Dit is een buitengewone eer voor me.
Ik breng de meeste tijd door
in gevangenissen en dodencellen.
Ik beweeg me doorgaans
in zeer arme gemeenschappen
in ghetto's en op plekken
waar veel hopeloosheid heerst.
Hier bij TED te zijn,
en het zien en horen van alle stimulans
heeft me veel energie gegeven.
Een van de dingen die
in deze korte tijd bij me daagden
is dat TED een identiteit heeft.
Je kan hier dingen zeggen
die invloed hebben in de hele wereld.
En soms, wanneer het via TED komt,
heeft het betekenis en kracht
die het ontbeert, als het van elders komt.
Ik zeg dit omdat ik denk
dat identiteit erg belangrijk is.
We hebben enkele
fantastische presentaties gezien.
Wat we volgens mij leerden,
is dat je woorden als leraar
betekenisvol kunnen zijn,
maar als leraar met compassie
kunnen ze extra betekenis hebben.
Als arts kun je goede dingen doen,
maar als je je hart erin legt,
kun je nog andere dingen doen.
Dus wil ik het hebben
over de kracht van identiteit.
Hierover heb ik niet geleerd
in het juridische werk dat ik doe.
Ik leerde dit van mijn grootmoeder.
Ik groeide op
in een traditioneel
Afrikaans-Amerikaans huishouden
gedomineerd door een matriarch.
Die matriarch was mijn grootmoeder.
Ze was hard, ze was sterk,
ze was krachtig.
Ze was het einde
van iedere ruzie in de familie.
Ze was het begín
van veel ruzies in de familie.
Ze was de dochter van mensen
die als slaaf gehouden werden.
Haar ouders werden in de jaren 1840
in Virginia als slaven geboren.
Zij werd in de jaren 1880 geboren
en de ervaring van slavernij
bepaalde in grote mate haar wereldbeeld.
Mijn oma was streng,
maar ze was ook liefdevol.
Wanneer ik haar zag als kleine jongen,
kwam ze naar me toe en knuffelde me.
Ze perste me zo hard
dat het me de adem benam
en dan liet ze me gaan.
Een uur of zo later,
kwam ze naar me toe en vroeg:
"Bryan, voel je nog steeds mijn knuffel?"
Als ik "nee" zei, belaagde ze me weer,
bij "ja" liet ze me met rust.
Ze had een bepaald iets
waardoor je altijd bij haar wilde zijn.
De enige uitdaging was
dat ze tien kinderen had.
Mijn moeder was de jongste van de tien.
Soms als ik naar haar toeging
was het moeilijk om haar tijd
en aandacht te krijgen.
Rondrennende neefjes en nichtjes.
Ik herinner me dat ik
acht of negen jaar was,
's ochtends wakker werd
en de woonkamer binnenliep
waar mijn neefjes en nichtjes rondrenden.
Mijn oma zat
aan de andere kant van de kamer
en staarde me aan.
Eerst dacht ik
dat we een spelletje speelden.
Ik keek haar lachend aan
maar zij was heel serieus.
Na zo'n 15 tot 20 minuten
stond ze op en kwam op me af
en nam mijn hand.
Ze zei: "Kom Bryan,
wij gaan even met elkaar praten."
Ik herinner het me alsof het gisteren was.
Ik zal het nooit vergeten.
Ze nam me mee naar buiten en zei:
"Bryan, ik ga je iets vertellen,
maar vertel het niet verder."
Ik zei: "Oké, oma".
Ze zei: "Echt tegen niemand
vertellen, hè?" Ik zei: "Goed."
Ze liet me gaan zitten en keek me aan,
en zei toen: "Ik wil dat je weet,
dat ik op je gelet heb."
Ze zei: "Ik denk dat je bijzonder bent.
Ik denk dat je alles
kunt doen wat je maar wil."
Ik vergeet het nooit.
"Maar je moet me
drie dingen beloven, Bryan".
Ik zei: "Oké, oma."
