Billy Collins: Ik ben hier om jullie
je aanbevolen dagelijkse portie
poëzie toe te dienen.
Ik zal dat als volgt doen:
ik toon jullie
vijf animatiefilms
van vijf van mijn gedichten.
Ik vertel kort hoe dat in zijn werk ging.
Want het vermengen van die twee media
is een nogal onnatuurlijke of overbodige daad.
Toen ik United States Poet Laureate was --
ik neem die titel graag in de mond.
(Gelach)
Het is een prachtige openingszin.
Toen ik hem was, destijds,
werd ik benaderd door het reclamebureau J. Walter Thompson.
Zij waren zowat ingehuurd
door Sundance Channel.
Het idee was dat ik een aantal van mijn gedichten zou opnemen.
Zij zouden animators zoeken
om ze te animeren.
Ik verzette me aanvankelijk,
omdat ik altijd denk
dat poëzie op zichzelf kan staan.
Pogingen om mijn gedichten op muziek te zetten
zijn faliekant afgelopen,
zonder uitzondering.
Als een gedicht op het gehoor is geschreven,
dan is het op zijn eigen verbale muziek gezet
bij het dichten.
Als je een gedicht leest
waar een koe in voorkomt,
heb je op de overstaande bladzijde
geen tekening van een koe nodig.
De lezer mag best wat werken.
Maar ik gaf toe omdat ik het een interessante mogelijkheid vond.
Ik ben ook een cartoonjunkie,
al sinds mijn kinderjaren.
De grootste invloed kwam niet
van Emily Dickinson of Coleridge of Wordsworth:
mijn verbeelding werd gevormd
door Warner Brothers, Merrie Melodies
en Loony Tunes Cartoons.
Bugs Bunny is mijn muze.
Op deze manier kon poëzie haar weg vinden naar televisie, godbetert.
Ik ben helemaal gewonnen voor poëzie op openbare plaatsen --
poëzie op bussen, poëzie op metro's,
op billboards, op dozen met ontbijtgranen.
Toen ik Poet Laureate was - daar ga ik weer,
ik kan het niet helpen, het is echt waar -
(Gelach)
startte ik een poëziekanaal op Delta Airlines
dat het enkele jaren uithield.
Je kon afstemmen op poëzie tijdens je vlucht.
Volgens mij
is het een goed idee om poëzie van de boekenplank te halen
en het publieke leven in te sturen.
Begin een vergadering met een gedicht. Dat is een idee om mee te nemen.
Als je een gedicht vindt op een billboard, of op de radio,
of op een doos met ontbijtgranen of zo,
dan gebeurt dat zo plots
dat je geen tijd hebt
om je antipoëzie-afweerschild in stelling te brengen
dat tijdens je middelbare school werd geïnstalleerd.
Laten we beginnen met het eerste.
Het is een klein gedicht. Het heet "Boedapest".
Daarin onthul ik
- of doe alsof -
de geheimen van het creatieve proces.
(Video) Verteller: Boedapest.
Mijn pen beweegt over de pagina
als de snuit van een vreemd dier
met de vorm van een mensenarm,
gekleed in de mouw
van een losse groene trui.
Ik zie hoe hij het papier eindeloos besnuffelt,
als een alerte voedselverzamelaar
met niets anders aan zijn hoofd
dan de larven en insecten
die hem een dag langer zullen laten leven.
Hij wil hier alleen morgen nog zijn,
misschien gekleed
in de mouw van een geruit hemd,
met de neus tegen de pagina gedrukt,
en nog een paar plichtbewuste regels schrijven,
terwijl ik uit het raam staar
en me Boedapest verbeeld
of een andere stad
waar ik nooit ben geweest.
BC: Dat maakt dat het er wat eenvoudiger uitziet.
(Applaus)
Zo gemakkelijk vind ik schrijven niet.
Maar ik doe graag alsof het vanzelf gaat.
Eén van mijn studenten zocht me op na de les, een introductieles,
en zei: "Weet je, poëzie is moeilijker dan schrijven."
Dat vond ik tegelijk fout en diepzinnig.
(Gelach)
Ik doe dus graag minstens alsof het eruit vloeit.
Een vriend van mij, ook dichter, heeft een motto.
Hij zegt: "Als het niet van de eerste keer lukt,
verberg dan alle bewijzen dat je hebt geprobeerd."
(Gelach)
Het volgende gedicht is ook vrij kort.
Poëzie zegt gewoon een paar dingen op andere manieren.
Volgens mij kan je dit gedicht als volgt samenvatten:
"Er zijn dagen waarop jij de beer opeet, en omgekeerd."
