"Ik voelde een begrafenis in mijn hersenen, rouwenden liepen heen en weer, liepen, liepen tot ik voelde dat ze bij zinnen kwamen. Toen ze allemaal zaten, ging een dienst slaan als een trom, slaan, slaan, tot ik voelde dat mijn geest was afgestompt. Dan hoorde ik ze een doos optillen en over mijn ziel kraken met alweer dezelfde loden laarzen. De ruimte begon te tollen alsof de hemelen een klok waren, en het zijn een oor en ik en de stilte een vreemde race, verwoest, eenzaam, hier. Net toen brak een plank in de rede, en viel ik neer en neer en neer en ramde bij elke bots een wereld. Toen hield het weten op." We kennen depressie door metaforen. Emily Dickinson kon ze verwoorden, Goya kon ze uitbeelden. Het doel van kunst is grotendeels het beschrijven van dergelijke toestanden. Ik had mezelf altijd taai gevonden, iemand die een concentratiekamp zou kunnen overleven. In 1991 overkwamen mij een aantal verliezen. Mijn moeder stierf, een relatie liep stuk, ik kwam terug naar de Verenigde Staten na enkele jaren in het buitenland. Ik kwam ongeschonden door al die ervaringen. Maar drie jaar later, in 1994, verloor ik mijn interesse in bijna alles. Ik wilde de dingen die ik vroeger zo graag deed, niet meer doen zonder te weten waarom. Het tegendeel van depressie is niet geluk, maar vitaliteit, en elke vitaliteit leek me te ontglippen. Alles was me teveel. Alles was me teveel. Als ik thuiskwam en het rode lampje van mijn antwoordapparaat knipperde, dacht ik, in plaats van blij te zijn iets te horen van mijn vrienden: "Wat een hoop mensen die ik nu weer moet terugbellen." Als ik ging eten, dacht ik alleen maar dat ik nu weer eten moest gaan halen, het opdienen, het snijden, kauwen en slikken. Ik zag het als een lijdensweg. Wat bijna altijd onvermeld blijft bij discussies over depressie is dat je weet dat het belachelijk is. Je weet dat het belachelijk is, terwijl je het meemaakt. Al weet je dat het de meeste mensen lukt om naar hun berichten te luisteren, te eten, een douche te nemen, naar buiten te gaan zonder problemen, toch kan jij het niet aan en vind je geen manier om het op te lossen. Ik begon steeds minder te doen, minder te denken minder te voelen. Het was een gevoel van onbenulligheid. Dan kwam de angst. Als je me zou zeggen dat ik een hele maand depressief zou zijn, zou ik zeggen: "Als het in november gedaan zal zijn, kan ik het aan." Maar als je tegen me zou zeggen: "Je gaat de volgende maand acute angst doormaken", had ik nog liever mijn polsen doorgesneden. Het is dat gevoel dat je valt en de grond op je af komt, maar in plaats van een halve seconde heb je dat gevoel zes maanden lang. Een gevoel van altijd bang zijn, maar zelfs niet te weten waar je bang van bent. Ik begon te denken dat het te pijnlijk was om te blijven leven. De enige reden om er geen einde aan te maken, was dat ik anderen zou kwetsen. Op een dag werd ik wakker en dacht dat ik misschien een beroerte had. Ik lag als verlamd in bed, keek naar de telefoon en dacht: "Er is iets mis. Ik moet om hulp bellen." Maar ik kon mijn arm niet uitsteken, de telefoon pakken en bellen. Na vier uur liggen staren, ging de telefoon. Op de een of andere manier lukte ik erin hem op te nemen. Het was mijn vader, en ik zei: "Ik zit met een serieus probleem. We moeten iets doen." De volgende dag begon ik met medicatie en therapie. Ik moest ook zien af te rekenen met deze vreselijke vraag: “Als ik dan toch niet zo taai ben dat ik een concentratiekamp zou overleven, wie ben ik dan wel? Als ik pillen moet slikken, maken die me