Kan ik de handen zien
of geklap horen
van mensen van verschillende generaties?
Ik zou willen weten hoeveel
er hier tussen 3 en 12 jaar oud zijn.
(Gelach)
Geen, hè?
Goed.
Ik ga het hebben over dinosaurussen.
Herinner je je nog dinosaurussen van toen je zo oud was?
(Applaus)
Dinosaurussen zijn wel grappig, weet je.
(Gelach)
We gaan het even van de andere kant bekijken.
Ik hoop dat jullie dat beseffen.
Ik geef je mijn boodschap meteen maar:
"Probeer om niet uit te sterven."
(Gelach)
Dat is het.
(Gelach)
Mensen vragen me veel -
een van de meest gestelde vragen
is waarom kinderen zo gek zijn van dinosaurussen.
Vanwaar de fascinatie?
Ik zeg dan meestal:
"Dinosaurussen waren groot,
anders en weg."
Ze zijn allemaal verdwenen.
Dat is niet waar,
maar daar komen we straks wel aan.
Maar dat is het thema:
"Groot, anders en weg."
De titel van mijn verhaal:
'Gedaanteverwisselende Dinosaurussen:
De Oorzaak van een Voortijdig Uitsterven.'
Ik ga ervan uit dat we ons de dinosaurussen herinneren.
Er zijn heel veel verschillende vormen.
Veel verschillende soorten.
Een lange tijd geleden,
in de vroege jaren 1900
waren musea op zoek naar dinosaurussen.
Ze gingen erop uit en verzamelden ze.
Dit is een interessant verhaal.
Ieder museum wilde er graag eentje hebben die een beetje groter
of beter was dan die van de andere.
Dus als het museum in Toronto
een grote Tyrannosaurus tentoonstelde,
wilde het museum in Ottawa een grotere
en betere.
Zo ging het overal.
Iedereen was op zoek
naar grotere en betere dinosaurussen.
Dit was in de vroege jaren 1900.
Rond 1970,
begonnen sommige wetenschappers
zich af te vragen: "Hoe kan dat?
Kijk naar deze dinosaurussen.
Ze zijn allemaal groot.
Waar zijn dan de kleintjes?"
Ze dachten erover na,
schreven er zelfs papers over:
"Waar zijn de kleine dinosaurussen?"
(Gelach)
Ga eens in een museum kijken
hoe veel babydinosaurussen er zijn.
Mensen veronderstelden - en dit was eigenlijk het probleem -
mensen dachten dat
kleine dinosaurussen,
jonge dinosaurussen
gemakkelijk te identificeren zouden zijn.
Je zou dan een grote dinosaurus
en een kleinere dinosaurus hebben.
Maar ze hadden alleen maar grote dinosaurussen.
Het komt door een paar dingen.
Ten eerste, wetenschappers hebben ego's.
Wetenschappers geven dinosaurussen graag een naam.
Ze vinden het leuk om iets te benoemen.
Iedereen houdt ervan een dier zijn naam te hebben gegeven.
(Gelach)
Elke keer dat ze iets vonden dat er een beetje anders uitzag,
noemden ze het iets anders.
Daardoor hebben we nu natuurlijk
massa's verschillende dinosaurussen.
In 1975
ging er bij iemand een lampje branden.
Dr. Peter Dodson
aan de Universiteit van Pennsylvania
realiseerde zich
dat dinosauriërs
een beetje zoals vogels groeiden.
Dat verschilt
van de manier waarop reptielen groeien.
In feite
gebruikte hij de kasuaris als voorbeeld.
Dat is wel cool - als je naar de kasuaris kijkt,
of enige andere vogels met een kam,
dan groeien ze
tot ongeveer 80 procent van de volwassen grootte
voor de kam begint te groeien.
Denk daar even over na.
In principe behouden ze hun juveniele kenmerken
tot zeer laat in wat wij de ontogenie noemen.
Allometrische craniale ontogenie
is relatieve schedelgroei.
