"Ik voelde een begrafenis
in mijn hersenen,
rouwenden liepen
heen en weer,
liepen, liepen
tot ik voelde
dat ze bij zinnen kwamen.
Toen ze allemaal zaten,
ging een dienst
slaan als een trom,
slaan, slaan,
tot ik voelde
dat mijn geest
was afgestompt.
Dan hoorde ik ze
een doos optillen
en over mijn ziel kraken
met alweer dezelfde
loden laarzen.
De ruimte begon te tollen
alsof de hemelen
een klok waren,
en het zijn
een oor
en ik en de stilte
een vreemde race,
verwoest, eenzaam, hier.
Net toen brak
een plank in de rede,
en viel ik neer
en neer en neer
en ramde bij elke bots een wereld.
Toen hield het weten op."
We kennen depressie door metaforen.
Emily Dickinson kon ze verwoorden,
Goya kon ze uitbeelden.
Het doel van kunst is grotendeels
het beschrijven van dergelijke toestanden.
Ik had mezelf altijd taai gevonden,
iemand die een concentratiekamp
zou kunnen overleven.
In 1991 overkwamen mij een aantal verliezen.
Mijn moeder stierf,
een relatie liep stuk,
ik kwam terug naar de Verenigde Staten
na enkele jaren in het buitenland.
Ik kwam ongeschonden door al die ervaringen.
Maar drie jaar later, in 1994,
verloor ik mijn interesse in bijna alles.
Ik wilde de dingen
die ik vroeger zo graag deed,
niet meer doen
zonder te weten waarom.
Het tegendeel van depressie
is niet geluk, maar vitaliteit,
en elke vitaliteit
leek me te ontglippen.
Alles was me teveel.
Alles was me teveel.
Als ik thuiskwam
en het rode lampje
van mijn antwoordapparaat knipperde,
dacht ik,
in plaats van blij te zijn
iets te horen van mijn vrienden:
"Wat een hoop mensen
die ik nu weer moet terugbellen."
Als ik ging eten,
dacht ik alleen maar
dat ik nu weer eten moest gaan halen,
het opdienen,
het snijden, kauwen en slikken.
Ik zag het als een lijdensweg.
Wat bijna altijd onvermeld blijft
bij discussies over depressie
is dat je weet dat het belachelijk is.
Je weet dat het belachelijk is,
terwijl je het meemaakt.
Al weet je dat het de meeste mensen lukt
om naar hun berichten
te luisteren, te eten,
een douche te nemen,
naar buiten te gaan
zonder problemen,
toch kan jij het niet aan
en vind je geen manier
om het op te lossen.
Ik begon steeds minder te doen,
minder te denken
minder te voelen.
Het was een gevoel van onbenulligheid.
Dan kwam de angst.
Als je me zou zeggen
dat ik een hele maand
depressief zou zijn,
zou ik zeggen: "Als het in november
gedaan zal zijn, kan ik het aan."
Maar als je tegen me zou zeggen:
"Je gaat de volgende maand
acute angst doormaken",
had ik nog liever
mijn polsen doorgesneden.
Het is dat gevoel
dat je valt
en de grond op je af komt,
maar in plaats van een halve seconde
heb je dat gevoel zes maanden lang.
Een gevoel van altijd bang zijn,
maar zelfs niet te weten
waar je bang van bent.
Ik begon te denken
dat het te pijnlijk was
om te blijven leven.
De enige reden
om er geen einde aan te maken,
was dat ik anderen zou kwetsen.
Op een dag werd ik wakker
en dacht dat ik misschien
een beroerte had.
Ik lag als verlamd in bed,
keek naar de telefoon en dacht:
"Er is iets mis.
Ik moet om hulp bellen."
Maar ik kon mijn arm niet uitsteken,
de telefoon pakken en bellen.
Na vier uur liggen staren,
ging de telefoon.
Op de een of andere manier
lukte ik erin hem op te nemen.
Het was mijn vader,
en ik zei:
"Ik zit met een serieus probleem.
We moeten iets doen."
De volgende dag begon ik
met medicatie en therapie.
Ik moest ook zien af te rekenen
met deze vreselijke vraag:
“Als ik dan toch niet zo taai ben
dat ik een concentratiekamp
zou overleven,
wie ben ik dan wel?
Als ik pillen moet slikken,
maken die me meer mezelf,
of maken ze me iemand anders?