Ze zei: "Het eerste
wat je me moet beloven,
is dat je altijd
van je moeder zal houden.
Dat is mijn kleine meisje,
en je moet me beloven
dat je altijd voor haar zal zorgen."
Ik was dol op mijn moeder,
dus ik zei: "Dat is goed, oma."
Toen zei ze: "Het tweede
wat je me moet beloven,
is dat je altijd het juiste zal doen,
ook al is het juiste het moeilijkste."
Ik dacht even na, en zei toen:
"Ja, oma. Dat doe ik."
Toen zei ze: "Het derde wat je me moet beloven,
is dat je nooit alcohol zult drinken."
(Gelach)
Ik was negen, dus ik zei:
"Ja, oma. Dat doe ik."
Ik groeide op in het zuiden
op het platteland,
met een één jaar oudere broer
en een één jaar jonger zusje.
Toen ik 14 of 15 was,
kwam mijn broer op een dag thuis
met zes blikjes bier.
Geen idee waar hij die vandaan had.
Hij nam mijn zusje
en mij mee naar het bos.
Daar deden we alle dingen
die we anders ook deden.
Hij nam een slok van het bier,
en gaf het aan mijn zusje en zij dronk,
en toen boden ze het mij aan.
Ik zei: "Nee, ga je gang.
Voor mij geen bier."
Mijn broer zei: "Kom op.
Je doet altijd met ons mee.
Ik dronk ervan,
je zus dronk ervan. Drink ook!"
Ik zei: "Nee, nee, liever niet."
Mijn broer zat me aan te staren.
Hij zei: "Wat heb jij?
Drink van het bier."
Toen keek hij me
onderzoekend aan en zei:
"O, ik hoop dat je niet inzit
over dat gesprek dat oma met je had."
(Gelach)
Ik zei: "Waar heb je het over?"
Hij zei: "O, oma vertelt
alle kleinkinderen dat ze bijzonder zijn."
(Gelach)
Ik was er kapot van.
(Gelach)
En ik zal je iets bekennen.
Dit is misschien
niet zo slim om te vertellen.
Ik weet dat dit wellicht
wijd verspreid gaat worden.
Maar ik ben 52 jaar,
en ik zal bekennen
dat ik nog nooit een druppel
alcohol heb gedronken.
(Applaus)
Ik zeg dat niet om heilig te doen.
Ik zeg dat omdat er
kracht schuilt in identiteit.
Als we de juiste identiteit creëren,
kunnen we dingen tegen de wereld zeggen
die de wereld als onzinnig ziet.
We kunnen mensen dingen laten doen
die ze voor onmogelijk hadden gehouden.
Natuurlijk vond mijn grootmoeder
dat al haar kleinkinderen bijzonder waren.
Mijn grootvader zat tijdens
de drooglegging in de gevangenis.
Mijn ooms stierven
aan alcohol-gerelateerde ziekten.
Dit waren de dingen
die zij voor ons belangrijk vond.
Ik heb geprobeerd iets te zeggen
over ons strafrechtelijk systeem.
Dit land is tegenwoordig heel anders
dan 40 jaar geleden.
In 1972 zaten er 300.000 mensen
in de gevangenis.
Vandaag zijn dat er 2,3 miljoen.
De V.S. hebben
het hoogste detentie-percentage
in de wereld.
We hebben 7 miljoen mensen
op proeftijd en voorwaardelijk vrij.
Massa-opsluiting heeft, naar mijn mening,
onze wereld fundamenteel veranderd.
In arme gemeenschappen,
gekleurde gemeenschappen,
heerst een zekere wanhoop,
een zekere hopeloosheid
die gevormd wordt door deze feiten.
Eén op de drie zwarte mannen
tussen de 18 en 30 jaar
zit in de gevangenis, in hechtenis,
of is op proeftijd of voorwaardelijk vrij.
