Dit is een buitengewone eer voor me. Ik breng de meeste tijd door in gevangenissen en dodencellen. Ik beweeg me doorgaans in zeer arme gemeenschappen in ghetto's en op plekken waar veel hopeloosheid heerst. Hier bij TED te zijn, en het zien en horen van alle stimulans heeft me veel energie gegeven. Een van de dingen die in deze korte tijd bij me daagden is dat TED een identiteit heeft. Je kan hier dingen zeggen die invloed hebben in de hele wereld. En soms, wanneer het via TED komt, heeft het betekenis en kracht die het ontbeert, als het van elders komt. Ik zeg dit omdat ik denk dat identiteit erg belangrijk is. We hebben enkele fantastische presentaties gezien. Wat we volgens mij leerden, is dat je woorden als leraar betekenisvol kunnen zijn, maar als leraar met compassie kunnen ze extra betekenis hebben. Als arts kun je goede dingen doen, maar als je je hart erin legt, kun je nog andere dingen doen. Dus wil ik het hebben over de kracht van identiteit. Hierover heb ik niet geleerd in het juridische werk dat ik doe. Ik leerde dit van mijn grootmoeder. Ik groeide op in een traditioneel Afrikaans-Amerikaans huishouden gedomineerd door een matriarch. Die matriarch was mijn grootmoeder. Ze was hard, ze was sterk, ze was krachtig. Ze was het einde van iedere ruzie in de familie. Ze was het begín van veel ruzies in de familie. Ze was de dochter van mensen die als slaaf gehouden werden. Haar ouders werden in de jaren 1840 in Virginia als slaven geboren. Zij werd in de jaren 1880 geboren en de ervaring van slavernij bepaalde in grote mate haar wereldbeeld. Mijn oma was streng, maar ze was ook liefdevol. Wanneer ik haar zag als kleine jongen, kwam ze naar me toe en knuffelde me. Ze perste me zo hard dat het me de adem benam en dan liet ze me gaan. Een uur of zo later, kwam ze naar me toe en vroeg: "Bryan, voel je nog steeds mijn knuffel?" Als ik "nee" zei, belaagde ze me weer, bij "ja" liet ze me met rust. Ze had een bepaald iets waardoor je altijd bij haar wilde zijn. De enige uitdaging was dat ze tien kinderen had. Mijn moeder was de jongste van de tien. Soms als ik naar haar toeging was het moeilijk om haar tijd en aandacht te krijgen. Rondrennende neefjes en nichtjes. Ik herinner me dat ik acht of negen jaar was, 's ochtends wakker werd en de woonkamer binnenliep waar mijn neefjes en nichtjes rondrenden. Mijn oma zat aan de andere kant van de kamer en staarde me aan. Eerst dacht ik dat we een spelletje speelden. Ik keek haar lachend aan maar zij was heel serieus. Na zo'n 15 tot 20 minuten stond ze op en kwam op me af en nam mijn hand. Ze zei: "Kom Bryan, wij gaan even met elkaar praten." Ik herinner het me alsof het gisteren was. Ik zal het nooit vergeten. Ze nam me mee naar buiten en zei: "Bryan, ik ga je iets vertellen, maar vertel het niet verder." Ik zei: "Oké, oma". Ze zei: "Echt tegen niemand vertellen, hè?" Ik zei: "Goed." Ze liet me gaan zitten en keek me aan, en zei toen: "Ik wil dat je weet, dat ik op je gelet heb." Ze zei: "Ik denk dat je bijzonder bent. Ik denk dat je alles kunt doen wat je maar wil." Ik vergeet het nooit. "Maar je moet me drie dingen beloven, Bryan". Ik zei: "Oké, oma." Ze zei: "Het eerste wat je me moet beloven, is dat je altijd van je moeder zal houden. Dat is mijn kleine meisje, en je moet me beloven dat je altijd voor haar zal zorgen." Ik was dol op mijn moeder, dus ik zei: "Dat is goed, oma." Toen zei ze: "Het tweede wat je me moet beloven, is dat je altijd het juiste zal doen, ook al is het juiste het moeilijkste." Ik dacht even na, en zei toen: "Ja, oma. Dat doe ik." Toen zei ze: "Het derde wat je me moet beloven, is dat je nooit alcohol zult drinken." (Gelach) Ik was negen, dus ik zei: "Ja, oma. Dat doe ik." Ik