En hoe voel ik me daarbij,
iemand anders te zijn?”
Ik had twee voordelen
toen ik de strijd aanging.
Ten eerste wist ik dat ik,
objectief gezien,
een mooi leven had,
en dat ik alleen maar
hoefde te genezen,
om iets terug te vinden
dat de moeite waard was
om voor te leven.
En ten tweede dat ik toegang had
tot een goede behandeling.
Toch kwam ik eruit en herviel,
kwam eruit en herviel,
kwam eruit en herviel,
om ten slotte erachter te komen
dat ik voor altijd
medicatie en therapie
zou nodig hebben.
Ik dacht: "Is het een chemisch
of een psychologisch probleem?
Is er een chemische
of een filosofische behandeling nodig?"
Ik kwam er niet uit.
Toen begreep ik
dat we op beide gebieden
nog niet genoeg geavanceerd zijn
om het helemaal te verklaren.
Zowel de chemische
als de psychologische behandeling
hebben beide hun rol te spelen.
Depressie was iets
dat zo diep met ons wezen
was vervlochten
dat het niet te scheiden was
van ons karakter
en onze persoonlijkheid.
Behandeld worden
voor depressie is verschrikkelijk.
Het werkt niet erg goed.
En kost stukken van mensen.
Behandelingen hebben
ontelbare bijwerkingen.
Ze zijn rampzalig.
Maar ik ben zo dankbaar
dat ik nu leef
en niet vijftig jaar geleden.
Toen kon er bijna niets
aan worden gedaan.
Ik hoop dat 50 jaar na nu,
als mensen over mijn behandelingen horen
ze geschokt zullen zijn dat iedereen
zo’n primitieve wetenschap
moest doorstaan.
Depressie is de fout in de liefde.
Als je getrouwd zou zijn en denken:
"Nou, als mijn vrouw sterft,
vind ik wel een andere",
zou dat niet de liefde zijn
die we kennen.
Liefde kan niet bestaan
zonder de anticipatie van verlies,
en dat spook van wanhoop
kan de drijfveer van intimiteit zijn.
Er zijn drie dingen
die mensen neigen te verwarren:
depressie, verdriet en droefheid.
Verdriet is expliciet reactief.
Als je iets of iemand kwijtraakt
en je je ongelooflijk ongelukkig voelt,
en je zes maanden later
nog steeds diep triest bent,
maar je toch wat beter functioneert,
dan is het waarschijnlijk verdriet,
en het zal waarschijnlijk
uiteindelijk in zekere mate overgaan.
Als je een catastrofaal verlies kent,
en je je verschrikkelijk voelt,
en je zes maanden later
nauwelijks kunt functioneren,
dan is het waarschijnlijk een depressie
die geactiveerd werd
door de rampzalige omstandigheden.
Het traject vertelt ons veel.
Mensen zien depressie
als gewoon verdriet.
Maar het is veel,
veel te veel droefheid,
veel te veel verdriet
door een veel te kleine oorzaak.
Door depressie te willen begrijpen,
en door mensen te interviewen
die het hadden ervaren,
ontdekte ik dat er mensen waren
die oppervlakkig een relatief
milde depressie leken te hebben,
er toch volkomen
door uitgeschakeld werden.
Terwijl andere mensen die,
zoals ze het zelf beschreven,
een vreselijk ernstige depressie hadden
toch een normaal leven konden leiden
tussen hun depressieve perioden.
Ik wilde uitzoeken
hoe het komt dat sommigen
veerkrachtiger zijn.
Wat zijn de mechanismen
die mensen laten overleven?
Ik interviewde veel mensen
die leden aan een depressie.
Een van de eersten
beschreef depressie
als een tragere manier van dood zijn.
Goed dat ik dat hoorde
omdat het me eraan herinnerde
dat die trage manier van dood zijn
kan leiden tot echt dood zijn,
dat dit een ernstig iets was.
Het is wereldwijd de ernstigste handicap.
Elke dag sterven mensen eraan.
Een van de mensen
met wie ik sprak
toen ik dit probeerde te begrijpen,
was een geliefde vriendin
die ik al vele jaren kende.
Ze had een psychotische periode doorgemaakt
in haar eerste jaar universiteit
en was vervolgens
in een gruwelijke depressie vervallen.
Ze had de bipolaire ziekte
of manische depressie,
zoals het toen heette.
