We kennen allemaal de dinosauriërs
die ooit de planeet bewandelden.
Maar lang nadat zij uitstierven,
leefden grote dieren
die we megafauna noemen
op elk werelddeel.
In Amerika leefde grondluiaards
zo groot als olifanten
die bomen neerhaalden
met hun klauwen.
En sabeltandtijgers
zo groot als bruine beren
die joegen in groepen.
Maar ze konden niet op
tegen de kortsnuitbeer,
die staand wel
4 meter hoog was
en deze katten van
hun prooi kon verjagen.
Er waren gordeldieren
zo groot als kleine auto's,
een bever van 2,5 meter
en een vogel met een
vleugelwijdte van 8 meter.
Bijna overal ter wereld
stierf de megafauna uit,
vaak doordat ze bejaagd werden
door mensen.
Sommige soorten leven nog voort
in delen van Afrika en Azië.
Op andere plekken zie je
de erfenis van deze grote dieren.
De meeste bomen kunnen
opnieuw kiemen
als hun stam is gebroken,
overleven het als hun schors
wordt afgehaald
en doorstaan knakken,
draaien en vertrappen
deels omdat zij evolueerden
naast de olifant.
De Amerikaanse gaffelbok
kan zo snel lopen
omdat hij evolueerde om
de Amerikaanse cheeta te ontlopen.
De overgebleven dieren leven
in spook-ecosystemen,
aangepast aan de dreiging van
soorten die er niet meer zijn.
Vandaag de dag is het mogelijk
een aantal van hen terug te brengen,
en verloren diersoorten te doen herrijzen
met genetisch materiaal.
Er is bijvoorbeeld onderzoek naar
het klonen van mammoeten
vanuit bevroren overblijfselen.
Maar zelfs als dat niet mogelijk is,
kunnen we toch veel
ecosystemen herstellen
die we kwijt zijn geraakt.
Hoe? Door gebruik te maken
van verlaten boerderijen.
Omdat de voedselmarkt
is geglobaliseerd,
is het onaantrekkelijk om
onvruchtbaar land te bewerken.
Boeren in onvruchtbare gebieden
kunnen niet concurreren
met mensen die elders gewassen
verbouwen op betere grond.
Als gevolg is landbouw in veel gebieden
aan het verdwijnen
en zijn de bomen teruggekeerd.
Één schatting beweert dat twee-derde
van de grond in de VS,
die ooit bebost was, maar werd
gekapt voor de landbouw,
nu weer bebost is.
Een andere schatting beweert
dat er tegen 2030
in Europa een gebied
ter grootte van Polen
door boeren verlaten zal zijn.
Dus zelfs als we met DNA
de grondluiaard en reuzengordeldieren
niet terug kunnen brengen
kunnen we beren, wolven, poema's
lynxen, elanden en bizons
uitzetten
op de plekken waar
zij ooit leefden.
Enkele van deze dieren kunnen
hun omgeving opnieuw vormgeven,
waardoor andere soorten
het beter zullen doen.
Toen wolven weer werden uitgezet
in het Yellowstone Park
in de VS in 1995,
veranderden zij snel
het ecosysteem.
De overbevolking van herten
werd teruggebracht,
waardoor vegetatie begon te herstellen.
De hoogte van sommige bomen
vervijfvoudigde in slechts zes jaar.
Met de terugkeer van het bos
kwamen ook de zangvogels.
In de rivieren kwamen
meer bevers, die bomen eten,
en hun dammen werden een thuis
voor otters, muskusratten,
eenden, kikkers en vissen.
De wolven doodden coyotes,
waardoor konijnen
en muizen konden toenemen,
wat weer meer voedsel biedt
voor haviken, wezels,
vossen en dassen.
Zeearenden en raven voeden
zich op de resten
die de wolven achterlaten.
Net als beren, die ook de bessen eten
van de teruggekeerde struiken.
Bizons namen in aantal toe
door het herleefde bos.
De wolven veranderden
vrijwel alles.
Dit is een voorbeeld van
een trofische cascade;
een verandering aan
de top van de voedselketen
die helemaal tot op
de bodem neerslaat
en elk onderdeel raakt.
De ontdekking van
grote trofische cascades
is misschien één van de spannendste
wetenschappelijke ontdekkingen
van de afgelopen 50 jaar.
Ze laten ons zien
dat ecosystemen
waar maar één of twee grote dieren
uit verdwenen zijn,
geheel anders
kunnen worden
dan ecosystemen die ze behouden.
Er zijn wereldwijd
nieuwe bewegingen
om het natuurherstel
op gang te brengen
in een proces dat
herintroductie van soorten heet.
Dit houdt in dat schade
ongedaan gemaakt moet worden,
soorten terugbrengen die
uitgedreven zijn
en dan een stap terug nemen.
Er is geen poging om een
ideaal ecosysteem te maken,
om een heideveld, regenwoud
of koraalrif op te leveren.
Herintroductie gaat over
soorten terug brengen
die dynamische processen sturen
en de natuur haar gang laten gaan.
Maar het is essentieel dat het
nooit gebruikt moet worden
als reden om mensen
van hun land te jagen.
Het moet gebeuren
in toestemming met
en door het enthousiasme
van de mensen die er werken.
Stel je voor dat je
op een rots in Engeland staat
te kijken hoe potvissen
een school haring te lijf gaan
zoals ze dat vlak voor de kust deden
tot de 18e eeuw.
Door reservaten
op zee te creëren,
waar niet grootschalig
gevist mag worden,
kan dit terugkomen.
Stel je een
Europese Serengeti voor,
vol met dieren
die daar ooit leefden:
nijlpaarden, neushoorns,
olifanten, hyena's en leeuwen.
Wat herintroductie
van soorten brengt,
naast de introductie
van die soort,
is de zeldzame ding
dat hoop heet.
Het zegt ons dat
ecologische verandering
niet altijd in dezelfde
richting hoeft te gaan.
De stille lente kan worden gevolgd
door een wilde zomer.