Ik bedacht mijn eigen definitie van succes in 1934, toen ik les gaf op een middelbare school in South Bend, Indiana. Een beetje teleurgesteld en misschien zelfs gedesillusioneerd door de manier waarop ouders van de kinderen in mijn Engelse les verwachtten dat hun kinderen een 9 of een 10 zouden krijgen. Ze vonden een 6 goed voor de kinderen van de buren, omdat die kinderen allemaal gemiddeld zijn. Maar ze waren niet tevreden met hun eigen kroost. Dit deed de leraar denken dat hij faalde, of dat hun kind had gefaald. En dat is niet goed. God in zijn wijsheid heeft ons allen niet gelijk gemaakt wat intelligentie betreft net zoals we niet gelijk zijn qua maat en uiterlijk. Niet iedereen kon een 9 of een 10 halen en ik wou niet op die manier oordelen. En ik wist wel wat oud-leerlingen van diverse scholen in de jaren 30 vonden van coaches en sportteams. Als je alles won, werd je beschouwd als redelijk succesvol. Niet volledig. Omdat ik ontdekte dat... Een aantal jaren verloren we bij de UCLA geen enkele wedstrijd. Maar het leek erop dat we niet elke wedstrijd met de marge wonnen die sommigen van onze alumni voorspeld hadden en heel vaak... (Gelach) ...vrij vaak kreeg ik het gevoel dat ze hun voorspellingen hadden ondersteund op een meer materialistische manier. Maar dat ging zo in de jaren 30, dus daar had ik begrip voor. Maar ik vond het niet leuk en was het er niet mee eens. Ik wilde iets bedenken waarvan ik hoopte dat het mij een betere leraar zou maken en de jongeren onder mijn toezicht, zij het in de sport of in de Engelse les, iets geven om naar te streven, anders dan simpelweg een hoog cijfer in de klas of hogere punten in een sportwedstrijd. Ik heb daarover lang nagedacht en ik wilde mijn eigen definitie bedenken. Ik dacht dat dat zou kunnen helpen. Ik wist hoe meneer Van Dale dit definieerde: Als accumulatie van materiële bezittingen of het bereiken van een positie van macht of prestige of iets dergelijks. Waardige prestaties misschien. Maar naar mijn mening niet per se een goede indicatie van succes. Dus ik wilde zelf iets bedenken. Ik herinnerde... Ik groeide op op een kleine boerderij in Indiana en vader trachtte mij en mijn broers te leren dat je nooit moet proberen beter te zijn dan een ander. Ik weet zeker dat op dat moment, het niet... Vanuit een vergeten schuilhoek van mijn geest, kwam dat jaren later weer naar boven. Probeer nooit beter te zijn dan een ander. Leer altijd van anderen. Stop nooit met proberen zo goed als mogelijk te zijn. Daar heb je invloed op. Als je te veel in beslag genomen wordt en je zorgen maakt over dingen waar je geen controle over hebt, dan heeft dat een negatieve invloed op de dingen waarover je wel controle hebt. Vervolgens kwam ik dit eenvoudige vers tegen: 'Aan Gods voeten om te biechten, knielde de arme ziel en boog zijn hoofd. "Ik ben mislukt!", riep hij. De Meester zei: "Gij deed uw best, dat is succes."' Daarop, en misschien nog op iets anders, heb ik mijn eigen definitie van succes gebaseerd: Gemoedsrust bereikt men alleen door zelfvoldoening in de wetenchap dat je geprobeerd hebt het beste te doen waartoe je in staat bent. Ik geloof dat dat waar is. Als je de moeite doet het beste te doen wat je kunt om je situatie te verbeteren, dan is dat succes. Anderen kunnen daar niet over oordelen. Het is als karakter en reputatie. Je reputatie is wat men ziet, je karakter is wie je werkelijk bent. Ik denk dat karakter belangrijker is dan hoe mensen je zien. Je hoopt dat beide goed zijn, maar ze zijn niet altijd hetzelfde. Dat was mijn idee dat ik de jongeren wilde bijbrengen. Ik kwam ook andere dingen tegen. Ik hou van onderwijzen en de vorige spreker zei het al, ik geniet van poëzie, ik knoei ermee en ik ben er gek op. Sommige dingen hebben me geholpen een beter mens te zijn. Ik weet dat ik niet ben wie ik zou moeten zijn, maar wel beter dan ik geweest was als ik bepaalde dingen niet was tegengekomen. Eén daarvan was een versje dat ging: 'Geen geschreven woord, geen gesproken rede kan onze jeugd leren wat ze zou moeten zijn. Noch alle boeken in de kast; het zijn de docenten die inspireren.' Dat heeft