Ze voelde zich vele jaren lang
heel goed met lithium.
Toen ze uiteindelijk
geen lithium meer kreeg
om te zien hoe ze het
zonder zou doen,
kreeg ze weer een psychose,
en daarna de ergste depressie
die ik ooit had gezien.
Ze zat dagenlang
bijna zonder te bewegen
in het appartement van haar ouders.
Toen ik haar jaren later
over die ervaring interviewde --
ze heet Maggie Robbins
en is dichteres en psychotherapeute —
zei ze:
"Ik zong de hele tijd
'Where Have All The Flowers Gone'
om me bezig te houden.
Om wat mijn geest
tegen me zei te onderdrukken.
Die zei: “Je bent niets.
Je bent niemand.
Je verdient het zelfs niet om te leven.”
Ik liep voortdurend rond
met zelfmoordgedachten."
Bij een depressie
denk je niet dat je
een grijze sluier hebt omgehangen
en de wereld bekijkt door de nevel
van een slecht humeur.
Integendeel, je denkt
dat de sluier is weggenomen,
de sluier van geluk,
en dat je nu ‘echt ziet’.
Het is makkelijker
om schizofrenen te helpen.
Die ervaren dat er
iets vreemds in hen zit
dat moet worden uitgedreven.
Maar dat gaat moeilijk
bij depressieve mensen.
Wij geloven dat we
net nu de waarheid zien.
Maar de waarheid liegt.
Ik werd geobsedeerd door deze zin:
"Maar de waarheid liegt."
Ik ontdekte dat depressieve mensen
veel waanvoorstellingen hebben.
Ze zeggen: "Niemand houdt van me."
Je antwoordt: "Ik hou van je,
je vrouw houdt van je,
je moeder houdt van je."
Daarop kan je vrij gemakkelijk
een antwoord geven,
voor de meeste mensen dan toch.
Maar wie depressief is,
zal ook zeggen:
"Wat we ook doen,
op het einde gaan we allemaal dood."
Of: "Er kan geen echte
communicatie bestaan
tussen twee menselijke wezens.
Ieder van ons zit gevangen
in zijn eigen lichaam."
Daarop moet je zeggen:
"Dat is waar,
maar ik denk dat we ons
nu moeten concentreren
over wat gaan hebben als ontbijt."
(Gelach)
Heel veel tijd besteden ze
niet aan het uitdrukken van ziekte,
maar van inzicht.
Wat zo raar is,
is dat de meesten onder ons
deze existentiële vragen kennen,
maar er niet veel aandacht aan schenken.
Een bepaalde studie
vond ik erg interessant.
Een groep van depressieve
en een groep van niet-depressieve mensen
werd gevraagd om gedurende een uur
een videospel te spelen.
Na afloop werd hen gevraagd
hoeveel monstertjes
ze gedood dachten te hebben.
De depressieve groep
had het meestal juist op 10% na.
De depressieve groep
had het meestal juist op 10% na.
De niet-depressieve mensen
schatten tussen 15 en 20 keer zo veel
monstertjes — (gelach) —
als ze er eigenlijk hadden gedood.
Toen ik begon te schrijven
over mijn depressie,
vonden veel mensen
dat het zeer moeilijk moet zijn
om uit de kast te komen,
om het de mensen te laten weten.
Ze zeiden:
"Spreken de mensen nu anders met je?"
En ik zei: "Ja, dat is zo.
Ze praten nu anders met mij
omdat ze me nu ook gaan vertellen
over hun ervaringen,
of de ervaring van hun zuster
of hun vriend.
Nu weet ik
dat depressie het familiegeheim is
waar iedereen mee zit.
Een paar jaar geleden
ging ik naar een conferentie,
en op de vrijdag
van die driedaagse conferentie,
nam een van de deelneemsters
me even apart, en zei:
"Ik lijd aan een depressie en
ben er een beetje beschaamd over,
maar ik neem deze medicatie
en wilde weten wat u ervan denkt?"
Ik probeerde haar
zo goed mogelijk advies te geven.
Toen zei ze:
“Mijn man zou dit nooit begrijpen.
Hij is iemand die hier
de zin niet kan van inzien,
dus vraag ik u
om het tussen ons te houden."
Ik zei: "Ja, dat is prima."
