Waarom bestaat het universum?
Waarom is er - Oké. Oké. (Gelach)
Dit is een kosmisch mysterie.
Een beetje serieus.
Waarom is er een wereld,
waarom zijn wij er,
en waarom is er iets in plaats van niets.
Dit is de ultieme 'waarom'-vraag.
Ik ga het hebben over het mysterie
van het bestaan,
het raadsel van het bestaan,
waar we nu staan in het oplossen ervan
en waarom dat jullie
zou moeten interesseren.
En ik hoop dat het jullie interesseert.
De filosoof Arthur Schopenhauer zei dat
wie niet verbaasd is
over de toevalligheid van zijn bestaan
of de toevalligheid
van het bestaan van de wereld,
mentaal tekortschiet.
Da's nogal cru, maar toch.
(Gelach)
Dit wordt wel eens het meest sublieme
en ontzagwekkende mysterie genoemd,
de diepste en verreikendste vraag
die de mens kan stellen.
Ze obsedeerde grote denkers.
Ludwig Wittgenstein,
wellicht de grootste filosoof
van de 20ste eeuw,
was verbijsterd dat er
überhaupt een wereld bestond.
Hij schreef in zijn 'Tractatus,'
Propositie 4.66:
"Niet hóe de dingen zijn in de wereld
is een mysterie,
maar het bestaan ervan zelf."
Als je niet graag je epigrammen ontleent
aan een filosoof,
probeer dan eens een wetenschapper.
John Archibald Wheeler,
een van de grote fysici
van de 20ste eeuw,
leraar van Richard Feynman,
bedenker van de uitdrukking 'zwart gat',
zei: "Ik wil weten
vanwaar het kwantum,
het universum, het bestaan komt."
Mijn vriend Martin Amis -
vergeef me dat ik
zoveel namen laat vallen,
- wen er maar aan -
mijn lieve vriend Martin Amis zei eens
dat we vijf Einsteins verwijderd zijn
van het antwoord
vanwaar het universum vandaan komt.
En ik twijfel er niet aan
dat hier vanavond
vijf Einsteins aanwezig zijn.
Iemand Einstein? Handen omhoog?
Nee? Nee? Nee?
Geen Einsteins? Okay.
De vraag
'waarom is er iets en niet niets',
deze sublieme vraag,
dook pas laat op
in de intellectuele geschiedenis.
Tegen het eind van de 17de eeuw
vroeg de filosoof Leibniz zich dat af.
Verstandige kerel, die Leibniz.
Hij vond de infinitesimaalrekening uit,
onafhankelijk van Isaac Newton
en ongeveer terzelfdertijd.
Maar voor Leibniz was de vraag
'waarom iets in plaats van niets'
geen groot mysterie.
Hij was of pretendeerde
een oprecht christen te zijn
in zijn metafysisch wereldbeeld.
Volgens hem was het duidelijk:
God had de wereld geschapen.
En wel uit het niets.
Zo machtig is God.
Hij had geen al bestaand materiaal nodig
om een wereld te maken.
Hij kan hem maken van niets:
schepping ex nihilo.
Dit geloven overigens
de meeste Amerikanen momenteel.
Voor hen geen mysterie
van het bestaan.
God maakte het.
Laten we dat eens
in een vergelijking gieten.
Ik heb geen dia's bij,
ik doe het even in gebarentaal.
Gebruik jullie verbeelding.
Dus: God + niets = de wereld
Oké? Dat is de vergelijking.
Misschien geloof je niet in God,
ben je een wetenschappelijke
of onwetenschappelijke atheïst.
Dan ben je hier niet tevreden mee.
Overigens levert de vergelijking
'God + niets = de wereld'
al een probleem op:
waarom bestaat God?
Niet door logica alleen,
behalve als je
in het ontologisch argument gelooft.
Ik hoop van niet,
want het deugt niet.
Als God bestaat,
zou hij zich kunnen afvragen:
"Ik ben eeuwig, almachtig,
maar waar kom ik vandaan?"
(Gelach)
Waarvandaan?
God houdt er een formeel taaltje op na.
(Gelach)
En zo is er een theorie
dat God het zo moe was
om na te denken over het vraagstuk
van zijn eigen bestaan
dat hij de wereld schiep
om zichzelf wat te vermaken.
Maar laten we God even vergeten.
We halen hem uit de vergelijking.
Dan krijgen we:
________ + niets = de wereld
Als je een Boeddhist bent,
wil je hier misschien al ophouden,
want je hebt al:
niets = de wereld,
en uit identiteitssymmetrie volgt dan:
de wereld = niets. Oké?
