve exponenten. En dat proces gaat maar door. Je realiseert je meteen hoe raar dat is. Ik kende 25% van de basisstof niet en nu moet ik verdergaan met de uitbreiding van die stof. Dit gaat zo maanden en jaren door tot op een bepaald moment ik in een les algebra of trigonometrie zit en ik vast kom te zitten. Niet omdat algebra fundamenteel lastig is of omdat de leerling niet slim is. Het is omdat ik een vergelijking zie met exponenten erin en die 30% die ik niet kende, heb ik nu juist nodig. En ik begin me terug te trekken. Om in te zien hoe absurd dat is, stel je eens voor dat we andere dingen in het leven zo deden. Een huis bouwen, bijvoorbeeld. (Gelach) We huren een aannemer en zeggen: "Ons is verteld dat je twee weken hebt om de fundering te leggen. Doe wat je kan." (Gelach) Dus doen ze wat ze kunnen. Misschien regent het. Misschien missen ze wat bouwmaterialen. En twee weken later komt de inspecteur, die kijkt rond, zegt: "Oké, het beton is hier nog wat nat, daar is het nog niet helemaal goed... Ik geef hem 80%." (Gelach) Jij zegt: "Top! Dat is een 6. Laten we de begane grond bouwen." (Gelach) Zelfde riedeltje. We hebben twee weken, doe wat je kan, inspecteur komt, score van 75%. Geweldig, een zes min. Eerste, tweede verdieping, en plotseling, bij de derde verdieping, stort het hele bouwsel in. En als je reageert zoals meestal in het onderwijs of zoals veel mensen, zeg je dat we misschien een slechte aannemer hadden of dat er meer of betere inspectie nodig was. Maar wat in feite niet werkte, was het proces. We perkten kunstmatig in hoeveel tijd we voor iets hadden, waardoor de uitkomst zo goed als zeker variabel is, en we namen de moeite de achterstand te inspecteren en te identificeren, en daarop zijn we dan gaan bouwen. Het idee van beheersing is om het tegenovergestelde te doen. In plaats van kunstmatig beperken en vaststellen wanneer en hoe lang je aan iets werkt, met zeker een variabele uitkomst, een 10, een 9, een 8, een 7 -- doe het andersom. Wat variabel is, is wanneer en hoe lang een leerling echt aan iets moet werken, en wat vaststaat is dat ze de stof perfect moeten beheersen. Het is belangrijk te beseffen dat dit er niet alleen voor zorgt dat de leerling de exponenten beter leert, maar het zal ook de juiste ingesteldheid versterken. Zo realiseren de leerlingen zich dat als je ergens 20% fout hebt, dat niet betekent dat er een 6,5 in je DNA gebrand zit. Het betekent dat je eraan moet blijven werken. Je moet doelgericht zijn, je moet doorzetten. Je moet het heft in eigen handen nemen. Nu zullen veel sceptici zeggen dat dit filosofisch gezien allemaal leuk en aardig is, dat hele idee van leren tot beheersing en de juiste instelling, dat leerlingen zelf het heft in eigen handen nemen. Het klinkt logisch, maar het lijkt onpraktisch. Om het te doen, moet elke leerling zijn eigen weg gaan. Het moet worden gepersonaliseerd, het vereist privémentoren en werkschema's voor elke leerling. Dit zijn geen nieuwe ideeën -- dit waren 100 jaar geleden experimenten in Winnetka, Illinois, waar deze vorm van leren geweldige resultaten bracht, maar het lukte niet op grote schaal, omdat dat logistiek lastig was. De docent moest elke student een ander werkschema en persoonlijke feedback geven. Maar nu is dat niet langer onpraktisch. We hebben de juiste middelen. Studenten een uitleg tonen in hun eigen tijd en tempo? Daar zijn video's voor. Oefening nodig? Feedback nodig? Er zijn veel voorbeeldopdrachten beschikbaar voor leerlingen. En als dat gebeurt, beginnen er veel mooie dingen. Ten eerste beheersen leerlingen de concepten perfect, maar ontwikkelen ook een instelling van groeien, ze worden doelgericht, volhardend, nemen het heft in eigen hand. Allerlei mooie