In stedelijke gemeenschappen
door het hele land --
Los Angeles, Philadelphia,
Baltimore, Washington --
zitten 50 tot 60% van alle
jonge gekleurde mannen
in de gevangenis, in hechtenis,
of zijn op proeftijd of voorwaardelijk vrij.
Ons systeem lijkt niet alleen
te worden scheefgetrokken rond ras,
maar ook vertekend door armoede.
We hebben in dit land een rechtssysteem
dat je veel beter behandelt
als je rijk en schuldig bent,
dan wanneer je arm en onschuldig bent.
Rijkdom, niet schuldigheid,
bepaalt resultaten.
Toch lijkt dat ons niet te deren.
De politiek van angst en woede
doet ons geloven
dat deze problemen niet de onze zijn.
We zijn onze verbinding kwijt.
Ik vind het interessant.
In ons werk zien we
zeer interessante ontwikkelingen.
In mijn staat, Alabama,
verlies je voorgoed je stemrecht
bij een criminele veroordeling.
In Alabama heeft momenteel
34% van de zwarte mannelijke bevolking
voorgoed het recht verloren om te stemmen.
Wij projecteren dat over 10 jaar
evenveel rechten ontnomen zullen zijn
als het geval was
vóór het aannemen van de Stemrecht-wet.
En er heerst een verbijsterende stilte.
Ik vertegenwoordig kinderen.
Veel van mijn cliënten zijn erg jong.
De Verenigde Staten zijn
het enige land ter wereld
waar 13-jarige kinderen veroordeeld worden
om in de gevangenis te sterven.
Levenslange opsluiting zonder
vervroegde vrijlating voor kinderen.
We voeren nu processen.
Het enige land ter wereld.
Ik vertegenwoordig
mensen in de dodencellen.
Interessant, die vraag van de doodstraf.
Er is ons geleerd te denken
dat de werkelijke vraag is:
verdienen mensen het
te sterven voor hun misdaden?
Dat is een heel zinnige vraag.
Maar er is een andere manier
om over onze identiteit na te denken.
Die andere denkwijze is
niet: verdienen mensen te sterven
voor begane misdaden,
maar: mogen wij doden?
Ik bedoel, het is fascinerend.
De doodstraf in Amerika
is getekend door fouten.
Voor iedere negen mensen
die geëxecuteerd zijn,
hebben we één onschuldige geïdentificeerd
die gezuiverd van blaam
vrijgelaten is uit de dodengang.
Een nogal verbijsterende foutmarge --
1 op 9 mensen onschuldig.
Ik bedoel, het is fascinerend.
In de luchtvaart; we zouden
mensen nooit laten vliegen
als van elke 9 vliegtuigen die opstijgen,
eentje zou neerstorten.
Maar we sluiten onszelf af
voor dít probleem.
Het is niet ons probleem.
Niet onze last.
Niet onze strijd.
Ik praat veel over deze thema's.
Ik praat over ras en de vraag
of we gerechtigd zijn te doden.
Als ik mijn studenten Zwarte
Amerikaanse geschiedenis onderwijs,
vertel ik ze over slavernij.
Ik vertel ze over terrorisme,
het tijdperk vanaf
het eind van de reconstructie
tot de Tweede Wereldoorlog.
We weten er niet zo veel van.
Maar voor zwarte Amerikanen in dit land
was deze periode getekend door terreur.
In veel gemeenschappen
werden mensen gelyncht.
Er werden bomaanslagen gepleegd.
De dreiging van terreur vormde hun levens.
Die oudere mensen komen nu naar me toe
en zeggen: "Meneer Stevenson,
u spreekt in het openbaar.
Zeg dat mensen moeten stoppen
met doen alsof we
na 11 september voor het eerst
met terrorisme te maken hebben.
Ze zeggen: "Vertel ze
dat wij ermee zijn opgegroeid."
Die tijd van terrorisme werd uiteraard
gevolgd door segregatie
en decennia van raciale onderwerping
en apartheid.
Toch hebben we in dit land een dynamiek
waarin we niet willen praten
over onze problemen.