groeide op in het zuiden op het platteland, met een één jaar oudere broer en een één jaar jonger zusje. Toen ik 14 of 15 was, kwam mijn broer op een dag thuis met zes blikjes bier. Geen idee waar hij die vandaan had. Hij nam mijn zusje en mij mee naar het bos. Daar deden we alle dingen die we anders ook deden. Hij nam een slok van het bier, en gaf het aan mijn zusje en zij dronk, en toen boden ze het mij aan. Ik zei: "Nee, ga je gang. Voor mij geen bier." Mijn broer zei: "Kom op. Je doet altijd met ons mee. Ik dronk ervan, je zus dronk ervan. Drink ook!" Ik zei: "Nee, nee, liever niet." Mijn broer zat me aan te staren. Hij zei: "Wat heb jij? Drink van het bier." Toen keek hij me onderzoekend aan en zei: "O, ik hoop dat je niet inzit over dat gesprek dat oma met je had." (Gelach) Ik zei: "Waar heb je het over?" Hij zei: "O, oma vertelt alle kleinkinderen dat ze bijzonder zijn." (Gelach) Ik was er kapot van. (Gelach) En ik zal je iets bekennen. Dit is misschien niet zo slim om te vertellen. Ik weet dat dit wellicht wijd verspreid gaat worden. Maar ik ben 52 jaar, en ik zal bekennen dat ik nog nooit een druppel alcohol heb gedronken. (Applaus) Ik zeg dat niet om heilig te doen. Ik zeg dat omdat er kracht schuilt in identiteit. Als we de juiste identiteit creëren, kunnen we dingen tegen de wereld zeggen die de wereld als onzinnig ziet. We kunnen mensen dingen laten doen die ze voor onmogelijk hadden gehouden. Natuurlijk vond mijn grootmoeder dat al haar kleinkinderen bijzonder waren. Mijn grootvader zat tijdens de drooglegging in de gevangenis. Mijn ooms stierven aan alcohol-gerelateerde ziekten. Dit waren de dingen die zij voor ons belangrijk vond. Ik heb geprobeerd iets te zeggen over ons strafrechtelijk systeem. Dit land is tegenwoordig heel anders dan 40 jaar geleden. In 1972 zaten er 300.000 mensen in de gevangenis. Vandaag zijn dat er 2,3 miljoen. De V.S. hebben het hoogste detentie-percentage in de wereld. We hebben 7 miljoen mensen op proeftijd en voorwaardelijk vrij. Massa-opsluiting heeft, naar mijn mening, onze wereld fundamenteel veranderd. In arme gemeenschappen, gekleurde gemeenschappen, heerst een zekere wanhoop, een zekere hopeloosheid die gevormd wordt door deze feiten. Eén op de drie zwarte mannen tussen de 18 en 30 jaar zit in de gevangenis, in hechtenis, of is op proeftijd of voorwaardelijk vrij. In stedelijke gemeenschappen door het hele land -- Los Angeles, Philadelphia, Baltimore, Washington -- zitten 50 tot 60% van alle jonge gekleurde mannen in de gevangenis, in hechtenis, of zijn op proeftijd of voorwaardelijk vrij. Ons systeem lijkt niet alleen te worden scheefgetrokken rond ras, maar ook vertekend door armoede. We hebben in dit land een rechtssysteem dat je veel beter behandelt als je rijk en schuldig bent, dan wanneer je arm en onschuldig bent. Rijkdom, niet schuldigheid, bepaalt resultaten. Toch lijkt dat ons niet te deren. De politiek van angst en woede doet ons geloven dat deze problemen niet de onze zijn. We zijn onze verbinding kwijt. Ik vind het interessant. In ons werk zien we zeer interessante ontwikkelingen. In mijn staat, Alabama, verlies je voorgoed je stemrecht bij een criminele veroordeling. In Alabama heeft momenteel 34% van de zwarte mannelijke bevolking voorgoed het recht verloren om te stemmen. Wij projecteren dat over 10 jaar evenveel rechten ontnomen zullen zijn als het geval was vóór het aannemen van de Stemrecht-wet. En er heerst een verbijsterende stilte. Ik vertegenwoordig kinderen. Veel van mijn cliënten zijn erg jong. De Verenigde Staten zijn het enige land ter wereld waar 13-jarige kinderen veroordeeld worden om in de gevangenis te sterven. Levenslange opsluiting zonder vervroegde vrijlating voor