Als je er dus
een vindt
die 80 procent volgroeid is,
en je wist niet dat het een kasuaris zou worden,
dan zou je denken dat ze twee verschillende dieren waren.
Dit was een probleem,
en Peter Dodson maakte het duidelijk
aan de hand van enkele eendenbekdinosaurussen,
toen nog Hypacrosaurus genoemd.
Hij ging uit
van een baby en een volwassen dier
en maakte een gemiddelde van hoe het er zou moeten uitzien,
als het zich lineair zou ontwikkelen.
Het zou een kam hebben
van de halve grootte als van de volwassene.
De werkelijke halfwas
had echter bij 65 procent ontwikkeling
nog helemaal geen kam.
Dit was interessant.
Dit is waar
ze weer de mist ingingen.
Als ze Peter Dodsons werk
hadden verder gezet
dan zouden we een stuk minder dinosaurussen
hebben.
Maar wetenschappers hebben ego's.
Ze vinden het leuk om dingen te benoemen.
Ze bleven dinosaurussen benoemen
omdat ze anders waren.
Nu hebben we een manier om daadwerkelijk te testen
om te zien of een dinosaurus, of een ander dier,
een jong of een ouder dier is.
Door hun botten open te zagen.
Maar de botten van een dinosaurus openzagen
valt niet mee, zoals je je kan voorstellen.
Voor musea
zijn botten kostbaar.
In een museum dragen ze er heel goed zorg voor.
Ze bewaren ze in schuim in kleine containers.
Ze worden er erg goed verzorgd.
Ze vind het niet leuk als je komt vragen
om ze open te zagen om er een kijkje in te nemen.
(Gelach)
Normaal gesproken laten ze dat niet toe.
Maar ik heb zelf een museum
en ik verzamel dinosaurussen.
Ik kan de mijne dus openzagen.
Dat doe ik dan ook.
(Applaus)
Als je een jonge dinosaurus opensnijdt,
is de binnenkant zeer sponsachtig, zoals A.
De botten van een oudere dinosaurus
zijn erg massief.
Je kan zien dat het volwassen bot is.
Het is heel makkelijk om ze uit elkaar te houden.
Ik wil
je deze nog laten zien.
In Noord-Amerika in de Noordelijke Vlakten van de Verenigde Staten
en de Zuidelijke Vlakten van Alberta en Saskatchewan,
vind je dit rotsmassief, de Hell Creek Formation.
Daar vind je de laatste dinosauriërs die op aarde leefden.
12 ervan
kent iedereen -
Ik bedoel de 12 primaire dinosaurussen
die uitgestorven zijn.
Die zullen we evalueren.
Dat is wat ik heb gedaan.
Mijn studenten, mijn staf
hebben ze opengezaagd.
Zoals je je kunt voorstellen,
is het openzagen van een beenbot een ding,
maar als je naar een museum gaat
en zegt: "Mag ik
die dinoschedel openzagen?",
zeggen ze: "Daar is de deur."
(Gelach)
Hier zijn 12 dinosaurussen.
We gaan de eerste drie bekijken.
Ze heten Pachycephalosaurussen.
Iedereen weet
dat deze drie dieren verwant zijn.
We veronderstelden
een beetje
als neven of zoiets van elkaar.
Maar niemand heeft er ooit aan gedacht
dat ze misschien nauwer verwant zouden zijn.
Mensen keken
vooral naar de verschillen.
Je weet allemaal
dat als je de verwantschap
met je broer of je zus wil vaststellen,
je dat niet kunt doen door te kijken naar de verschillen.
Dat gaat alleen
door te kijken naar overeenkomsten.
Mensen hadden het
er alleen over hoe verschillend ze zijn.
Pachycephalosaurus heeft een grote, dikke bult op zijn kop,
een paar kleine bultjes op de achterkant ervan
en ook een bos knoestige dingen op het einde van zijn neus.