We praten niet graag
over onze geschiedenis.
Om die reden hebben we niet echt begrepen
wat het betekende om de dingen
te doen die we gedaan hebben.
We lopen voortdurend tegen elkaar op.
We creëren voortdurend
spanningen en conflicten.
We praten met moeite over ras,
en volgens mij is dat
omdat we ons niet willen wagen
aan een waarheids- en verzoeningsproces.
In Zuid Afrika begrepen mensen
dat we apartheid niet konden overwinnen
zonder inzet voor
'waarheid en verzoening'.
In Rwanda, zelfs na de genocide,
bestond deze inzet ook,
maar in ons land hebben we dat nagelaten.
Ik gaf in Duitsland
lezingen over de doodstraf.
Het was fascinerend,
want een van de geleerden
stond op na de presentatie
en zei: "Het is zeer verontrustend
te horen waarover u spreekt."
Hij zei: "Wij hebben
in Duitsland geen doodstraf.
En uiteraard kunnen we in Duitsland
nooit een doodstraf hebben."
Het werd heel stil in de zaal.
Toen zei een vrouw:
"Het is onmogelijk, met onze geschiedenis,
dat we ooit op systematische wijze
andere mensen kunnen doden.
Het zou gewetenloos zijn, als wij
voorbedacht en bewust
mensen zouden executeren."
Ik dacht daarover na.
Hoe zou het voelen
om in een wereld te leven
waarin de Duitse Staat mensen executeerde,
vooral als die overwegend Joods waren?
Ik zou het ondraaglijk vinden.
Het zou gewetenloos zijn.
En toch, in dit land,
in de staten van het 'Oude Zuiden',
executeren we mensen --
krijg je 11 x eerder de doodstraf
als het slachtoffer blank is
dan wanneer die zwart is,
22 x meer kans daarop
als de verdachte zwart is
en het slachtoffer blank --
in diezelfde staten waar
de mensen die gelyncht werden
in de grond begraven liggen.
En toch is er die ongeraaktheid.
Maar ik geloof dat onze identiteit gevaar loopt.
Dat als deze moeilijke dingen
ons niet raken,
de positieve en mooie dingen
daaronder te lijden hebben.
We houden van innovatie.
We houden van technologie en creativiteit.
We houden van amusement.
Maar uiteindelijk
worden deze realiteiten
overschaduwd door lijden,
misstanden, degradatie,
marginalisatie.
Ik vind het noodzakelijk
deze twee te integreren.
Uiteindelijk hebben we het
over de behoefte om hoopvoller te zijn
en meer toegewijd aan de
fundamentele uitdagingen
van een complexe wereld.
Voor mij betekent dat
denken en praten over
de armen, de achtergestelden,
zij die nooit een TED zullen bijwonen.
Maar aan ze denken op een wijze
die geïntegreerd is in onze eigen levens.
Uiteindelijk moeten we allemaal
dingen geloven zonder ze gezien te hebben.
Zo rationeel als we zijn,
zo toegewijd aan het intellect...
Innovatie, creativiteit,
ontwikkeling komen
niet alleen van de ideeën in ons brein.
Ze komen van de ideeën in ons brein
die tevens gevoed worden
door een overtuiging in ons hart.
Het is deze geest-hartverbinding
die ons volgens mij ertoe zet
niet slechts te letten
op alle stralende, fonkelende dingen,
maar ook de donkere en moeilijke dingen.
Vaclav Havel, de grote
Tsjechische leider, sprak hierover.
Hij zei: "Toen wij in Oost-Europa
te maken hadden met onderdrukking,
wilden we allerlei dingen,
maar wat we vooral nodig hadden was hoop,
een oriëntatie van de geest,
een bereidheid om soms op hopeloze plaatsen
getuige te zijn."
Die gerichtheid van geest is
de kern van hetgeen waar volgens mij
zelfs TED-gemeenschappen
betrokken moeten zijn.