kinderen. We voeren nu processen. Het enige land ter wereld. Ik vertegenwoordig mensen in de dodencellen. Interessant, die vraag van de doodstraf. Er is ons geleerd te denken dat de werkelijke vraag is: verdienen mensen het te sterven voor hun misdaden? Dat is een heel zinnige vraag. Maar er is een andere manier om over onze identiteit na te denken. Die andere denkwijze is niet: verdienen mensen te sterven voor begane misdaden, maar: mogen wij doden? Ik bedoel, het is fascinerend. De doodstraf in Amerika is getekend door fouten. Voor iedere negen mensen die geëxecuteerd zijn, hebben we één onschuldige geïdentificeerd die gezuiverd van blaam vrijgelaten is uit de dodengang. Een nogal verbijsterende foutmarge -- 1 op 9 mensen onschuldig. Ik bedoel, het is fascinerend. In de luchtvaart; we zouden mensen nooit laten vliegen als van elke 9 vliegtuigen die opstijgen, eentje zou neerstorten. Maar we sluiten onszelf af voor dít probleem. Het is niet ons probleem. Niet onze last. Niet onze strijd. Ik praat veel over deze thema's. Ik praat over ras en de vraag of we gerechtigd zijn te doden. Als ik mijn studenten Zwarte Amerikaanse geschiedenis onderwijs, vertel ik ze over slavernij. Ik vertel ze over terrorisme, het tijdperk vanaf het eind van de reconstructie tot de Tweede Wereldoorlog. We weten er niet zo veel van. Maar voor zwarte Amerikanen in dit land was deze periode getekend door terreur. In veel gemeenschappen werden mensen gelyncht. Er werden bomaanslagen gepleegd. De dreiging van terreur vormde hun levens. Die oudere mensen komen nu naar me toe en zeggen: "Meneer Stevenson, u spreekt in het openbaar. Zeg dat mensen moeten stoppen met doen alsof we na 11 september voor het eerst met terrorisme te maken hebben. Ze zeggen: "Vertel ze dat wij ermee zijn opgegroeid." Die tijd van terrorisme werd uiteraard gevolgd door segregatie en decennia van raciale onderwerping en apartheid. Toch hebben we in dit land een dynamiek waarin we niet willen praten over onze problemen. We praten niet graag over onze geschiedenis. Om die reden hebben we niet echt begrepen wat het betekende om de dingen te doen die we gedaan hebben. We lopen voortdurend tegen elkaar op. We creëren voortdurend spanningen en conflicten. We praten met moeite over ras, en volgens mij is dat omdat we ons niet willen wagen aan een waarheids- en verzoeningsproces. In Zuid Afrika begrepen mensen dat we apartheid niet konden overwinnen zonder inzet voor 'waarheid en verzoening'. In Rwanda, zelfs na de genocide, bestond deze inzet ook, maar in ons land hebben we dat nagelaten. Ik gaf in Duitsland lezingen over de doodstraf. Het was fascinerend, want een van de geleerden stond op na de presentatie en zei: "Het is zeer verontrustend te horen waarover u spreekt." Hij zei: "Wij hebben in Duitsland geen doodstraf. En uiteraard kunnen we in Duitsland nooit een doodstraf hebben." Het werd heel stil in de zaal. Toen zei een vrouw: "Het is onmogelijk, met onze geschiedenis, dat we ooit op systematische wijze andere mensen kunnen doden. Het zou gewetenloos zijn, als wij voorbedacht en bewust mensen zouden executeren." Ik dacht daarover na. Hoe zou het voelen om in een wereld te leven waarin de Duitse Staat mensen executeerde, vooral als die overwegend Joods waren? Ik zou het ondraaglijk vinden. Het zou gewetenloos zijn. En toch, in dit land, in de staten van het 'Oude Zuiden', executeren we mensen -- krijg je 11 x eerder de doodstraf als het slachtoffer blank is dan wanneer die zwart is, 22 x meer kans daarop als de verdachte zwart is en het slachtoffer blank -- in diezelfde staten waar de mensen die gelyncht werden in de grond begraven liggen. En toch is er die ongeraaktheid. Maar ik geloof dat onze identiteit