Stygimoloch, een andere dinosaurus
uit hetzelfde tijdperk, leefde in dezelfde tijd.
Hij heeft uitsteeksels aan de achterkant van zijn kop.
Het heeft een erg kleine bult
en nog een bos knoestige dingen op zijn neus.
Dan heb je nog Dracorex,
Zweinsteins Oog.
Raad eens waar dat vandaan kwam? Dragon.
Hier is een dinosaurus
met wat uitsteeksels op zijn kop, geen bult
en knoestige dingen op zijn neus.
Niemand had opgemerkt dat dat knoestige spul op elkaar leek.
Maar ze keken naar deze drie
en zeiden: "Dat zijn drie verschillende dinosaurussen,
en Dracorex is waarschijnlijk de meest primitieve ervan.
En de andere is dan weer primitiever dan de andere.
Het is me onduidelijk
hoe ze deze drie eigenlijk uit elkaar hielden.
Maar als je die drie schedels
gewoon achter elkaar legt,
ziet het er zo uit.
Dracorex is de kleinste,
Stygimoloch de middelste en
Pachycephalosaurus de grootste.
Je zou denken
dat dat je een aanwijzing zou geven.
(Gelach)
Maar het gaf ze geen aanwijzing.
Wij weten ook waarom.
Wetenschappers vinden het leuk om dingen te benoemen.
Toen we Dracorex
opensneden -
ik sneed onze Dracorex open -
was hij van binnen sponsachtig,
werkelijk sponsachtig.
Het is een jong
en het groeit snel.
Hij wordt groter.
Bij Stygimoloch
zie je hetzelfde.
De bult, die kleine bult,
groeit echt snel.
Hij wordt zeer snel groter.
Interessant is ook dat de piek op de achterkant van de Dracorex
zeer snel groeide.
De pieken op de achterzijde van de Stygimoloch
worden eigenlijk geresorbeerd,
wat betekent dat ze steeds kleiner worden
terwijl die bult steeds groter wordt.
Pachycephalosaurus heeft
een stevige bult
en de kleine oneffenheden op de achterkant van de kop
worden ook geresorbeerd.
Met deze drie dinosaurussen
kan je als wetenschapper
gemakkelijk veronderstellen
dat het gewoon een groeireeks
van hetzelfde dier is.
Wat natuurlijk betekent dat
dat Stygimoloch en Dracorex
zijn uitgestorven.
(Gelach)
Oké.
Wat natuurlijk betekent dat
we nog 10 primaire dinosaurussen hebben te behandelen.
Met een collega in Berkeley
was ik op zoek naar Triceratops.
Voor 2000 -
bedenk dat de eerste Triceratops
in de jaren 1800 werd gevonden -
vóór 2000, had niemand ooit
een jonge Triceratops gezien.
Er is een Triceratops in elk museum in de wereld,
maar niemand had ooit een jonkie gevonden.
We weten waarom, toch?
Want iedereen wil een grote.
Iedereen had dus een grote.
We gingen erop uit, verzamelden een hoop dingen
en vonden een heleboel kleintjes.
Ze zijn overal. Je struikelt erover.
We hebben er dus een hele hoop van in ons museum.
(Gelach)
Iedereen zegt dat het komt omdat ik een klein museum heb.
In een klein museum heb je kleine dinosaurussen.
(Gelach)
Je kan de Triceratops
zien veranderen, hij ondergaat een gedaanteverwisseling.
Terwijl de jongeren opgroeien,
buigen hun hoorns naar achteren.
Als ze ouder worden,
groeien de horens naar voren.
Dat is nogal cool.
Langs de rand van de kraag
hebben ze kleine driehoekige botten
die tot grote driehoeken uitgroeien
en dan plat tegen de kraag gaan liggen
bijna zoals de pieken
van de Pachycephalosaurussen.
Omdat ik de jongen in mijn collectie had,
zaagde ik ze open
om ze binnenin te bekijken.