Voor een boeddhist is de wereld
alleen maar een hele hoop niets.
Een groot kosmisch vacuüm.
En wij maar denken
dat er een heleboel van van alles is,
maar dat komt omdat we slaaf zijn
van onze verlangens.
Neem die verlangens weg
en je ziet de wereld
zoals hij echt is:
vacuüm, niets.
We lossen op in een gelukkig nirwana,
gedefinieerd als
net genoeg leven om van dood zijn
te kunnen genieten. (Gelach)
Dat is Boeddhistisch denken.
Maar ik ben westerling en bezig
met het vraagstuk van het bestaan.
Ik krijg dan:
________ +
- wacht even, dit wordt serieus -
_______ + niets = de wereld
Wat gaan we in die lege plaats invullen?
Waarom niet 'wetenschap'?
Wetenschap is onze beste leidraad
naar de aard van de realiteit.
De meest fundamentele wetenschap
is de fysica.
Die vertelt ons de naakte realiteit,
geeft ons wat ik WEUBVHU noem,
de Ware En Ultieme Bemeubeling
Van Het Universum.
Misschien kan de fysica
deze lege plaats invullen.
En inderdaad,
sinds de zestiger en zeventiger jaren
beweren fysici dat ze
een puur wetenschappelijke verklaring
kunnen geven
van hoe een universum als het onze
uit het niets kan ontstaan,
een kwantumfluctuatie uit de leegte.
Stephen Hawking hoort daarbij,
en recenter Alex Vilenkin.
Dit werd allemaal gepopulariseerd
door een ander uitmuntend fysicus
en vriend van me, Lawrence Krauss.
Hij schreef het boek:
'Universum uit het niets'.
en Lawrence denkt dat hij -
hij is militant atheïst, overigens -
God uit het beeld heeft gekregen.
De wetten van de kwantumveldentheorie,
de state-of-the-art fysica,
kan ons aantonen
hoe uit het niets,
geen ruimte, geen tijd,
geen materie, niets,
een klompje vals vacuüm
tot bestaan kan fluctueren,
om dan, door het wonder van inflatie,
te exploderen tot de enorme
en variabele kosmos
die we om ons heen zien.
Dit is een ingenieus scenario.
Zeer speculatief. Fascinerend.
Maar ik heb er een groot probleem mee
en wel dit:
het is een pseudo-religieuze kijk
op de zaak.
Lawrence denkt dat hij atheïst is,
maar hij zit nog steeds gevangen
in een religieus wereldbeeld.
Hij ziet de wetten van de fysica
als goddelijke verordeningen.
De wetten van de kwantumveldentheorie
zijn voor hem
als "Fiat lux." (Er zij licht.)
Die wetten hebben
een soort ontologische kracht.
Ze vormen de afgrond
die 'zwanger van zijn' is.
Ze kunnen een wereld
tot bestaan roepen uit het niets.
Maar dat is een erg primitieve kijk
op wat een fysische wet is, niet?
We weten dat fysische wetten eigenlijk
veralgemeende beschrijvingen
van patronen en regelmatigheden
in de wereld zijn.
Ze bestaan niet buiten de wereld.
Ze hebben geen eigen zijnskracht.
Ze kunnen geen wereld
uit het niets tot bestaan roepen.
Dat is een erg primitieve kijk
op wat een fysische wet is.
Als je mij hierin niet gelooft,
luister dan naar Stephen Hawking
die zelf een model
van de kosmos voorstelde
dat in zichzelf besloten is
en geen externe oorzaak, een schepper,
nodig heeft.
Na dit te hebben voorgesteld,
gaf Hawking toe
dat hij er nog niet uit was.
Hij zei: "Dit model
zijn alleen maar vergelijkingen.
Wat brengt deze vergelijkingen tot leven?
Wat schept de wereld
die ze beschrijven?"
Hij kwam er niet uit.
Vergelijkingen op zich brengen
geen magie voort,
kunnen het raadsel
van het bestaan niet oplossen.
En zelfs als de wetten dat konden,
waarom dan net deze wetten?
Waarom de kwantumveldentheorie
die een universum beschrijft
met een bepaald aantal krachten,
deeltjes enzovoort.
Waarom geen totaal andere wetten?
Er zijn vele mathematisch
consistente groepen van wetten.
Waarom niet helemaal geen wetten?
Waarom geen leegte?
Geloof het of niet,
heel wat fysici
breken zich hier het hoofd over.
Hier gaan ze dan
de metafysische toer op.
Misschien is de groep wetten
die ons universum beschrijven
slechts één groep wetten
die slechts één deel
van de werkelijkheid beschrijven.