meer mezelf, of maken ze me iemand anders? En hoe voel ik me daarbij, iemand anders te zijn?” Ik had twee voordelen toen ik de strijd aanging. Ten eerste wist ik dat ik, objectief gezien, een mooi leven had, en dat ik alleen maar hoefde te genezen, om iets terug te vinden dat de moeite waard was om voor te leven. En ten tweede dat ik toegang had tot een goede behandeling. Toch kwam ik eruit en herviel, kwam eruit en herviel, kwam eruit en herviel, om ten slotte erachter te komen dat ik voor altijd medicatie en therapie zou nodig hebben. Ik dacht: "Is het een chemisch of een psychologisch probleem? Is er een chemische of een filosofische behandeling nodig?" Ik kwam er niet uit. Toen begreep ik dat we op beide gebieden nog niet genoeg geavanceerd zijn om het helemaal te verklaren. Zowel de chemische als de psychologische behandeling hebben beide hun rol te spelen. Depressie was iets dat zo diep met ons wezen was vervlochten dat het niet te scheiden was van ons karakter en onze persoonlijkheid. Behandeld worden voor depressie is verschrikkelijk. Het werkt niet erg goed. En kost stukken van mensen. Behandelingen hebben ontelbare bijwerkingen. Ze zijn rampzalig. Maar ik ben zo dankbaar dat ik nu leef en niet vijftig jaar geleden. Toen kon er bijna niets aan worden gedaan. Ik hoop dat 50 jaar na nu, als mensen over mijn behandelingen horen ze geschokt zullen zijn dat iedereen zo’n primitieve wetenschap moest doorstaan. Depressie is de fout in de liefde. Als je getrouwd zou zijn en denken: "Nou, als mijn vrouw sterft, vind ik wel een andere", zou dat niet de liefde zijn die we kennen. Liefde kan niet bestaan zonder de anticipatie van verlies, en dat spook van wanhoop kan de drijfveer van intimiteit zijn. Er zijn drie dingen die mensen neigen te verwarren: depressie, verdriet en droefheid. Verdriet is expliciet reactief. Als je iets of iemand kwijtraakt en je je ongelooflijk ongelukkig voelt, en je zes maanden later nog steeds diep triest bent, maar je toch wat beter functioneert, dan is het waarschijnlijk verdriet, en het zal waarschijnlijk uiteindelijk in zekere mate overgaan. Als je een catastrofaal verlies kent, en je je verschrikkelijk voelt, en je zes maanden later nauwelijks kunt functioneren, dan is het waarschijnlijk een depressie die geactiveerd werd door de rampzalige omstandigheden. Het traject vertelt ons veel. Mensen zien depressie als gewoon verdriet. Maar het is veel, veel te veel droefheid, veel te veel verdriet door een veel te kleine oorzaak. Door depressie te willen begrijpen, en door mensen te interviewen die het hadden ervaren, ontdekte ik dat er mensen waren die oppervlakkig een relatief milde depressie leken te hebben, er toch volkomen door uitgeschakeld werden. Terwijl andere mensen die, zoals ze het zelf beschreven, een vreselijk ernstige depressie hadden toch een normaal leven konden leiden tussen hun depressieve perioden. Ik wilde uitzoeken hoe het komt dat sommigen veerkrachtiger zijn. Wat zijn de mechanismen die mensen laten overleven? Ik interviewde veel mensen die leden aan een depressie. Een van de eersten beschreef depressie als een tragere manier van dood zijn. Goed dat ik dat hoorde omdat het me eraan herinnerde dat die trage manier van dood zijn kan leiden tot echt dood zijn, dat dit een ernstig iets was. Het is wereldwijd de ernstigste handicap. Elke dag sterven mensen eraan. Een van de mensen met wie ik sprak toen ik dit probeerde te begrijpen, was een geliefde vriendin die ik al vele jaren kende. Ze had een psychotische periode