indruk op me gemaakt in de jaren 30. Ik probeerde dat in mijn lessen te gebruiken, of het nu in de sport of de Engelse les was. Ik hou van poëzie en had er altijd al belangstelling voor. Misschien omdat pa ons het 's avonds voorlas bij de olielamp. We hadden geen elektriciteit thuis op de boerderij. Ze moesten ons poëzie voorlezen. Ik genoot daar altijd van. Rond de tijd dat ik dit gedicht ontdekte, vond ik een ander. Iemand vroeg aan een lerares waarom ze lesgaf. Nadat ze daar even over nagedacht had zei ze: "Ze vragen me waarom ik lesgeef en ik antwoord: "Waar anders kan ik zulk goed gezelschap vinden?" Daar zit een staatsman, sterk, onbevooroordeeld, verstandig; een tweede Daniel Webster, een geboren spreker. Een arts zit naast hem, wiens snelle vaste hand een bot kan helen of een bloedstroom kan stelpen. En daar een bouwvakker, bouwend aan de bogen van een kerk, waarin een pastoor kan prediken en een struikelende ziel naar Christus kan leiden. Een bijeenkomst van docenten, boeren, kooplieden, arbeiders. Zij die werken en stemmen en bouwen en plannen en bidden tot in een mooie toekomst. En wellicht kan ik de kerk niet zien, het Woord niet horen, het verbouwde voedsel niet eten. Maar misschien ook wel. En later kan ik zeggen, Ik heb hem ontmoet, en hij was zwak of sterk, stoutmoedig, trots of blij. Ik heb hem ontmoet, maar toen was hij jong. Ze vragen me waarom ik lesgeef en ik antwoord: "Waar anders kan ik zulk goed gezelschap vinden?"' Ik geloof dat het beroep van leraar... Echt waar, je hebt zo veel jongeren. Ik moet denken aan mijn jongeren aan de UCLA, meer dan 30 advocaten, 11 tandartsen en artsen, vele, vele leraren en andere beroepen. En het geeft je veel plezier ze te zien uitvliegen. Ik heb altijd geprobeerd de jongeren te laten voelen dat zij daar ten eerste zijn voor een opleiding. Ten tweede voor basketbal, wat hun studie betaalde, en er was wat tijd voor sociale activiteiten, maar laat je sociale activiteiten voor de andere twee gaan, dan raak je ze alledrie snel kwijt. Dat was het idee dat ik tussen de oren probeerde te krijgen van de jongeren onder mijn toezicht. Ik had drie regels waar ik me meestal aan hield. Ik leerde ze voordat ik bij de UCLA kwam en ik besloot dat ze erg belangrijk waren. Één was: wees nooit te laat. Later zei ik bepaalde dingen... De spelers, als we ergens naartoe gingen, moesten netjes en schoon zijn. Er was een tijd dat ik ze colberts en overhemden en stropdassen liet dragen. Toen zag ik onze rector naar school komen in spijkerbroek en koltrui, en vond ik het niet eerlijk die regel te handhaven. En dus liet ik ze... Ze moesten alleen nog net en schoon zijn. Een van mijn grootste spelers kent u waarschijnlijk wel, Bill Walton. Hij wou met de bus mee. We gingen naar een wedstrijd. Hij was niet schoon en netjes, dus ik wou hem niet mee laten gaan. Hij mocht niet in de bus. Hij moest naar huis gaan en zich wassen, en daarna met het vliegtuig. Ik was een voorstander van dat beleid. Ik geloofde erin. Ik geloof in tijd, het is erg belangrijk. Ik vind dat iedereen op tijd moet zijn, maar bij de trainingen, bijvoorbeeld, gold dat we ook op tijd eindigden. De jongeren moesten niet het idee hebben dat we ze overuren lieten draaien. Als ik spreek bij coachingstrainingen vertel ik aan jonge coaches... Bij dat soort trainingen zijn het vaak jonge coaches die net beginnen. De meeste van hen zijn jong en waarschijnlijk pas getrouwd. En ik vertel ze: "Laat trainingen niet uitlopen, want dan gaat u naar huis met een slecht humeur." Een jonge getrouwde man moet niet naar huis gaan met een slecht humeur. Als je ouder bent maakt het niet uit, maar... (Gelach) Dus ik geloofde in op tijd komen. Ik geloof in op tijd beginnen en op tijd eindigen. En een andere regel die ik had was 'niet vloeken'. Één vloek, en je hoeft vandaag niet meer terug te komen. Als ik het zie tijdens een wedstrijd, stuur ik je het veld af. En de derde regel was nooit een teamgenoot te bekritiseren. Ik accepteerde niet dat. Ik zei altijd dat ik betaald werd om kritiek te hebben. Ik word ervoor betaald. Niet veel, maar ik werd ervoor betaald. Niet