Op de zondag van dezelfde conferentie,
nam haar man me ook even apart
en zei: "Mijn vrouw zou me
geen echte man vinden als ze dit wist,
maar ik zit met een depressie
en ik neem er medicatie voor.
Ik vroeg me af wat u ervan denkt?"
Ze verborgen
dezelfde medicijnen
op twee verschillende plaatsen
in dezelfde slaapkamer.
Ik zei dat ik dacht
dat communicatie
misschien de oorzaak was
van sommige van hun problemen.
(Gelach)
Maar ik werd ook getroffen
door de lastige aard
van dergelijke wederzijdse geheimhouding.
Depressie is zo vermoeiend.
Ze beneemt zoveel van je tijd en energie.
Erover zwijgen
maakt het alleen maar erger.
Ik begon na te denken
over alle manieren
waarop mensen zich beter maken.
Ik begon als medisch conservatief.
Ik dacht dat er enkele therapieën
waren die werkten,
dat was duidelijk --
je had medicatie,
en bepaalde psychotherapieën,
misschien ook elektroconvulsietherapie,
en dat de rest onzin was.
Maar toen ontdekte ik iets.
Heb je hersenkanker,
en je zegt dat 20 minuten
op je hoofd staan
elke ochtend
je een beter gevoel geeft,
dan kan het zijn dat je je beter voelt,
maar je hebt nog altijd hersenkanker
en je zal er waarschijnlijk
nog steeds aan sterven.
Maar als je zegt
dat je een depressie hebt
en 20 minuten per dag
op je hoofd staan
elke ochtend
je een beter gevoel geeft, dan werkt het,
omdat depressie een ziekte is
van hoe je je voelt.
Als je je beter voelt,
dan ben je effectief
niet meer depressief.
Daarom werd ik veel toleranter
voor de enorme wereld
van alternatieve behandelingen.
Ik krijg brieven, honderden brieven
van mensen die me vertellen
over wat voor hen werkte.
Vandaag vroeg iemand me backstage
over meditatie.
Mijn favoriete brief
kwam van een vrouw
die schreef dat ze therapie
en medicatie had geprobeerd.
Ze had vrijwel alles geprobeerd,
en nu had ze dé oplossing :
kleine dingen maken met garen.
(Gelach)
Ze stuurde me er enkele van op.
(Gelach)
Ik draag ze nu niet.
Ik stelde haar voor dat ze in het DSM
ook obsessief-compulsieve stoornis
moest opzoeken.
Toch kreeg ik bij het zoeken
naar alternatieve behandelingen
oog voor andere behandelingen.
Ik onderging een tribaal exorcisme in Senegal.
Daar was een heleboel ramsbloed bij nodig.
Ik zal niet ingaan op de details,
maar een paar jaar daarna werkte ik
in Rwanda aan een ander project.
Ik beschreef die ervaring
toevallig aan iemand,
en hij zei: "Nou, weet je,
dat is West-Afrika,
en we zijn hier in Oost-Afrika.
Onze rituelen verschillen nogal wat,
maar we hebben wat rituelen
die lijken op wat u net beschreef."
Ik : "Oh."
Hij: "Ja, maar
we hadden last met westerse
geestelijke-gezondheidswerkers,
vooral zij die net na de genocide
naar hier kwamen."
Ik vroeg: "Wat voor problemen
hadden jullie?"
Hij zei: "Nou,
ze deden zo’n bizarre dingen.
Ze haalden mensen
niet naar buiten in de zon
waar ze zich beter zouden voelen.
Ze gebruikten geen trommels of muziek
om het bloed sneller te laten stromen.
Ze betrokken er
de hele gemeenschap niet bij.
Ze veruitwendigden de depressie niet
als een invasieve geest.
In plaats daarvan namen ze
de mensen apart
in groezelige kamertjes
en lieten ze een uur praten
over de ellende
die ze hadden meegemaakt."
(Gelach) (Applaus)
Hij zei: "We moesten hen vragen
om het land te verlaten."
(Gelach)
Aan het andere eind
van de alternatieve behandelingen
moet ik het nu hebben
over Frank Russakoff.
Frank Russakoff
had de ergste depressie
die ik ooit heb gezien.
Hij was constant depressief.
Toen ik hem ontmoette
kreeg hij elke maand
een elektroshockbehandeling.
Dan voelde hij zich
een week lang gedesoriënteerd.