doorgemaakt in haar eerste jaar universiteit en was vervolgens in een gruwelijke depressie vervallen. Ze had de bipolaire ziekte of manische depressie, zoals het toen heette. Ze voelde zich vele jaren lang heel goed met lithium. Toen ze uiteindelijk geen lithium meer kreeg om te zien hoe ze het zonder zou doen, kreeg ze weer een psychose, en daarna de ergste depressie die ik ooit had gezien. Ze zat dagenlang bijna zonder te bewegen in het appartement van haar ouders. Toen ik haar jaren later over die ervaring interviewde -- ze heet Maggie Robbins en is dichteres en psychotherapeute — zei ze: "Ik zong de hele tijd 'Where Have All The Flowers Gone' om me bezig te houden. Om wat mijn geest tegen me zei te onderdrukken. Die zei: “Je bent niets. Je bent niemand. Je verdient het zelfs niet om te leven.” Ik liep voortdurend rond met zelfmoordgedachten." Bij een depressie denk je niet dat je een grijze sluier hebt omgehangen en de wereld bekijkt door de nevel van een slecht humeur. Integendeel, je denkt dat de sluier is weggenomen, de sluier van geluk, en dat je nu ‘echt ziet’. Het is makkelijker om schizofrenen te helpen. Die ervaren dat er iets vreemds in hen zit dat moet worden uitgedreven. Maar dat gaat moeilijk bij depressieve mensen. Wij geloven dat we net nu de waarheid zien. Maar de waarheid liegt. Ik werd geobsedeerd door deze zin: "Maar de waarheid liegt." Ik ontdekte dat depressieve mensen veel waanvoorstellingen hebben. Ze zeggen: "Niemand houdt van me." Je antwoordt: "Ik hou van je, je vrouw houdt van je, je moeder houdt van je." Daarop kan je vrij gemakkelijk een antwoord geven, voor de meeste mensen dan toch. Maar wie depressief is, zal ook zeggen: "Wat we ook doen, op het einde gaan we allemaal dood." Of: "Er kan geen echte communicatie bestaan tussen twee menselijke wezens. Ieder van ons zit gevangen in zijn eigen lichaam." Daarop moet je zeggen: "Dat is waar, maar ik denk dat we ons nu moeten concentreren over wat gaan hebben als ontbijt." (Gelach) Heel veel tijd besteden ze niet aan het uitdrukken van ziekte, maar van inzicht. Wat zo raar is, is dat de meesten onder ons deze existentiële vragen kennen, maar er niet veel aandacht aan schenken. Een bepaalde studie vond ik erg interessant. Een groep van depressieve en een groep van niet-depressieve mensen werd gevraagd om gedurende een uur een videospel te spelen. Na afloop werd hen gevraagd hoeveel monstertjes ze gedood dachten te hebben. De depressieve groep had het meestal juist op 10% na. De depressieve groep had het meestal juist op 10% na. De niet-depressieve mensen schatten tussen 15 en 20 keer zo veel monstertjes — (gelach) — als ze er eigenlijk hadden gedood. Toen ik begon te schrijven over mijn depressie, vonden veel mensen dat het zeer moeilijk moet zijn om uit de kast te komen, om het de mensen te laten weten. Ze zeiden: "Spreken de mensen nu anders met je?" En ik zei: "Ja, dat is zo. Ze praten nu anders met mij omdat ze me nu ook gaan vertellen over hun ervaringen, of de ervaring van hun zuster of hun vriend. Nu weet ik dat depressie het familiegeheim is waar iedereen mee zit. Een paar jaar geleden ging ik naar een conferentie, en op de vrijdag van die driedaagse conferentie, nam een van de deelneemsters me even apart, en zei: "Ik lijd aan een depressie en ben er een beetje beschaamd over, maar ik neem deze medicatie en wilde weten wat u ervan denkt?" Ik probeerde haar zo goed mogelijk advies te geven. Toen zei ze: “Mijn man zou dit nooit begrijpen. Hij is iemand die hier de zin niet kan van inzien, dus