gevaar loopt. Dat als deze moeilijke dingen ons niet raken, de positieve en mooie dingen daaronder te lijden hebben. We houden van innovatie. We houden van technologie en creativiteit. We houden van amusement. Maar uiteindelijk worden deze realiteiten overschaduwd door lijden, misstanden, degradatie, marginalisatie. Ik vind het noodzakelijk deze twee te integreren. Uiteindelijk hebben we het over de behoefte om hoopvoller te zijn en meer toegewijd aan de fundamentele uitdagingen van een complexe wereld. Voor mij betekent dat denken en praten over de armen, de achtergestelden, zij die nooit een TED zullen bijwonen. Maar aan ze denken op een wijze die geïntegreerd is in onze eigen levens. Uiteindelijk moeten we allemaal dingen geloven zonder ze gezien te hebben. Zo rationeel als we zijn, zo toegewijd aan het intellect... Innovatie, creativiteit, ontwikkeling komen niet alleen van de ideeën in ons brein. Ze komen van de ideeën in ons brein die tevens gevoed worden door een overtuiging in ons hart. Het is deze geest-hartverbinding die ons volgens mij ertoe zet niet slechts te letten op alle stralende, fonkelende dingen, maar ook de donkere en moeilijke dingen. Vaclav Havel, de grote Tsjechische leider, sprak hierover. Hij zei: "Toen wij in Oost-Europa te maken hadden met onderdrukking, wilden we allerlei dingen, maar wat we vooral nodig hadden was hoop, een oriëntatie van de geest, een bereidheid om soms op hopeloze plaatsen getuige te zijn." Die gerichtheid van geest is de kern van hetgeen waar volgens mij zelfs TED-gemeenschappen betrokken moeten zijn. Er is geen onthechting rondom technologie en design die ons toestaat volledig menselijk te zijn totdat we aandacht besteden aan lijden, armoede, uitsluiting en ongerechtigheid. Nou moet ik je waarschuwen dat dit soort identiteit een veel uitdagender soort identiteit is dan een die daar geen aandacht aan besteedt. Het vreet aan je. Als jonge advocaat had ik het voorrecht om Rosa Parks te ontmoeten. Mevrouw Parks kwam zo nu en dan terug naar Montgomery, en kwam dan bijeen met twee van haar beste vriendinnen, twee oudere vrouwen: Johnnie Carr, die de Montgomery bus-boycot organiseerde -- verbazingwekkende zwarte vrouw -- en Virginia Durr, een blanke vrouw wiens echtgenoot, Clifford Durr, advocaat was van Dr. King. Deze vrouwen kwamen samen en praatten alleen maar. Zo nu en dan belde Mevrouw Carr me op en zei: "Bryan, Mevr. Parks komt hierheen. We komen samen om wat te praten. Wil je hierheen komen om te luisteren?" En dan zei ik: "Ja mevrouw, graag." "Wat ga je doen als je hier bent?" Ik zei: "Ik ga luisteren." En dat deed ik: luisteren. Het was zo stimulerend en gaf zoveel kracht. Ik zat een keer naar deze vrouwen te luisteren en na enkele uren draaide Mevrouw Parks zich naar mij: "Bryan, vertel me eens wat het Equal Justice Initiative is. Vertel eens wat jullie proberen te doen." En ik stak van wal. Ik zei: "Wij proberen ongerechtigheid aan de kaak te stellen. We proberen onterecht veroordeelden te helpen. We proberen vooringenomenheid en discriminatie in het strafrechtelijke systeem aan te kaarten. ... een einde aan levenslange opsluiting van kinderen. ... iets te doen aan de doodstraf. ... het aantal gevangenen te reduceren. ... massa-detentie te beëindigen." Toen ik klaar was met mijn verhaal keek ze me aan en zei: "Mmm mmm mmm." Ze zei: "Daarvan word je moe, moe, moe..." (Gelach) Toen leunde Mevr. Carr voorover, legde haar vinger op mijn gezicht, en zei: "Daarom moet je dapper, dapper, dapper zijn." Ik ben ervan overtuigd dat de TED-gemeenschap dapperder moet zijn. We moeten manieren vinden om deze uitdagingen aan te gaan, deze problemen, het lijden. Uiteindelijk hangt onze menselijkheid namelijk