Er is geen onthechting
rondom technologie en design
die ons toestaat volledig menselijk te zijn
totdat we aandacht besteden aan lijden,
armoede, uitsluiting en ongerechtigheid.
Nou moet ik je waarschuwen
dat dit soort identiteit
een veel uitdagender soort identiteit is
dan een die daar
geen aandacht aan besteedt.
Het vreet aan je.
Als jonge advocaat had ik het voorrecht
om Rosa Parks te ontmoeten.
Mevrouw Parks kwam
zo nu en dan terug naar Montgomery,
en kwam dan bijeen
met twee van haar beste vriendinnen,
twee oudere vrouwen:
Johnnie Carr, die de Montgomery
bus-boycot organiseerde --
verbazingwekkende zwarte vrouw --
en Virginia Durr, een blanke vrouw
wiens echtgenoot, Clifford Durr,
advocaat was van Dr. King.
Deze vrouwen kwamen samen
en praatten alleen maar.
Zo nu en dan belde Mevrouw Carr me op
en zei: "Bryan, Mevr. Parks komt hierheen.
We komen samen om wat te praten.
Wil je hierheen komen om te luisteren?"
En dan zei ik: "Ja mevrouw, graag."
"Wat ga je doen als je hier bent?"
Ik zei: "Ik ga luisteren."
En dat deed ik: luisteren.
Het was zo stimulerend
en gaf zoveel kracht.
Ik zat een keer
naar deze vrouwen te luisteren
en na enkele uren
draaide Mevrouw Parks zich naar mij:
"Bryan, vertel me eens
wat het Equal Justice Initiative is.
Vertel eens wat jullie proberen te doen."
En ik stak van wal.
Ik zei: "Wij proberen
ongerechtigheid aan de kaak te stellen.
We proberen
onterecht veroordeelden te helpen.
We proberen
vooringenomenheid en discriminatie
in het strafrechtelijke systeem
aan te kaarten.
... een einde aan
levenslange opsluiting van kinderen.
... iets te doen aan de doodstraf.
... het aantal gevangenen te reduceren.
... massa-detentie te beëindigen."
Toen ik klaar was
met mijn verhaal keek ze me aan
en zei: "Mmm mmm mmm."
Ze zei: "Daarvan word je moe, moe, moe..."
(Gelach)
Toen leunde Mevr. Carr voorover,
legde haar vinger op mijn gezicht,
en zei: "Daarom moet je
dapper, dapper, dapper zijn."
Ik ben ervan overtuigd
dat de TED-gemeenschap
dapperder moet zijn.
We moeten manieren vinden
om deze uitdagingen aan te gaan,
deze problemen, het lijden.
Uiteindelijk hangt onze
menselijkheid namelijk af
van ieders menselijkheid.
Ik heb heel simpele dingen
geleerd in mijn werk.
Het heeft me simpele dingen geleerd.
Ik ben gaan begrijpen, en geloven,
dat ieder van ons
méér is dan het ergste
dat we ooit gedaan hebben.
Dat geloof ik voor iedere
persoon op onze planeet.
Als iemand liegt,
is hij niet alléén een leugenaar.
Als iemand iets ontvreemdt,
is hij niet alléén een dief.
Zelfs als je iemand vermoordt,
ben je niet alléén maar een moordenaar.
Daarom is er een fundamentele
menselijke waardigheid
die wettelijk gerespecteerd moet worden.
Ook geloof ik
dat in vele delen van dit land,
en zeker in andere delen op deze planeet,
het tegenovergestelde
van armoede niet rijkdom is.
Dat geloof ik niet.
Ik denk dat op teveel plaatsen,
het tegenovergestelde van armoede,
gerechtigheid is.
Als laatste geloof ik
dat, ondanks dat het zo dramatisch
en mooi en inspirerend is,
en zo stimulerend,
we uiteindelijk niet beoordeeld
zullen worden op onze technologie,
niet op ons design,
niet op ons intellect en onze ratio.