vraag ik u om het tussen ons te houden." Ik zei: "Ja, dat is prima." Op de zondag van dezelfde conferentie, nam haar man me ook even apart en zei: "Mijn vrouw zou me geen echte man vinden als ze dit wist, maar ik zit met een depressie en ik neem er medicatie voor. Ik vroeg me af wat u ervan denkt?" Ze verborgen dezelfde medicijnen op twee verschillende plaatsen in dezelfde slaapkamer. Ik zei dat ik dacht dat communicatie misschien de oorzaak was van sommige van hun problemen. (Gelach) Maar ik werd ook getroffen door de lastige aard van dergelijke wederzijdse geheimhouding. Depressie is zo vermoeiend. Ze beneemt zoveel van je tijd en energie. Erover zwijgen maakt het alleen maar erger. Ik begon na te denken over alle manieren waarop mensen zich beter maken. Ik begon als medisch conservatief. Ik dacht dat er enkele therapieën waren die werkten, dat was duidelijk -- je had medicatie, en bepaalde psychotherapieën, misschien ook elektroconvulsietherapie, en dat de rest onzin was. Maar toen ontdekte ik iets. Heb je hersenkanker, en je zegt dat 20 minuten op je hoofd staan elke ochtend je een beter gevoel geeft, dan kan het zijn dat je je beter voelt, maar je hebt nog altijd hersenkanker en je zal er waarschijnlijk nog steeds aan sterven. Maar als je zegt dat je een depressie hebt en 20 minuten per dag op je hoofd staan elke ochtend je een beter gevoel geeft, dan werkt het, omdat depressie een ziekte is van hoe je je voelt. Als je je beter voelt, dan ben je effectief niet meer depressief. Daarom werd ik veel toleranter voor de enorme wereld van alternatieve behandelingen. Ik krijg brieven, honderden brieven van mensen die me vertellen over wat voor hen werkte. Vandaag vroeg iemand me backstage over meditatie. Mijn favoriete brief kwam van een vrouw die schreef dat ze therapie en medicatie had geprobeerd. Ze had vrijwel alles geprobeerd, en nu had ze dé oplossing : kleine dingen maken met garen. (Gelach) Ze stuurde me er enkele van op. (Gelach) Ik draag ze nu niet. Ik stelde haar voor dat ze in het DSM ook obsessief-compulsieve stoornis moest opzoeken. Toch kreeg ik bij het zoeken naar alternatieve behandelingen oog voor andere behandelingen. Ik onderging een tribaal exorcisme in Senegal. Daar was een heleboel ramsbloed bij nodig. Ik zal niet ingaan op de details, maar een paar jaar daarna werkte ik in Rwanda aan een ander project. Ik beschreef die ervaring toevallig aan iemand, en hij zei: "Nou, weet je, dat is West-Afrika, en we zijn hier in Oost-Afrika. Onze rituelen verschillen nogal wat, maar we hebben wat rituelen die lijken op wat u net beschreef." Ik : "Oh." Hij: "Ja, maar we hadden last met westerse geestelijke-gezondheidswerkers, vooral zij die net na de genocide naar hier kwamen." Ik vroeg: "Wat voor problemen hadden jullie?" Hij zei: "Nou, ze deden zo’n bizarre dingen. Ze haalden mensen niet naar buiten in de zon waar ze zich beter zouden voelen. Ze gebruikten geen trommels of muziek om het bloed sneller te laten stromen. Ze betrokken er de hele gemeenschap niet bij. Ze veruitwendigden de depressie niet als een invasieve geest. In plaats daarvan namen ze de mensen apart in groezelige kamertjes en lieten ze een uur praten over de ellende die ze hadden meegemaakt." (Gelach) (Applaus) Hij zei: "We moesten hen vragen om het land te verlaten." (Gelach) Aan het andere eind van de alternatieve behandelingen moet ik het nu hebben over Frank Russakoff. Frank Russakoff had de ergste depressie die ik ooit heb gezien. Hij was constant depressief. Toen ik hem ontmoette kreeg