Misschien beschrijft
elke consistente groep wetten
wel een ander deel van de werkelijkheid
en bestaan alle mogelijke
fysische werelden ergens.
Wij zien slechts
dat kleine deel van de werkelijkheid
dat beschreven wordt
door de kwantumveldentheorie.
Er zijn talloze andere werelden,
delen van de werkelijkheid,
beschreven door
zeer verschillende theorieën
onvoorstelbaar verschillend van de onze
en onvatbaar exotisch.
Steven Weinberg, de vader
van het standaardmodel
van de deeltjesfysica
speelde ook met dit idee
dat alle mogelijke realiteiten
echt bestaan.
Ook een jongere fysicus, Max Tegmark,
gelooft dat alle mathematische
structuren bestaan
en dat mathematisch bestaan hetzelfde is
als fysisch bestaan.
Dit enorm rijke multiversum
omvat dan elke logische mogelijkheid.
Via deze metafysische uitweg
grijpen deze fysici en filosofen terug
op een heel oud idee van Plato.
Het principe van volheid of vruchtbaarheid
of de grote keten van het bestaan,
wat erop neerkomt dat de realiteit
zo vol als mogelijk is.
Zo ver mogelijk verwijderd
van het niet-zijn.
We hebben dus twee extremen.
Aan de ene kant het ultieme niets
en dan deze kijk op een realiteit
die elk mogelijke wereld omvat,
het ander extreem:
de meest volle realiteit.
Niets, de simpelst mogelijke realiteit.
Wat zit daar tussen?
Allerlei tussenliggende realiteiten,
die sommige dingen insluiten
en andere uitsluiten.
Een van deze realiteiten
kan de mathematisch meest elegante zijn,
zonder de minder elegante dingen,
de lelijke asymmetrieën enzovoort.
Nu zijn er fysici die zeggen
dat we in de meest elegante
aller realiteiten leven.
Ik vermoed dat Brian Greene hier is.
Hij schreef het boek
'Het Elegante Universum'.
Hij beweert dat het universum
waarin we leven
mathematisch zeer elegant is.
Geloof hem maar niet.
(Gelach)
Het is een vrome wens,
ik wou dat het waar was,
maar gisteren vertrouwde hij me toe
dat het eigenlijk
een lelijk universum was.
Het zit stom in elkaar,
er is een te groot aantal willekeurige
koppelingsconstanten,
massaverhoudingen
en overbodige families
van elementaire deeltjes.
En wat is verdorie die donkere energie?
Het zit met haken en ogen aan elkaar.
Niet echt wat je elegant kan noemen.
(Gelach)
Dan heb je nog
de best mogelijke aller werelden
in ethische zin.
Nu wordt het ernstig.
We spreken over een wereld
waarin voelende wezens
niet meer nutteloos lijden,
waarin zaken als kinderkanker
of de holocaust niet bestaan.
Een ethisch concept.
We hebben dus tussen het niets
en de volst mogelijke realiteit
een aantal speciale realiteiten.
Het niets is speciaal.
Het is het simpelst.
Dan heb je de meest elegante realiteit.
Ook die is speciaal.
De volst mogelijke realiteit,
ook speciaal.
Maar wat zijn we vergeten?
Ook zijn er de rommelige,
doodgewone realiteiten,
op geen enkele manier speciaal,
enigszins toevallig.
Oneindig ver weg van het niets,
schieten ze ook oneindig tekort
wat aangaat complete volheid.
Ze zijn een mengeling
van chaos en orde,
van mathematische elegantie
en lelijkheid.
Deze realiteiten zou ik omschrijven
als een onbepaald, middelmatig,
onvolledig rommeltje
van alledaagse realiteit,
een soort kosmisch stort.
Deze realteiten
hebben die een godheid?
Misschien, maar deze godheid
is niet perfect
zoals de joods-christelijke godheid.
Ze is niet algoed en almachtig.
Ze zou wel eens 100%
kwaadwillig kunnen zijn,
maar slechts 80% effectief.
Ik vind dat dit de wereld waarin wij
leven vrij goed omschrijft. (Gelach)
Ik zou dus als oplossing
voor het mysterie van het bestaan
willen stellen
dat de realiteit waarin wij bestaan
een van deze gewone realiteiten is.
Realiteit moet wel iets zijn.
Ze zou het niets kunnen zijn
of alles of iets er tussenin.
Als ze een of andere
speciale eigenschap zou hebben,
zoals echte elegantie, of volheid,
of eenvoud, zoals het niets,
zou dat uitleg behoeven.
Maar als het een van die
toevallige, gewone realiteiten zou zijn,
hebben we geen verdere uitleg nodig.