Dan een week goed,
maar dan ging het weer
een week bergafwaarts
naar nog eens
een elektroshockbehandeling.
Hij vertelde me:
"Het is niet te harden.
Ik kan zo niet verder,
ik heb al gedacht
er een eind aan te maken
als ik niet beter word,
maar ik hoorde over een protocol
bij Massachusetts General
dat cingulotomie heet,
een hersenoperatie.
Ik denk dat ik dat ga laten doen.
Het verbaasde me
dat iemand
die zoveel slechte ervaringen
met zoveel verschillende behandelingen
achter de rug had
nog steeds genoeg optimisme kon opbrengen
om er nog maar eens
een uit te proberen.
Hij kreeg de cingulotomie,
en ze was ongelooflijk succesvol.
We zijn nu vrienden.
Hij heeft nu een lieve vrouw
en twee mooie kinderen.
Hij schreef me de kerst
na de operatie een brief
en zei:
"Mijn vader stuurde me dit jaar
twee geschenken.
Eerst een gemotoriseerd cd-rek
van The Sharper Image
dat ik echt niet nodig had,
maar ik wist dat hij het mij gaf
om te vieren dat ik nu op mezelf woon
en een baan heb
waar ik van schijn te houden.
Het andere geschenk
was een foto van mijn grootmoeder,
die zelfmoord pleegde.
Toen ik ze uitpakte,
begon ik te huilen.
Mijn moeder zei:
“Zit je nu te huilen om familieleden
die je nooit hebt gekend?'
En ik zei:
“Ze had dezelfde ziekte als ik."
Ik zit nu te huilen
terwijl ik naar je schrijf.
Niet omdat ik zelf verdrietig ben,
maar ik besef nu
dat ik mezelf iets had kunnen aandoen.
Mijn ouders hielpen me volhouden.
Ook de dokters,
en nu deze operatie.
Ik leef nog en ben er dankbaar voor.
We leven in de juiste tijd,
zelfs als dat niet altijd zo aanvoelt."
Ik werd getroffen
door het feit dat depressie
in grote lijnen wordt gezien
als iets moderns, westers,
middenklasse.
Ik wilde nagaan hoe ze voorkwam
in een allerlei andere contexten.
Wat me het meest interesseerde was
hoe depressie zich
bij arme mensen manifesteerde.
Ik ging na wat werd gedaan
voor arme mensen met een depressie.
Ik ontdekte dat arme mensen
meestal niet werden
behandeld voor depressie.
Depressie is het resultaat
van genetische kwetsbaarheid
die vermoedelijk gelijkmatig
verdeeld is onder de bevolking,
en van uitlokkende omstandigheden
die waarschijnlijk ernstiger zijn
voor armere mensen.
Als je een mooi leven hebt,
maar je je toch de hele tijd ellendig voelt,
denk je: "Waarom voel ik me zo?
Ik moet depressief zijn."
En je gaat op zoek
naar een behandeling.
Maar als je leven erbarmelijk is
en je je de hele tijd ellendig voelt,
dan denk je dat
dat nu eenmaal jouw leven is.
Het komt niet bij je op
om te denken
dat het misschien te behandelen is.
Daarom hebben we in dit land
een epidemie van depressies
bij arme mensen
die niet wordt onderkend,
niet wordt behandeld
en niet wordt aangepakt.
Het is een tragedie op grote schaal.
Ik ontmoette een academica
bezig met een onderzoek
in de sloppenwijken buiten D.C.
Ze pikte er vrouwen uit die voor andere gezondheidsproblemen waren gekomen
en diagnosticeerde hen met depressie.
Daarna volgden zes maanden
van het experimentele protocol.
Een van hen, Lolly,
vertelde dit.
Ze had 7 kinderen.
Ze zei:
"Ik moest mijn baan opgeven
omdat ik het huis niet meer uit kon.
Ik heb mijn kinderen niets te zeggen.
’s Morgens kunnen ze
niet rap genoeg de deur uitgaan.
Dan ik kruip ik terug in bed
en trek de dekens over mijn hoofd.
Tegen drie uur komen ze weer thuis,
veel te snel.
Ik neem hopen Tylenol (pijnstiller),
om het even wat,
om te kunnen slapen.
Mijn man zegt
dat ik dom en lelijk ben.
Ik wou dat de pijn ophield."
Ze doorliep het experimentele protocol
en toen ik haar zes maanden later interviewde,
had ze een baan in de kinderopvang
voor de US Navy.