hij elke maand een elektroshockbehandeling. Dan voelde hij zich een week lang gedesoriënteerd. Dan een week goed, maar dan ging het weer een week bergafwaarts naar nog eens een elektroshockbehandeling. Hij vertelde me: "Het is niet te harden. Ik kan zo niet verder, ik heb al gedacht er een eind aan te maken als ik niet beter word, maar ik hoorde over een protocol bij Massachusetts General dat cingulotomie heet, een hersenoperatie. Ik denk dat ik dat ga laten doen. Het verbaasde me dat iemand die zoveel slechte ervaringen met zoveel verschillende behandelingen achter de rug had nog steeds genoeg optimisme kon opbrengen om er nog maar eens een uit te proberen. Hij kreeg de cingulotomie, en ze was ongelooflijk succesvol. We zijn nu vrienden. Hij heeft nu een lieve vrouw en twee mooie kinderen. Hij schreef me de kerst na de operatie een brief en zei: "Mijn vader stuurde me dit jaar twee geschenken. Eerst een gemotoriseerd cd-rek van The Sharper Image dat ik echt niet nodig had, maar ik wist dat hij het mij gaf om te vieren dat ik nu op mezelf woon en een baan heb waar ik van schijn te houden. Het andere geschenk was een foto van mijn grootmoeder, die zelfmoord pleegde. Toen ik ze uitpakte, begon ik te huilen. Mijn moeder zei: “Zit je nu te huilen om familieleden die je nooit hebt gekend?' En ik zei: “Ze had dezelfde ziekte als ik." Ik zit nu te huilen terwijl ik naar je schrijf. Niet omdat ik zelf verdrietig ben, maar ik besef nu dat ik mezelf iets had kunnen aandoen. Mijn ouders hielpen me volhouden. Ook de dokters, en nu deze operatie. Ik leef nog en ben er dankbaar voor. We leven in de juiste tijd, zelfs als dat niet altijd zo aanvoelt." Ik werd getroffen door het feit dat depressie in grote lijnen wordt gezien als iets moderns, westers, middenklasse. Ik wilde nagaan hoe ze voorkwam in een allerlei andere contexten. Wat me het meest interesseerde was hoe depressie zich bij arme mensen manifesteerde. Ik ging na wat werd gedaan voor arme mensen met een depressie. Ik ontdekte dat arme mensen meestal niet werden behandeld voor depressie. Depressie is het resultaat van genetische kwetsbaarheid die vermoedelijk gelijkmatig verdeeld is onder de bevolking, en van uitlokkende omstandigheden die waarschijnlijk ernstiger zijn voor armere mensen. Als je een mooi leven hebt, maar je je toch de hele tijd ellendig voelt, denk je: "Waarom voel ik me zo? Ik moet depressief zijn." En je gaat op zoek naar een behandeling. Maar als je leven erbarmelijk is en je je de hele tijd ellendig voelt, dan denk je dat dat nu eenmaal jouw leven is. Het komt niet bij je op om te denken dat het misschien te behandelen is. Daarom hebben we in dit land een epidemie van depressies bij arme mensen die niet wordt onderkend, niet wordt behandeld en niet wordt aangepakt. Het is een tragedie op grote schaal. Ik ontmoette een academica bezig met een onderzoek in de sloppenwijken buiten D.C. Ze pikte er vrouwen uit die voor andere gezondheidsproblemen waren gekomen en diagnosticeerde hen met depressie. Daarna volgden zes maanden van het experimentele protocol. Een van hen, Lolly, vertelde dit. Ze had 7 kinderen. Ze zei: "Ik moest mijn baan opgeven omdat ik het huis niet meer uit kon. Ik heb mijn kinderen niets te zeggen. ’s Morgens kunnen ze niet rap genoeg de deur uitgaan. Dan ik kruip ik terug in bed en trek de dekens over mijn hoofd. Tegen drie uur komen ze weer thuis, veel te snel. Ik neem hopen Tylenol (pijnstiller), om het even wat, om te kunnen slapen. Mijn man zegt dat ik dom en lelijk ben. Ik wou