En volgens mij leven we
inderdaad in zo'n realiteit.
Dat vertelt de wetenschap ons.
Begin deze week
kregen we de opwindende informatie
over de inflatietheorie, die een grote,
oneindige, rommelige, willekeurige,
doelloze realiteit voorspelt.
Net zoals schuimende champagne
zonder ophouden uit de fles borrelt,
hebben we een enorm universum,
grotendeels braakliggend,
met kleine eilandjes
van charme, orde en vrede.
Dit inflationaire scenario
werd bevestigd door waarnemingen
met radiotelescopen in Antarctica
die zochten naar tekenen
van gravitatiegolven
van net voor de Big Bang.
Dat weten jullie natuurlijk allemaal.
Ik denk dus dat er enig bewijs is
dat dit echt de realiteit is
waarmee we zitten opgescheept.
Nu, waarom zou dat je interesseren?
Wel - (Gelach) -
de vraag: "Waarom bestaat de wereld?",
de kosmische vraag,
komt wat overeen
met een meer intieme vraag:
"Waarom besta ik? Waarom besta jij?"
Je eigen bestaan lijkt
verbazingwekkend onwaarschijnlijk
vanwege het enorme aantal
genetisch mogelijke mensen.
Als je het gaat berekenen
door te kijken
naar het aantal genen,
het aantal allelen enzovoort,
dan geeft een ruwe schatting
je een getal van 10 tot de 10.000ste
genetisch mogelijke mensen.
Dat ligt tussen een googol
en een googolplex.
Het aantal mensen
dat echt heeft bestaan,
is 100 miljard,
of 50 miljard.
Dat is hier
een infinitesimale fractie van.
Wij zijn dus allemaal winnaars
van deze fantastische kosmische loterij.
Wij zijn er. Oké.
In welk soort realiteit
willen we dan leven?
Willen we in een speciale realiteit leven?
Wat als we zouden leven
in de meeste elegant mogelijke realiteit?
Beeld je de existentiële druk in
om dat op te brengen,
om elegant te zijn,
om niet uit de toon te vallen.
Of wat als we in de volst mogelijke
realiteit zouden leven?
Ons bestaan zou dan gegarandeerd zijn
omdat elk mogelijk ding
in die realiteit bestaat.
Maar onze keuzes zouden dan
zonder betekenis zijn.
Als ik moreel worstel
en mij iets vertwijfeld afvraag
en dan de moreel juiste keuze maak,
welk verschil zou dat maken,
omdat er een oneindig aantal versies
van mij het ook zouden doen
en een oneindig aantal
het foute zouden doen?
Mijn keuze zou
betekenisloos zijn.
In dat soort speciale realiteit
willen we niet leven.
En in de speciale realiteit
van het niet-zijn
zouden we deze conversatie niet voeren.
(Gelach)
Ik denk dat we in onze
gewone, middelmatige realiteit
leuke en minder leuke dingen hebben.
We zouden de leuke dingen wat groter
en de vervelende dingen
wat kleiner kunnen maken,
wat ons een soort doel in het leven
zou kunnen geven.
Het universum is absurd, maar
we kunnen ons zelf een doel geven.
Dat is leuk.
En de algemene mediocriteit
van de realiteit
resoneert mooi met de mediocriteit
die we diep van binnen voelen.
Jullie voelen dat.
Ik weet dat jullie allemaal speciaal zijn
maar ergens toch ook middelmatig,
vind je zelf ook niet?
(Gelach) (Applaus)
Misschien vind je dit raadsel,
dit mysterie van het bestaan
een stom mysteriespelletje.
Je bent niet verbaasd
dat het universum er is
en je bent in goed gezelschap.
Bertrand Russell zei:
"Ik zou zeggen dat het universum er is,
dat is alles."
Het naakte feit.
Ik vroeg mijn professor bij Columbia,
Sidney Morgenbesser,
een groot filosofisch grappenmaker,
eens:
"Professor Morgenbesser,
waarom is er iets en niet niets?"
Hij antwoordde:
"Ach, zelfs als er niets was,
zou jij nog niet tevreden zijn."
Dus - (Gelach) - Oké.
Jullie zijn dus niet verbaasd.
Kan me niet schelen.
Maar ik zal jullie
tot slot iets vertellen
dat jullie gegarandeerd zal verbazen,
omdat het alle briljante, geweldige
mensen heeft verbaasd,
die ik hier ontmoette
op de TED-conferentie,
toen ik ze zei:
"Nooit in mijn leven
heb ik een mobieltje gehad."
Dank u.
(Gelach) (Applaus)