De kleine is echt sponsachtig.
Ook de middelmaat is sponsachtig.
Maar het interessante was
dat de volwassen Triceratops ook sponsachtig was.
Deze schedel is twee meter lang.
Het is een grote schedel.
Maar er is nog een dinosaurus
in deze formatie te vinden
die lijkt op een Triceratops, behalve dat hij groter is.
De Torosaurus.
De Torosaurus
heeft volwassen botten.
Maar hij heeft grote gaten in zijn schild.
Iedereen zegt: "Een Triceratops en een Torosaurus
kunnen onmogelijk hetzelfde dier zijn
omdat de ene groter is dan de andere."
(Gelach)
"En hij heeft gaten in zijn kraag."
Ik zei: "Hebben we ook jeugdige Torosaurussen?"
Ze zeiden: "Nee,
maar hij heeft gaten in zijn kraag."
Een van mijn studenten, John Scannella,
doorliep onze hele collectie
en ontdekte
dat de gaten zich beginnen te vormen
bij de Triceratops
en natuurlijk helemaal open zijn bij de Torosaurus -
zo vond hij de overgangen
tussen de Triceratops en de Torosaurus.
Cool is dat.
We weten nu
dat de Torosaurus
eigenlijk een volwassen Triceratops is.
Als we dinosaurussen benoemen,
als we eender wat benoemen,
blijft de oorspronkelijke naam bewaard
De tweede naam schaffen we af.
Torosaurus is uitgestorven.
Als je het nieuws gehoord over de Triceratops,
hebben veel nieuwslezers het helemaal mis.
Ze dachten dat Torosaurus zou bewaard blijven en Triceratops eruit gegooid,
maar dat zal niet gebeuren.
(Gelach)
We kunnen dit doen met een hoop dinosaurussen.
Hier is Edmontosaurus
en Anatotitan.
Anatotitan: reusachtige eend.
Het is een gigantische eendenbekdinosaurus.
Hier is er nog een.
De bot-histologie
vertelt ons
dat Edmontosaurus een jonge,
of hoogstens een subvolwassene is.
De andere is een volwassene
en we hebben een ontogenie.
Daar gaat Anatotitan.
We kunnen daarmee blijven doorgaan.
De laatste
is T. Rex.
We kennen twee dinosaurussen:
T. Rex en Nanotyrannus.
(Gelach)
Je stelt je daar toch vragen bij.
(Gelach)
Maar ze hadden een goede vraag.
Ze keken naar ze
en zeiden: "De een heeft 17 tanden en de grootste 12 tanden.
Dat slaat nergens op,
want we kennen geen dinosaurussen
die tanden bijkrijgen als ze ouder worden.
Het moeten wel
verschillende soorten zijn."
Dus maar weer openzagen.
En ja hoor,
Nanotyrannus heeft juveniel bot
en de grotere meer volwassen bot.
Het lijkt wel of hij nog groter kan worden.
In ons Museum van de Rocky Mountains
heb ik vier T. Rexen.
Ik mag er dus een hele hoop van openzagen.
Maar dat hoefde niet echt,
omdat ik hun kaken achter elkaar legde.
Het bleek dat de grootste 12 tanden heeft,
de volgende kleinste 13
en de volgende kleinste 14.
En natuurlijk heeft Nano er 17.
In andere collecties
vonden we er een met 15 tanden.
Duidelijk dat Nanotyrannus
in de Tyrannosaurusontogenie
thuishoorde.
Weer een dinosaurus minder.
(Gelach)
Aan het einde van het Krijt
hebben we er
dus nog 7 over.
Dat is een goed aantal.
Een goed aantal om uit te sterven, denk ik.
Je kunt je voorstellen
dat dit niet erg populair is bij de vierdeklassers.
Vierdeklassers houden van hun dinosaurussen,
ze leren ze van buiten.
Ze zijn hier niet blij mee.
(Gelach)
Heel hartelijk bedankt.
(Applaus)