dat de pijn ophield." Ze doorliep het experimentele protocol en toen ik haar zes maanden later interviewde, had ze een baan in de kinderopvang voor de US Navy. Ze had haar onheuse man verlaten en zei tegen me: "Mijn kinderen zijn nu zoveel gelukkiger. De jongens en de meisjes hebben nu aparte kamers, maar ’s avonds liggen we allemaal samen gezellig in mijn bed het huiswerk te maken. Een wil predikant worden, een brandweerman, en één van de meisjes zegt dat ze advocaat gaat worden. Ze huilen niet meer. Ook het voortdurende ruziemaken is gestopt. Alles wat ik nu nodig heb, zijn mijn kinderen. Alles verandert, de manier waarop ik me kleed, hoe ik me voel, wat ik doe. Ik ben niet meer bang om naar buiten te gaan, en ik denk niet dat die slechte gevoelens terug gaan komen. Zonder dokter Miranda lag ik nu nog steeds thuis met de dekens over mijn hoofd, als ik tenminste nog in leven zou zijn. Ik vroeg de Heer mij een engel te zenden. Hij heeft mijn gebeden verhoord." Deze verhalen ontroerden me echt, en ik besloot er niet alleen een boek, maar ook een artikel over te schrijven. Ik kreeg een opdracht van The New York Times Magazine om over depressie bij de armen te schrijven. Toen ik mijn verhaal had ingeleverd, belde de redactrice me op en zei: "Dit kunnen we echt niet publiceren." Ik zei: "Waarom niet?" Ze zei: "Het is gewoon te vergezocht. Deze mensen bengelen onderaan de samenleving, krijgen een behandeling van een paar maanden en dat zou ze virtueel klaarstomen om bankdirecteur te worden? Het is gewoon te onwaarschijnlijk. Van zoiets heb ik zelfs nog nooit gehoord." Ik zei: "Het feit dat u er nog nooit van hebt gehoord, wijst erop dat het nieuws is. (Gelach) (Applaus) En jullie zijn een nieuwsmagazine." Na nog wat heen en weer gepalaver, stemden ze in. Maar ik denk dat veel van wat ze zei op een of andere rare manier te maken had met de afkeer die mensen nog steeds hebben van behandelingen. Alsof we door veel mensen uit de armere lagen van de bevolking te behandelen, hen zouden benadelen omdat we hen zouden veranderen. Het is een algemeen voorkomend vals moreel imperatief dat de behandeling van depressie, de medicijnen, enzovoort, een kunstmatig ingrijpen en onnatuurlijk is. Ik vind dat zeer misplaatst. Tanduitval is ook natuurlijk, maar ik zie toch niemand actie voeren tegen tandpasta, toch niet in mijn omgeving. Mensen zeggen wel eens: "Is depressie niet iets wat mensen moeten ervaren? Zijn ze geen gevolg van evolutie? Horen ze niet bij je persoonlijkheid?" Tegen hen zeg ik: “Stemming is adaptief. In staat zijn om verdriet, angst, vreugde, plezier en al die andere stemmingen te ervaren, is ongelooflijk waardevol. Een depressie is iets dat gebeurt als dat systeem het laat afweten. Het is maladaptief. Mensen zeggen wel eens: "Als ik het nog een jaartje volhoud, geraak ik er wel uit." Ik zeg dan altijd: "Misschien raak je er wel uit, maar je zult nooit opnieuw 37 zijn. Het leven is kort, en je hebt het over een heel jaar weggooien.” Denk daar eens over na." Het is een vreemd tekort van de Engelse taal, en van vele andere talen, dat we hetzelfde woord ‘depressie’ gebruiken om te beschrijven hoe een kind zich voelt als het regent op zijn verjaardag en om te beschrijven hoe mensen zich voelen net voordat ze zelfmoord plegen. Men zegt me: “Is het geen normaal verdriet, maar dan een beetje erger?" Ik denk dat dat klopt. Er is een zekere mate van continuïteit, maar het is dezelfde continuïteit als het hebben van een ijzeren hek met wat roest dat je kan wegwerken met wat schuren