zoals de tegenwoordige coaches, absoluut niet. Het is anders dan het was in mijn tijd. Dat waren de drie regels waar ik me meestal aan hield. Ze kwamen eigenlijk van mijn vader. Het is wat hij mij en mijn broers probeerde te leren. Ik bedacht uiteindelijk een piramide, maar ik heb nu geen tijd daarop in te gaan. Maar het hielp mij, denk ik, een betere leraar te worden. Het zit ongeveer zo. Ik had blokken in de piramide, met in de basis bedrijvigheid en enthousiasme, hard werken en genieten van wat je doet. Dan naar de top volgens mijn definitie van succes. En helemaal bovenaan geloof en geduld. Ik zeg je, in alles wat je doet, wees geduldig. Je moet geduld hebben om... We willen dat dingen gebeuren. We zeggen vaak dat jongeren ongeduldig zijn, en dat zijn ze. Ze willen alles veranderen en denken dat alle verandering vooruitgang is. Als we ouder worden, vergeten we dat. We vergeten dat er geen vooruitgang is zonder verandering. We moeten dus geduld hebben. En we moeten vertrouwen hebben. Ik geloof dat we moeten geloven, echt geloven. Niet alleen met de mond belijden. Geloven dat dingen uitpakken zoals ze zouden moeten, als we maar doen wat we moeten doen. We hebben de neiging te hopen dat dingen uitpakken zoals we willen, maar we doen niet wat nodig is om die dingen werkelijkheid te laten worden. Ik heb hier zo'n 14 jaar aan gewerkt en het heeft me geholpen een betere leraar te worden. Maar het draaide allemaal om die oorspronkelijke definitie van succes. Weet u, een aantal jaren geleden was er in de Major League Baseball een scheidsrechter, George Moriarty. Hij spelde 'Moriarty' met slechts één 'i'. Ik had dat nog niet eerder gezien, maar hij schreef het zo. Major League Baseballspelers merken dat soort dingen snel op. Zij zagen ook dat hij maar één 'i' in zijn naam had. Van een aantal kreeg hij te horen dat dat er één meer was dan hij ogen in zijn hoofd had. (Gelach) Maar hij schreef iets dat lijkt op wat ik probeerde te doen in deze piramide. Hij noemde het 'De weg naar straks of de weg naar toen': 'Soms denk ik dat het Lot stiekem lacht als we zeggen dat het niet bestaat en menen dat de reden waarom we niet winnen is dat het Lot heeft verzaakt. Maar blijft bestaan de oude claim, winst of verlies is ons probleem. Glimmende prijzen in de kast winnen nooit de volgende slag. Jij en ik weten inderdaad: een kans op de eerste prijs bestaat, Maar als we verzaken te geven ons best, hebben we niet doorstaan de test om alles te geven en niet te stoppen totdat de strijd echt is gewonnen. Om door te gaan niet los te laten, om door te vechten waar anderen gaan; om door te spelen niet op te geven, doorzettingsvermogen wint de schaal. Om te dromen van het volgende punt, om te hopen nadat de droom vervliegt, om te bidden nadat de hoop vergaat, en toch, verliezen, niet bang te vallen, als we moedig alles hebben gegeven. Want wat kan men meer vragen van een mens dan alles te geven wat hij kan, dan lijkt het mij: echte winst is nabij. Het Lot vergist zich vrijwel nooit, ondanks de bochten waarin het zich wringt, jij en ik bepalen zelf ons Lot, we openen of sluiten zelf de poort naar de weg naar straks of de weg naar toen.' Doet me denken aan een andere set van drie die mijn vader ons probeerde te leren. Niet zeuren. Niet klagen. Geen smoesjes. Ga de wereld in, en wat je ook doet, doe het naar je beste vermogen. Niemand kan meer doen dan dat. Ik probeerde ze ook te leren dat... Mijn tegenstanders kunnen je vertellen dat ik nooit zei dat ik won. Vertel nooit dat je gewonnen hebt. Mijn idee is dat je kunt verliezen wanneer je meer punten scoort dan een ander en je kunt winnen wanneer je minder punten hebt. Ik heb dat meermalen zo ervaren. Ik wilde dat ze trots konden zijn na de wedstrijd. Ik zei altijd dat na een wedstrijd, als je iemand tegenkomt die het resultaat niet weet, die ander aan jou niet zou moeten kunnen zien of je hebt gewonnen of verloren. Dat is waar het om draait: als je regelmatig moeite doet om het beste uit jezelf te halen zullen de resultaten zo'n beetje zijn wat ze zouden moeten zijn. Misschien niet wat je wilt dat ze zijn, maar wel