Uiteindelijk beoordeel je
het karakter van een maatschappij
niet op hoe zij haar rijken
en bevoordeelden behandelt,
maar op hoe ze haar armen behandelt,
de verdoemden, de opgeslotenen.
Want het is in die nexus
dat we diepgaande dingen beginnen te begrijpen
over wie we zijn.
Soms raak ik uit balans.
Ik zal eindigen met dit verhaal.
Ik duw soms te hard.
Ik raak vermoeid, zoals ieder van ons.
Soms draven die ideeën een beetje door,
op manieren die belangrijk zijn.
Ik vertegenwoordig kinderen
die veroordeeld zijn
tot zeer zware straffen.
In het huis van bewaring
zie ik dan mijn cliënt van 13 of 14,
die is aangemerkt om
terecht te staan als een volwassene.
Ik denk dan: tjonge, hoe kan dat?
Hoe kan een rechter je veranderen in iets
dat je niet bent?
De rechter heeft hem aangemerkt
als volwassene, maar ik zie een kind.
Het was 's avonds laat en ik dacht:
tjonge, als je de rechter je
kan veranderen in iets wat je niet bent,
moet die rechter magische krachten hebben.
Ja, Bryan, magische krachten!
Je zou er een portie van moeten vragen.
En omdat het laat was,
en ik niet helder nadacht,
begon ik te werken aan een motie.
Ik had een cliënt van 14 jaar,
een arm zwart jochie.
En ik begon die motie te schrijven,
met als titel: "Motie om mijn arme,
14-jarige zwarte mannelijke cliënt
te berechten als bevoorrechte, blanke
75-jarige zakenman."
(Applaus)
Ik schreef in mijn motie
over procedurele fouten en wangedrag van de politie en gerechtelijk wangedrag.
Nog een absurde zin over
het ontbreken van enig gedrag in dit land:
allemaal wangedrag.
De volgende ochtend dacht ik:
droomde ik die waanzinnige motie,
of heb ik die echt geschreven?
Tot mijn afgrijzen had ik ze
niet alleen geschreven,
maar tevens naar de rechtbank gestuurd.
(Applaus)
Enkele maanden later
was ik het alweer allemaal vergeten.
Toen daagde het bij me,
o hemel, ik moet naar
de rechtbank voor deze zaak.
Ik stapte in mijn auto --
en ik voelde me
echt overweldigd... overweldigd --
Ik stapte in mijn auto
en op weg naar deze rechtbank
zat ik te denken:
"Dit wordt zo moeilijk, zo pijnlijk".
Ik stapte uit en liep op de rechtbank af,
en terwijl ik de trappen
van de rechtbank opliep,
was daar een oudere zwarte man
die de conciërge was van de rechtbank.
Deze man zag me, kwam naar me toe
en vroeg: "Wie bent u?"
Ik zei: "Ik ben advocaat."
Hij vroeg: "Advocaat?" Ik zei: "Ja meneer".
En die man kwam op me af
en omarmde me.
Hij fluisterde in m'n oor.
Hij zei: "Ik ben zó trots op je".
Ik moet je zeggen,
dat gaf me kracht.
Het verbond me met iets diep binnenin me
over identiteit,
over het vermogen van
elke persoon om bij te dragen
aan een gemeenschap,
aan een hoopvol perspectief.
Ik ging de rechtszaal binnen.
De rechter zag me en vroeg:
"Meneer Stevenson, hebt u
die krankzinnige motie geschreven?"
Ik zei: "Ja, edelachtbare".
Er ontstond een discussie.
Mensen kwamen binnenstromen
omdat ze woedend waren
dat ik die dingen had geschreven.
Politiemensen kwamen binnen
en assistent-aanklagers en griffiers.
Voor ik het wist stond
de rechtszaal vol met mensen
die boos waren dat we over ras praatten,
dat we over armoede praatten,
dat we over ongelijkheid praatten.