dingen kunnen zo gebeuren in de klas. In plaats van gericht zijn op de les, is er interactie tussen leerlingen. Zo kunnen ze beter worden in de leerstof. Ze kunnen simulaties maken, Socratische dialogeren. Om in te zien waar we over praten en hoeveel potentieel er spijtig genoeg verloren gaat, zou ik graag een denkexperiment uit willen voeren. Stel we gaan terug naar het West-Europa van 400 jaar geleden. Dat was toen al zeer geletterd vergeleken met de rest van de wereld, Ongeveer 15% van de bevolking kon toen lezen. Ik vermoed dat wanneer je toen aan iemand die kon lezen, bijvoorbeeld een geestelijke, zou vragen: "Hoeveel procent van de bevolking is volgens u in staat tot lezen?", ze dan zouden zeggen: "Nou, met een sterk onderwijsstelsel, zo'n 20 of 30%." Maar als je doorspoelt naar vandaag weten we dat zo'n voorspelling zeer pessimistisch zou zijn. Bijna 100% van de bevolking is in staat tot lezen. Maar als ik jullie een soortgelijke vraag zou stellen: "Hoeveel procent van de bevolking beheerst volgens jullie perfect differentiaalrekening of begrijpt organische scheikunde, of is in staat bij te dragen aan onderzoek naar kanker?" Veel van jullie zouden zeggen: "Nou, met een goed onderwijsstelsel, misschien zo'n 20, 30%." Maar wat als die schatting gebaseerd is op je eigen ervaring in omgevingen niet gericht op beheersing, je ervaringen met jezelf of het observeren van klasgenoten, waar je op een bepaalde snelheid door de lessen moet gaan en zo leerachterstand oploopt. Zelfs al haal je 95%, welke 5% had je dan fout? De achterstanden stapelen zich op -- totdat bij een gevorderd vak je plots vast komt te zitten en zegt, "Onderzoeker zijn is niet voor mij weggelegd: noch fysicus, noch wiskundige." Ik verwacht dat dit het geval is, maar als je kon leren onder een beheersingssysteem, als je het heft in eigen handen kon nemen, en als je iets fout had, omarm het -- zie dat falen als een leermoment -- ligt het percentage dat de differentiaalrekening of organische scheikunde perfect beheerst, in wezen veel dichter bij 100%. Dit systeem is niet zomaar een leuke extraatje. Het is een sociale vereiste. Het industriële tijdperk zijn we achter ons aan het laten en we komen terecht in een informatierevolutie. Het is duidelijk dat er dingen gebeuren. In de industrietijd was de samenleving een piramide. Onderaan was menselijke arbeid nodig. In het midden bevond zich de informatieverwerking, een bureaucratische klasse, en bovenaan de piramide stonden de eigenaren van kapitaal en de ondernemers en de creatieve klasse. Maar we weten wat er al gebeurt, als we terechtkomen in de informatierevolutie. Automatisering neemt de onderlaag van de piramide over. Zelfs de middenlaag, informatieverwerking, is waar computers goed in zijn. Dus als maatschappij hebben we de vraag: al deze nieuwe productiviteit bestaat dankzij de technologie, maar wie doet erin mee? Wordt het straks slechts de top van de piramide, met de vraag: wat doet de rest dan? Wat gaan zij doen? Of doen we iets dat het nastreven waard is? Zullen we proberen de piramide om te keren, zodat er een grote creatieve klasse komt, waar bijna iedereen kan meedoen als ondernemer, als artiest, als onderzoeker? Ik denk niet dat dit utopisch is. Ik denk dat dit is gebaseerd op het idee dat als mensen hun potentieel kunnen gebruiken, door concepten perfect te beheersen, ze het heft in handen kunnen nemen voor hun eigen leren, dat ze dit kunnen bereiken. Als je er als wereldburger over nadenkt, is het vrij opwindend. Denk aan het vermogen dat we zouden kunnen hebben, aan hoe snel de beschaving zich kan ontwikkelen. Daar ben ik vrij optimistisch over. Ik denk dat het een erg opwindende tijd wordt om in te leven. Bedankt. (Applaus)