Het gebruikt het beeld
van poppenmeubilair.
(Video) Verteller: Er zijn dagen.
Er zijn dagen
waarop ik de mensen op hun plaats aan tafel zet,
ik buig hun benen bij de knieën,
als dat mogelijk is,
en zet ze dan vast in hun kleine houten stoelen.
Ze kijken elkaar de hele namiddag aan,
de man in het bruine pak,
de vrouw in de blauwe jurk --
volstrekt bewegingloos, perfect opgevoed.
Maar er zijn ook dagen dat ik het ben,
die bij de ribben word gevat
en in de eetkamer van een poppenhuis word neergelaten
om met de anderen aan de grote tafel te zitten.
Heel grappig.
Maar hoe zou jij het vinden
als je nooit vooraf kon weten
of je de dag zou doorbrengen
met rondstruinen als een kwieke godheid,
schouders in de wolken,
of met daar maar wat zitten
tussen het behangselpapier,
en recht voor je kijken
met je kleine plastieken gezicht?
(Applaus)
BC: Daar zit stof in voor een griezelfilm.
Het volgende gedicht heet vergeetachtigheid.
Het is een soort poëtisch essay
over mentaal afglijden.
Het gedicht begint
met een bepaalde soort vergeetachtigheid
die iemand
literair geheugenverlies noemde:
vergeten wat je hebt gelezen.
(Video) Verteller: Vergeetachtigheid.
De naam van de auteur verdwijnt het eerst,
gehoorzaam gevolgd
door de titel, de verhaallijn,
het hartverscheurende slot,
de hele roman,
die plots een roman wordt die je nooit hebt gelezen,
waar je nooit van hebt gehoord.
Alsof, één voor één,
de herinneringen die je koesterde,
besloten met pensioen te gaan in het zuiden van je brein,
naar een klein vissersdorp
zonder telefoon.
Lang geleden
kuste je de namen van de negen muzen vaarwel
en zag je de vierkantsvergelijking
haar biezen pakken.
Zelfs nu,
terwijl je de volgorde van de planeten instudeert,
ontsnapt er iets anders,
een nationale bloem misschien,
het adres van een oom,
de hoofdstad van Paraguay.
Wat het ook is
dat je je moeizaam voor de geest haalt,
het ligt niet op het puntje van je tong.
Het hokt niet eens
in een duister hoekje
van je milt.
Het is weggegleden
langs een donkere mythologische rivier,
waarvan de naam met een L begint,
voor zover je je herinnert,
onderweg naar je eigen vergetelheid,
waar jij je zal voegen
bij diegenen die zelfs het zwemmen zijn verleerd
en het fietsen.
Geen wonder dat je 's nachts opstaat
om de datum van een beroemde veldslag op te zoeken
in een boek over de oorlog.
Geen wonder dat de Maan in het venster
weggedreven lijkt uit een liefdesgedicht
dat je vroeger van buiten kende.
(Applaus)
BC: Het volgende gedicht heet "Het land".
Dit is waar het vandaan komt.
Aan de universiteit
ontmoette ik een klasgenoot die nog steeds een vriend is.
Hij woonde en woont in het landelijke Vermont.
Ik woonde in New York City.
We hadden de gewoonte elkaar op te zoeken.
We trokken dan het land in.
Hij leerde me dingen als herten jagen,
wat inhield dat je verdwaalde met een geweer --
(Gelach)
en forel vissen en dat soort dingen.
En als hij naar New York City kwam,
leerde ik hem wat ik wist,
wat neerkwam op roken en drinken.
(Gelach)
Zo wisselden we traditionele vaardigheden uit.
Het volgende gedicht
is gebaseerd op zijn pogingen om me
een punt van de huiselijke
plattelandsetiquette bij te brengen,
dat ik in het begin maar moeilijk kon verwerken.
Het heet "Het land".
(Video) Verteller: Het land.
Ik geloofde je maar half
toen je me vertelde dat ik nooit
een doosje houten lucifers-die-je-overal-kan-aanstrijken
in het huis mocht laten rondslingeren.
De muizen konden ze te pakken krijgen
en brand veroorzaken.
Maar je gezicht vertrok geen spier
toen je het deksel losschroefde
van het ronde blik
waarin de lucifers volgens jou altijd opgeborgen zaten.
Wie kon er slapen, die nacht?
Wie kon zich van de gedachte ontdoen
aan de onwaarschijnlijke muis
die over een koude waterleiding trippelde,
achter het bloemetjesbehang,
en die een enkele houten lucifer beetnam
tussen de naalden van zijn tanden?