af van ieders menselijkheid. Ik heb heel simpele dingen geleerd in mijn werk. Het heeft me simpele dingen geleerd. Ik ben gaan begrijpen, en geloven, dat ieder van ons méér is dan het ergste dat we ooit gedaan hebben. Dat geloof ik voor iedere persoon op onze planeet. Als iemand liegt, is hij niet alléén een leugenaar. Als iemand iets ontvreemdt, is hij niet alléén een dief. Zelfs als je iemand vermoordt, ben je niet alléén maar een moordenaar. Daarom is er een fundamentele menselijke waardigheid die wettelijk gerespecteerd moet worden. Ook geloof ik dat in vele delen van dit land, en zeker in andere delen op deze planeet, het tegenovergestelde van armoede niet rijkdom is. Dat geloof ik niet. Ik denk dat op teveel plaatsen, het tegenovergestelde van armoede, gerechtigheid is. Als laatste geloof ik dat, ondanks dat het zo dramatisch en mooi en inspirerend is, en zo stimulerend, we uiteindelijk niet beoordeeld zullen worden op onze technologie, niet op ons design, niet op ons intellect en onze ratio. Uiteindelijk beoordeel je het karakter van een maatschappij niet op hoe zij haar rijken en bevoordeelden behandelt, maar op hoe ze haar armen behandelt, de verdoemden, de opgeslotenen. Want het is in die nexus dat we diepgaande dingen beginnen te begrijpen over wie we zijn. Soms raak ik uit balans. Ik zal eindigen met dit verhaal. Ik duw soms te hard. Ik raak vermoeid, zoals ieder van ons. Soms draven die ideeën een beetje door, op manieren die belangrijk zijn. Ik vertegenwoordig kinderen die veroordeeld zijn tot zeer zware straffen. In het huis van bewaring zie ik dan mijn cliënt van 13 of 14, die is aangemerkt om terecht te staan als een volwassene. Ik denk dan: tjonge, hoe kan dat? Hoe kan een rechter je veranderen in iets dat je niet bent? De rechter heeft hem aangemerkt als volwassene, maar ik zie een kind. Het was 's avonds laat en ik dacht: tjonge, als je de rechter je kan veranderen in iets wat je niet bent, moet die rechter magische krachten hebben. Ja, Bryan, magische krachten! Je zou er een portie van moeten vragen. En omdat het laat was, en ik niet helder nadacht, begon ik te werken aan een motie. Ik had een cliënt van 14 jaar, een arm zwart jochie. En ik begon die motie te schrijven, met als titel: "Motie om mijn arme, 14-jarige zwarte mannelijke cliënt te berechten als bevoorrechte, blanke 75-jarige zakenman." (Applaus) Ik schreef in mijn motie over procedurele fouten en wangedrag van de politie en gerechtelijk wangedrag. Nog een absurde zin over het ontbreken van enig gedrag in dit land: allemaal wangedrag. De volgende ochtend dacht ik: droomde ik die waanzinnige motie, of heb ik die echt geschreven? Tot mijn afgrijzen had ik ze niet alleen geschreven, maar tevens naar de rechtbank gestuurd. (Applaus) Enkele maanden later was ik het alweer allemaal vergeten. Toen daagde het bij me, o hemel, ik moet naar de rechtbank voor deze zaak. Ik stapte in mijn auto -- en ik voelde me echt overweldigd... overweldigd -- Ik stapte in mijn auto en op weg naar deze rechtbank zat ik te denken: "Dit wordt zo moeilijk, zo pijnlijk". Ik stapte uit en liep op de rechtbank af, en terwijl ik de trappen van de rechtbank opliep, was daar een oudere zwarte man die de conciërge was van de rechtbank. Deze man zag me, kwam naar me toe en vroeg: "Wie bent u?" Ik zei: "Ik ben advocaat." Hij vroeg: "Advocaat?" Ik zei: "Ja meneer". En die man kwam op me af en omarmde me. Hij fluisterde in m'n oor. Hij zei: "Ik ben zó trots op je". Ik moet je zeggen, dat gaf me kracht. Het verbond me met iets diep binnenin me over identiteit, over het vermogen van elke persoon om bij te dragen aan een gemeenschap, aan een hoopvol perspectief. Ik ging de rechtszaal binnen. De rechter zag