richting wat ze zouden moeten zijn. Alleen jij weet of je het kunt. En dat is wat vooral van hen wilde. Naarmate de tijd verstreek en ik meer leerde over andere dingen werkte het een beetje beter, denk ik, voor zover het de resultaten betrof. Maar ik wilde dat de uitslag een bijzaak was van die andere dingen, en niet een doel op zich. Het was dacht ik een bekende filosoof, of nee, Cervantes. Cervantes zei: "De reis is beter dan het doel." Dat spreekt me aan. Ik denk dat dat zo is. Het gaat om de reis. Soms, als je er bijna bent, is het bijna een afknapper. Maar de weg ernaartoe, dat is de lol. Als basketbalcoach aan de UCLA waren de trainingen de reis en de wedstrijd was het einde van de weg. Ik ging graag op de tribune zitten om de spelers te zien spelen en te kijken of ik het die week goed gedaan had. Ook daar gaat het er weer om te zorgen dat de spelers tevreden zijn over zichzelf in de wetenschap dat ze moeite gedaan hebben om het beste uit zichzelf te halen. Soms vroeg men mij wie mijn beste speler was, of mijn beste team. Ik kon dat nooit beantwoorden. Voor zover het gaat om individuele personen... Een keer toen men mij zo'n vraag stelde, zei men: "Stel dat u de perfecte speler zou kunnen maken. Wat zou u willen?" Ik zei dat ik een speler zou willen die weet waarom hij bij de UCLA is: om een opleiding te krijgen. Een goede student; iemand die echt weet waarom hij hier is. Maar hij moet ook kunnen spelen. Ik zou een speler willen die snapt dat je met defensief spelen meestal wint en die daar hard voor wil werken. Maar hij moet ook aanvallend kunnen spelen. Ik wil dat hij onbaatzuchtig is en kijkt naar mogelijkheden om de bal af te spelen. Hij moet de bal op het juiste moment af kunnen geven en dat ook doen. Ik heb spelers gehad die het wel konden maar niet wilden en spelers die het wel wilden maar niet konden. (Gelach) Ik zou ook willen dat hij goed van veraf kan schieten. En ook van dichtbij. (Gelach) Ik wil ook dat hij goed is in rebounds, zowel defensieve als offensieve. Gewoon iemand als Keith Wilkes. Laten we het daarbij houden. Hij had de juiste kwalificaties. Niet als enige, maar ik gebruik hem graag als voorbeeld, omdat ik denk dat hij de moeite doet om het beste uit zichzelf te halen. Ik noem in mijn boek 'They Call Me Coach' twee spelers die mij veel voldoening gaven, die dichter als geen ander kwamen bij het volledig bereiken van hun potentieel. Dat waren Conrad Burke en Doug McIntosh. Toen ik zag hen als eerstejaars in ons eerstejaarsteam... Toen ik coach was mochten eerstejaars niet in het eerste team. Ik dacht: mijn hemel, als deze twee spelers, of een van hen... Ze studeerden in verschillende jaren, maar van elk dacht ik: als hij ooit in het eerste team komt moet ons eerste team knap beroerd zijn, als hij er goed genoeg voor is. En weet je, een van hen was een beginnende speler voor anderhalf seizoen. De ander speelde in zijn tweede jaar 32 minuten in een wedstrijd van het nationale kampioenschap. Hij leverde een geweldige bijdrage. Het jaar erna was hij talent bij het team voor de nationale kampioenschappen, terwijl ik dacht dat hij nooit een minuut zou spelen. Dat zijn de dingen die grote vreugde geven en veel voldoening. Geen van beide jonge spelers kon goed schieten. Maar ze hadden uitstekende schietratio's, omdat ze het niet forceerden. En geen van beide kon goed springen, maar hun positiespel was goed, en daardoor waren ze goed in rebounds. Ze onthielden dat elk schot kan missen. Te veel spelers komen pas in actie als de bal mist. En dan is het te laat. Een ander is er dan eerder. Ze waren niet snel, maar ze speelden goed positie, behielden goed de balans. En zo speelden ze een goede verdediging voor ons. Ze hadden kwaliteiten waarmee ze dichtbij het bereiken van hun volledige potentieel kwamen. misschien wel meer dan de andere spelers. Ik beschouw hen daarom als net zo succesvol als Lewis Alcinder of Bill Walton of veel van de andere spelers die we hebben gehad. We hebben veel uitstekende spelers gehad. Heb ik genoeg gerateld? Ik kreeg te horen dat als hij opkomt, ik me uit de voeten moest maken. (Gelach) (Applaus)