Wie zag hem niet de hoek omkomen,
en de blauwe kop tegen een ruwe balk aanschuren,
de plotse gloed,
en het schepsel dat één helder, stralend ogenblik
zijn tijd ver vooruit is --
vandaag brandstichter,
vandaag fakkeldrager
in een vergeten ritueel,
kleine, bruine druïde,
die licht brengt in een oude nacht?
En wie ontgingen,
terwijl ze oplichtten in de flakkerende isolatie,
de kleine blikken van verbazing
op de gezichten van zijn medemuizen --
ooit de inwoners
van wat eens jouw landhuis was?
(Applaus)
BC: Hartelijk dank.
(Applaus)
Hartelijk dank. Het laatste gedicht heet "De doden".
Ik schreef het na de begrafenis van een vriend,
niet zozeer over de vriend, als over iets dat de lofredenaar bleef herhalen,
zoals dat gaat met lofredenaars:
hoe graag de aflijvige
zou neerkijken op ons allen hier verzameld.
Voor mij was dat geen goed begin van het leven na de dood,
om dankbaar getuige te moeten zijn van je eigen begrafenis.
Dit kleine gedichtje heet "De doden".
(Video) Verteller: De doden.
De doden kijken altijd op ons neer,
zeggen ze.
Terwijl we onze schoenen aantrekken of een boterham smeren,
kijken ze neer
door de glazen bodem van de hemelboten,
terwijl ze langzaam
door de eeuwigheid roeien.
Ze kijken naar de kruin van ons hoofd
dat beneden op Aarde beweegt.
Terwijl we neerliggen,
in een veld of op een sofa,
bedwelmd wellicht
door het zoemen van een warme namiddag,
denken ze dat wij terugkijken,
waardoor ze hun riemen optrekken
en stil worden
en als ouders wachten
tot we onze ogen sluiten.
(Applaus)
BC: Ik weet niet of er nog gedichten op animatiefilm komen.
Het duurde erg lang --
het is een nogal ongewoon huwelijk --
om deze twee samen te brengen.
Maar we deden er ook lang over
om het wiel en de reiskoffer samen te brengen.
(Gelach)
We hadden het wiel al een tijdje.
Sleuren is een oude en gerespecteerde kunst.
(Gelach)
Ik heb net genoeg tijd
om jullie een recenter gedicht voor te lezen.
Als het een onderwerp heeft,
dan is dat de puberteit.
Het is aan een bepaalde persoon gericht.
Het heet "Voor mijn favoriete 17-jarige schoolmeisje".
Besef je dat als je het Parthenon was beginnen bouwen
op je geboortedag,
dat je dan over nauwelijks één jaar klaar zou zijn?
Dat had je natuurlijk niet alleen gekund.
Trek het je niet aan;
je bent prima zoals je bent.
We houden van je om wie je bent.
Maar weet je dat op jouw leeftijd
Judy Garland al 150.000 dollar per film binnenhaalde,
Jeanne d'Arc het Franse leger naar de overwinning leidde
en Blaise Pascal zijn kamer had opgeruimd --
nee, wacht, ik bedoel dat hij de rekenmachine had uitgevonden.
Natuurlijk heb je voor al deze dingen
later in je leven nog tijd,
als je uit je kamer bent gekomen
en in bloei schiet,
of tenminste al je sokken opruimt.
Ik weet niet waarom het me steeds weer te binnen schiet
dat Lady Jane Grey koningin van Engeland was
toen ze pas 15 was.
Maar zij werd onthoofd, dus dat is geen goed rolmodel.
(Gelach)
Enkele eeuwen later,
toen hij zo oud was als jij,
deed Franz Schubert de afwas voor zijn familie,
maar dat belette hem niet
om twee symfonieën te componeren, vier opera's
en twee volledige missen, als jongeman.
(Gelach)
Maar dat was natuurlijk in Oostenrijk,
op het toppunt van de lyrische Romantiek,
niet gewoon hier in de voorstad van Cleveland.
(Gelach)
Zeg nu zelf, wie maakt het wat uit
of Annie Oakley op haar vijftiende altijd raakschoot,
dan wel of Maria Callas op haar zeventiende debuteerde als Tosca?
Wij vinden je bijzonder omdat jij jij bent --
als je met je eten prutst en de ruimte instaart.
(Gelach)
Overigens
heb ik gelogen over Schubert die de afwas deed.
Maar dat betekent niet dat hij nooit klusjes deed in huis.
(Gelach)
(Applaus)
Hartelijk dank. Dankuwel.
(Applaus)
Bedankt.
(Applaus)