me en vroeg: "Meneer Stevenson, hebt u die krankzinnige motie geschreven?" Ik zei: "Ja, edelachtbare". Er ontstond een discussie. Mensen kwamen binnenstromen omdat ze woedend waren dat ik die dingen had geschreven. Politiemensen kwamen binnen en assistent-aanklagers en griffiers. Voor ik het wist stond de rechtszaal vol met mensen die boos waren dat we over ras praatten, dat we over armoede praatten, dat we over ongelijkheid praatten. Uit mijn ooghoeken zag ik die conciërge heen en weer lopen. Hij bleef maar door het raam kijken. en hoorde het geruzie. Uiteindelijk kwam hij naar binnen met een bezorgde blik en ging achter me zitten, bijna in het verdedigingsbankje. Zo'n 10 minuten later zei de rechter dat we gingen pauzeren. In de pauze was er een hulpsherrif beledigd dat de conciërge in de rechtszaal zat. De hulpsherrif sprong op en rende naar de oudere zwarte man. Hij zei: "Jimmy, wat doe je in deze rechtszaal?" En die oudere zwarte man stond op en keek de hulpsherrif aan en keek mij aan en hij zei: "Ik ben deze rechtszaal binnengekomen om deze jongeman te zeggen: houd je blik op de prijs gericht, hou vol." Ik ben naar TED gekomen omdat ik denk dat velen van jullie begrijpen dat de morele boog van het universum lang is, maar hij buigt naar gerechtigheid. Dat we geen volwaardige mensen kunnen zijn totdat we geven om mensenrechten en fundamentele waardigheid. Dat al ons overleven gebonden is aan het overleven van iedereen. Dat onze visies van technologie en design en amusement en creativiteit moeten samengaan met visies van humaniteit, compassie en gerechtigheid. En meest van al: degenen van jullie die dat delen, kom ik simpelweg vertellen om je ogen op de prijs gericht te houden, niet opgeven. Mijn hartelijke dank. (Applaus) (Gejoel) Chris Anderson: Je hoorde en zag een klaarblijkelijk verlangen in dit publiek, deze gemeenschap, om je op je weg te helpen en iets aan dit thema te doen. Behalve het uitschrijven van een check -- wat kunnen we doen? BS: Er zijn overal mogelijkheden. Als je in de staat Californië woont, bijvoorbeeld, is er een referendum de komende lente dat gaat trachten om iets van het geld dat we aan de politiek van bestraffing uitgeven, anders te besteden. Hier in Californië gaan we een miljard dollar uitgeven aan de doodstraf in de komende vijf jaar. ...een miljard dollar. Terwijl 46% van alle moordzaken niet tot een aanhouding leiden. 56% van verkrachtingszaken ook niet. Dus hier is een kans om dat te veranderen. Dit referendum wil deze dollars aan rechtshandhaving en veiligheid besteden. Genoeg mogelijkheden, denk ik. CA: Er is een grote afname geweest in criminaliteit in Amerika over de laatste drie decennia. Daarbij wordt soms gesteld dat dit komt dankzij de toegenomen detentie-aantallen. Wat zou je zeggen tegen iemand die dat gelooft? BS: In feite is het aantal geweldsdelicten relatief stabiel gebleven. De grote toename in massadetentie in dit land was niet in de categorie geweldsdelicten. Het was die foute 'oorlog tegen drugs'. Daarvandaan komt die dramatische toename in onze gevangenispopulatie. (Applaus) En we zijn doorgedraafd in onze bestraffingsretoriek. We hebben 'driemaal, scheepsrecht'-wetten waarbij mensen voorgoed opgesloten worden vanwege de diefstal van een fiets, voor kleine vermogensdelicten, in plaats van ze deze dingen terug te laten geven aan de mensen die de dupe waren. Ik geloof dat we meer moeten doen voor de gedupeerden, niet minder. Ik denk dat onze huidige bestraffingsfilosofie niets doet voor wie dan ook. Die oriëntatie moeten we veranderen. (Applaus) CA: Bryan, je hebt hier een gigantische snaar geraakt. Je bent een inspirerende persoon. Dank je wel dat je naar TED kwam. Dank je. (Applaus en gejoel)