Ze had haar onheuse man verlaten
en zei tegen me:
"Mijn kinderen zijn nu zoveel gelukkiger.
De jongens en de meisjes
hebben nu aparte kamers,
maar ’s avonds liggen we allemaal
samen gezellig in mijn bed
het huiswerk te maken.
Een wil predikant worden,
een brandweerman,
en één van de meisjes zegt
dat ze advocaat gaat worden.
Ze huilen niet meer.
Ook het voortdurende ruziemaken is gestopt.
Alles wat ik nu nodig heb,
zijn mijn kinderen.
Alles verandert,
de manier waarop ik me kleed,
hoe ik me voel, wat ik doe.
Ik ben niet meer bang
om naar buiten te gaan,
en ik denk niet dat
die slechte gevoelens terug gaan komen.
Zonder dokter Miranda
lag ik nu nog steeds thuis
met de dekens over mijn hoofd,
als ik tenminste nog in leven zou zijn.
Ik vroeg de Heer
mij een engel te zenden.
Hij heeft mijn gebeden verhoord."
Deze verhalen ontroerden me echt,
en ik besloot er niet alleen een boek,
maar ook een artikel over te schrijven.
Ik kreeg een opdracht
van The New York Times Magazine
om over depressie bij de armen te schrijven.
Toen ik mijn verhaal had ingeleverd,
belde de redactrice me op en zei:
"Dit kunnen we echt niet publiceren."
Ik zei: "Waarom niet?"
Ze zei: "Het is gewoon te vergezocht.
Deze mensen bengelen
onderaan de samenleving,
krijgen een behandeling
van een paar maanden
en dat zou ze virtueel klaarstomen
om bankdirecteur te worden?
Het is gewoon te onwaarschijnlijk.
Van zoiets heb ik zelfs nog nooit gehoord."
Ik zei: "Het feit dat u er
nog nooit van hebt gehoord,
wijst erop dat het nieuws is.
(Gelach) (Applaus)
En jullie zijn een nieuwsmagazine."
Na nog wat heen en weer gepalaver,
stemden ze in.
Maar ik denk
dat veel van wat ze zei
op een of andere rare manier
te maken had
met de afkeer die mensen
nog steeds hebben
van behandelingen.
Alsof we door veel mensen
uit de armere lagen
van de bevolking te behandelen,
hen zouden benadelen
omdat we hen zouden veranderen.
Het is een algemeen voorkomend
vals moreel imperatief
dat de behandeling van depressie,
de medicijnen, enzovoort,
een kunstmatig ingrijpen
en onnatuurlijk is.
Ik vind dat zeer misplaatst.
Tanduitval is ook natuurlijk,
maar ik zie toch niemand
actie voeren tegen tandpasta,
toch niet in mijn omgeving.
Mensen zeggen wel eens:
"Is depressie
niet iets wat mensen
moeten ervaren?
Zijn ze geen gevolg van evolutie?
Horen ze niet bij je persoonlijkheid?"
Tegen hen zeg ik:
“Stemming is adaptief.
In staat zijn om verdriet, angst,
vreugde, plezier
en al die andere stemmingen te ervaren,
is ongelooflijk waardevol.
Een depressie is iets dat gebeurt
als dat systeem het laat afweten.
Het is maladaptief.
Mensen zeggen wel eens:
"Als ik het nog een jaartje volhoud,
geraak ik er wel uit."
Ik zeg dan altijd:
"Misschien raak je er wel uit,
maar je zult nooit opnieuw 37 zijn.
Het leven is kort,
en je hebt het
over een heel jaar weggooien.”
Denk daar eens over na."
Het is een vreemd tekort
van de Engelse taal,
en van vele andere talen,
dat we hetzelfde woord ‘depressie’ gebruiken
om te beschrijven
hoe een kind zich voelt
als het regent op zijn verjaardag
en om te beschrijven
hoe mensen zich voelen
net voordat ze zelfmoord plegen.
Men zegt me: “Is het geen normaal verdriet,
maar dan een beetje erger?"
Ik denk dat dat klopt.
Er is een zekere mate van continuïteit,
maar het is dezelfde continuïteit
als het hebben van een ijzeren hek
met wat roest
dat je kan wegwerken
met wat schuren en schilderen,
en wat er gebeurt als je je huis
100 jaar in de steek laat
en het doorroest totdat je nog
een hoopje stof over hebt.
