Stel je een beeldhouwer voor die een standbeeld aan het maken is, en stukjes steen wegbeitelt. Michelangelo verwoordde dit zeer fraai: "In elk blok steen zit een beeld verborgen en het is de taak van de beeldhouwer om het te ontdekken." Maar wat als hij omgekeerd te werk was gegaan? Niet met een massief blok steen, maar met een grote hoop stof, en hij dan op de een of andere manier miljoenen deeltjes aan elkaar lijmt om een beeld te vormen. Ik weet dat dat absurd klinkt. Het is waarschijnlijk onmogelijk. De enige manier waarop je stof tot standbeeld maakt is als het standbeeld zichzelf zou bouwen -- als we op een bepaalde manier miljoenen deeltjes ertoe konden zetten samen te trekken om het standbeeld te vormen. Hoe raar dat ook klinkt, dat is bijna precies het probleem waar ik in mijn lab aan werk. Ik bouw echter niet met steen, maar met nanomateriaal. Dat zijn onmogelijk kleine, fascinerende deeltjes. Zo klein dat als deze controller een nanodeeltje was, een mensenhaar de grootte van deze hele ruimte zou aannemen. En ze vormen de kern van een gebied dat nanotechnologie wordt genoemd, wat iedereen waarschijnlijk wel kent, en zogenaamd alles zou gaan veranderen. Toen ik studeerde, was het een van de leukste tijden om in de nanotechnologie te werken. Er gebeurden continu weer nieuwe wetenschappelijke doorbraken. Conferenties waren alom, en er stroomden bakken geld binnen vanuit steunfondsen. En de reden is dat wanneer objecten heel klein worden, ze onderworpen zijn aan een andere soort natuurkunde dan de objecten waarme wij in contact staan. Deze vorm van natuurkunde heet quantummechanica. En volgens deze kwantummechanica is het gedrag van kleine objecten te controleren door het maken van kleine veranderingen, zoals het toevoegen of verwijderen van een stel atomen, of het draaien van het materiaal. Het is een ultieme gereedschapskist. Het voelde alsof je tot alles in staat was en je alles kon produceren. Wij deden het -- en met "wij" bedoel ik mijn hele generatie alumni. We probeerden supercomputers te maken met nanomaterialen. We fabriceerden kwantumstippen die ooit in je lichaam ziektes zouden kunnen opsporen en vernietigen. Er waren zelfs groepen bezig een lift naar de ruimte te maken met behulp van koolstofnanobuizen. Je kunt het opzoeken, het is echt waar. Enfin, wij dachten dat het alle aspecten van wetenschap en technologie zou gaan beinvloeden, van informatica tot medicijnen. En ik moet toegeven, ik ging er volledig in mee. Ik was echt verkocht. Maar dat was 15 jaar geleden, en de wetenschap werd geweldig bedreven, belangrijk werk gedaan. We hebben veel geleerd. We waren nooit in staat die wetenschap te vertalen in nieuwe technologiën die echt een invloed op mensen zouden hebben. Want met bij het werken met nanomateriaal snijdt het mes aan twee kanten. Hetzelfde dat het zo interessant maakt, het kleine formaat maakt het onmogelijk om mee te werken. Het is net als het maken van een beeld uit een hoopje stof. En we hebben er simpelweg voor geen gereedschap dat klein genoeg is. Maar al hadden we dat, maakte het niet uit, want we zouden niet één voor één miljoenen deeltjes samen kunnen brengen om een technologie te vormen. En zodoende zijn de beloftes en het enthousiasme alleen beloftes en enthousiasme gebleven. We hebben geen nanobots die ziektes afweren, geen liften naar de ruimte, en waar ik me het meest voor interesseer, geen nieuwe soorten informatica. Dat laatste is van groot belang. Er is de verwachting geschapen dat vooruitgang op computergebied altijd zal voortduren. Complete economieën rusten op dit idee. En deze vooruitgang is er omdat wij steeds meer en meer apparaten op een computerchip kunnen plaatsen. En hoe kleiner die apparaten worden, hoe sneller en energiezuiniger ze zijn en hoe goedkoper ze worden Die convergentie brengt zodanig snelle vooruitgang.