en schilderen, en wat er gebeurt als je je huis 100 jaar in de steek laat en het doorroest totdat je nog een hoopje stof over hebt. Het is dat hoopje stof waar we ons mee moeten gaan bezighouden. Of mensen zeggen: "Nu slik je die gelukspillen, en voel je je nu gelukkig?" Neen. Maar ik voel me niet meer verdrietig omdat ik moet gaan eten, op mijn antwoordapparaat reageren of een douche nemen. Het voelt in feite eerder aan als droef zijn zonder me nietig te voelen. Ik voel me verdrietig omdat er professioneel iets tegenvalt, over kapotte relaties, over de klimaatsopwarming. Dat zijn de dingen waar ik me nu verdrietig over voel. Wat is de conclusie? Hoe komen mensen met een beter leven er doorheen, zelfs met een zwaardere depressie? Vanwaar komt die veerkracht? Na verloop van tijd kwam ik erachter dat de mensen die hun ervaring ontkennen, die zeggen: "Ik was ooit depressief. Daar wil ik niet meer aan denken Het leven gaat door." Ironisch genoeg zijn dat de mensen die er het meest problemen mee hebben. Negeren versterkt de depressie. Als je ze negeert, wordt ze erger. De mensen die het beter doen zijn degenen die kunnen aanvaarden dat ze deze aandoening hebben. Zij die hun depressie kunnen aanvaarden, vertonen veerkracht. Frank Russakoff zei me: "Als ik het opnieuw moest doormaken, denk ik niet dat ik het zo nog zou aanpakken, maar toch ben ik, vreemd genoeg, dankbaar voor wat ik ervaren heb. Ik ben blij dat ik 40 keer in het ziekenhuis ben geweest. Het leerde me zoveel over liefde, mijn relatie met mijn ouders en mijn artsen was zo kostbaar voor mij, en zal dat altijd zijn." En Maggie Robbins zei: "Ik deed vrijwilligerswerk in een aidskliniek. Ik praatte en praatte, en vond die mensen niet erg responsief, en ik dacht: "Dat is niet erg vriendelijk of behulpzaam van ze." Tot ik me realiseerde dat ze niet meer dan een paar minuten gebabbel wilden. Het was gewoon dat ik geen aids had en niet ging sterven, maar er toch kon mee omgaan dat dat voor hen wel zo was. Onze noden zijn onze belangrijkste troeven. Het blijkt dat ik geleerd heb alle dingen te geven waar ik zelf nood aan had." Iemands depressie waarderen voorkomt geen terugval, maar het kan het vooruitzicht van terugval en zelfs terugval zelf gemakkelijker om dragen maken. Het gaat er niet zozeer om een diepere betekenis te vinden en te beslissen dat je depressie zeer zinvol was. Het gaat om die betekenis zoeken en als ze terugkomt, denken: "Dit zal hels zijn, maar ik zal er iets van leren." Ik leerde van mijn eigen depressie hoe groot een emotie kan zijn, hoe ze reëler dan feiten kan worden, en ik vond dat die ervaring mij toeliet om positieve emoties te ervaren op een intensere en gerichtere manier. Het tegendeel van depressie is niet geluk, maar vitaliteit. Nu is mijn leven vitaal zelfs op de dagen dat ik verdrietig ben. Ik voelde die begrafenis in mijn hersenen, en ik zat naast de kolos aan de rand van de wereld, en ik ontdekte iets binnen mezelf wat ik een ziel zou noemen. Zo zou ik het nooit geformuleerd hebben tot op die dag, 20 jaar geleden, toen de hel mij een verrassingsbezoekje kwam brengen. Al haatte ik het depressief zijn en zou het opnieuw haten als het terugkwam, toch vond ik een manier om van mijn depressie te houden. Ik houd ervan omdat ze mij heeft gedwongen om vreugde te vinden en vast te houden. Ik hou ervan omdat ik elke dag besluit, soms speels, en soms tegen de reden van het moment, vast te houden aan de redenen om te leven. En dat, denk ik, is een zeer bevoorrechte verrukking. Bedankt. (Applaus)