Uit mijn ooghoeken zag ik
die conciërge heen en weer lopen.
Hij bleef maar door het raam kijken.
en hoorde het geruzie.
Uiteindelijk kwam hij naar binnen
met een bezorgde blik
en ging achter me zitten,
bijna in het verdedigingsbankje.
Zo'n 10 minuten later
zei de rechter dat we gingen pauzeren.
In de pauze was er
een hulpsherrif beledigd
dat de conciërge in de rechtszaal zat.
De hulpsherrif sprong op
en rende naar de oudere zwarte man.
Hij zei: "Jimmy, wat doe je
in deze rechtszaal?"
En die oudere zwarte man stond op
en keek de hulpsherrif aan en keek mij aan
en hij zei: "Ik ben
deze rechtszaal binnengekomen
om deze jongeman te zeggen:
houd je blik
op de prijs gericht, hou vol."
Ik ben naar TED gekomen
omdat ik denk dat
velen van jullie begrijpen
dat de morele boog
van het universum lang is,
maar hij buigt naar gerechtigheid.
Dat we geen volwaardige mensen kunnen zijn
totdat we geven om mensenrechten
en fundamentele waardigheid.
Dat al ons overleven
gebonden is aan
het overleven van iedereen.
Dat onze visies van technologie en design
en amusement en creativiteit
moeten samengaan met visies
van humaniteit, compassie
en gerechtigheid.
En meest van al:
degenen van jullie die dat delen,
kom ik simpelweg vertellen
om je ogen op de prijs
gericht te houden, niet opgeven.
Mijn hartelijke dank.
(Applaus) (Gejoel)
Chris Anderson: Je hoorde en zag
een klaarblijkelijk verlangen
in dit publiek, deze gemeenschap,
om je op je weg te helpen
en iets aan dit thema te doen.
Behalve het uitschrijven van een check --
wat kunnen we doen?
BS: Er zijn overal mogelijkheden.
Als je in de staat Californië
woont, bijvoorbeeld,
is er een referendum de komende lente
dat gaat trachten om iets van het geld
dat we aan de politiek van bestraffing
uitgeven, anders te besteden.
Hier in Californië
gaan we een miljard dollar uitgeven
aan de doodstraf in de komende vijf jaar.
...een miljard dollar.
Terwijl 46% van alle moordzaken
niet tot een aanhouding leiden.
56% van verkrachtingszaken ook niet.
Dus hier is een kans om dat te veranderen.
Dit referendum wil deze dollars aan
rechtshandhaving en veiligheid besteden.
Genoeg mogelijkheden, denk ik.
CA: Er is een grote afname geweest
in criminaliteit in Amerika
over de laatste drie decennia.
Daarbij wordt soms gesteld dat dit komt
dankzij de toegenomen detentie-aantallen.
Wat zou je zeggen
tegen iemand die dat gelooft?
BS: In feite is het aantal geweldsdelicten
relatief stabiel gebleven.
De grote toename in massadetentie in dit land
was niet in de categorie geweldsdelicten.
Het was die foute 'oorlog tegen drugs'.
Daarvandaan komt die dramatische toename
in onze gevangenispopulatie. (Applaus)
En we zijn doorgedraafd
in onze bestraffingsretoriek.
We hebben 'driemaal, scheepsrecht'-wetten
waarbij mensen voorgoed opgesloten worden
vanwege de diefstal van een fiets,
voor kleine vermogensdelicten,
in plaats van ze deze dingen
terug te laten geven
aan de mensen die de dupe waren.
Ik geloof dat we meer
moeten doen voor de gedupeerden,
niet minder.
Ik denk dat onze
huidige bestraffingsfilosofie
niets doet voor wie dan ook.
Die oriëntatie moeten we veranderen.
(Applaus)
CA: Bryan, je hebt hier
een gigantische snaar geraakt.
Je bent een inspirerende persoon.
Dank je wel dat je naar TED kwam. Dank je.
(Applaus en gejoel)