Het is dat hoopje stof
waar we ons mee moeten gaan bezighouden.
Of mensen zeggen:
"Nu slik je die gelukspillen,
en voel je je nu gelukkig?"
Neen.
Maar ik voel me niet meer verdrietig
omdat ik moet gaan eten,
op mijn antwoordapparaat reageren
of een douche nemen.
Het voelt in feite eerder aan
als droef zijn
zonder me nietig te voelen.
Ik voel me verdrietig
omdat er professioneel iets tegenvalt,
over kapotte relaties,
over de klimaatsopwarming.
Dat zijn de dingen
waar ik me nu verdrietig over voel.
Wat is de conclusie?
Hoe komen mensen
met een beter leven
er doorheen, zelfs
met een zwaardere depressie?
Vanwaar komt die veerkracht?
Na verloop van tijd kwam ik erachter
dat de mensen
die hun ervaring ontkennen,
die zeggen:
"Ik was ooit depressief.
Daar wil ik niet meer aan denken
Het leven gaat door."
Ironisch genoeg zijn dat de mensen
die er het meest problemen mee hebben.
Negeren versterkt de depressie.
Als je ze negeert,
wordt ze erger.
De mensen die het beter doen
zijn degenen die kunnen aanvaarden
dat ze deze aandoening hebben.
Zij die hun depressie kunnen aanvaarden,
vertonen veerkracht.
Frank Russakoff zei me:
"Als ik het opnieuw moest doormaken,
denk ik niet dat ik het
zo nog zou aanpakken,
maar toch ben ik, vreemd genoeg, dankbaar
voor wat ik ervaren heb.
Ik ben blij dat ik 40 keer
in het ziekenhuis ben geweest.
Het leerde me zoveel over liefde,
mijn relatie met mijn ouders
en mijn artsen
was zo kostbaar voor mij,
en zal dat altijd zijn."
En Maggie Robbins zei:
"Ik deed vrijwilligerswerk
in een aidskliniek.
Ik praatte en praatte,
en vond die mensen
niet erg responsief, en ik dacht:
"Dat is niet erg vriendelijk
of behulpzaam van ze."
Tot ik me realiseerde
dat ze niet meer dan een paar minuten
gebabbel wilden.
Het was gewoon dat ik
geen aids had en niet ging sterven,
maar er toch kon mee omgaan
dat dat voor hen wel zo was.
Onze noden zijn onze belangrijkste troeven.
Het blijkt dat ik geleerd heb
alle dingen te geven
waar ik zelf nood aan had."
Iemands depressie waarderen
voorkomt geen terugval,
maar het kan het vooruitzicht van terugval
en zelfs terugval zelf
gemakkelijker om dragen maken.
Het gaat er niet zozeer om
een diepere betekenis te vinden
en te beslissen
dat je depressie zeer zinvol was.
Het gaat om die betekenis zoeken
en als ze terugkomt, denken:
"Dit zal hels zijn,
maar ik zal er iets van leren."
Ik leerde van mijn eigen depressie
hoe groot een emotie kan zijn,
hoe ze reëler dan feiten kan worden,
en ik vond dat die ervaring
mij toeliet om positieve emoties te ervaren
op een intensere en gerichtere manier.
Het tegendeel van depressie
is niet geluk,
maar vitaliteit.
Nu is mijn leven vitaal
zelfs op de dagen dat ik verdrietig ben.
Ik voelde die begrafenis in mijn hersenen,
en ik zat naast de kolos
aan de rand van de wereld,
en ik ontdekte
iets binnen mezelf
wat ik een ziel zou noemen.
Zo zou ik het nooit geformuleerd hebben
tot op die dag, 20 jaar geleden,
toen de hel mij
een verrassingsbezoekje kwam brengen.
Al haatte ik het depressief zijn
en zou het opnieuw haten
als het terugkwam,
toch vond ik een manier
om van mijn depressie te houden.
Ik houd ervan omdat ze mij heeft gedwongen
om vreugde te vinden
en vast te houden.
Ik hou ervan omdat ik elke dag besluit,
soms speels,
en soms tegen de reden van het moment,
vast te houden aan de redenen om te leven.
En dat, denk ik,
is een zeer bevoorrechte verrukking.
Bedankt.
(Applaus)