Als student van tegenspoed viel het mij door de jaren heen op hoe sommige mensen uit grote tegenslagen kracht leken te putten. Vaak hoorde ik de populaire wijsheid dat dat te maken had met zin vinden. Lang dacht ik dat die zin bestond, dat ergens de grote waarheid voor het grijpen lag. Maar na verloop van tijd kwam ik tot het besef dat de waarheid irrelevant is. Wij noemen het zin vinden, maar we kunnen het misschien beter ‘zin smeden’ noemen. Mijn laatste boek ging over hoe families omgingen met diverse soorten tegenslagen of niet-alledaagse nakomelingen. Een van de moeders die ik interviewde, had twee kinderen met een meervoudige ernstige handicap. Ze zei: ”Mensen komen altijd aandragen met uitspraken als: 'God geeft je niet meer te dragen dan je aankan,' maar kinderen als de onze zijn niet als geschenk bedoeld. Ze zijn een geschenk, omdat wij er hebben voor gekozen.” Wij maken heel ons leven lang van die keuzes. Toen ik in de tweede klas zat, gaf Bobby Finkel een verjaardagsfeestje. Iedereen van onze klas was uitgenodigd, behalve ik. Mijn moeder veronderstelde dat het een vergissing was, en belde naar mevrouw Finkel. Die zei dat Bobby mij niet leuk vond en mij niet op zijn feestje wilde. Die dag nam mijn moeder me mee naar de dierentuin. En ik kreeg ook nog een ijsje met warme chocoladesaus. In de zevende klas bedacht een van de kinderen op mijn schoolbus me met de bijnaam ‘Percy’ omwille van mijn manier van doen. Soms scandeerden hij en zijn aanhang de hele rit lang, 45 minuten heen en 45 minuten terug: “Percy! Percy! Percy! Percy!" In de achtste klas vertelde de wetenschapsleraar dat alle mannelijke homoseksuelen fecale incontinentie ontwikkelen vanwege verwondingen aan de anale sluitspier. Ik studeerde af aan de middelbare school zonder ooit naar de cafetaria te gaan. Daar zou ik bij de meisjes hebben gezeten en erom uitgelachen zijn, of bij de jongens en uitgelachen omdat ik een jongen was die bij de meisjes hoorde. Ik overleefde die kindertijd door een mix van vermijden en uithouden. Wat ik toen niet wist, en nu wel, is dat vermijden en uithouden het portaal naar het smeden van zin kan zijn. Na zin te hebben gesmeed, moet je die zin opnemen in een nieuwe identiteit. Je moet de trauma’s een deel laten zijn van wie je geworden bent. Je moet de ergste gebeurtenissen in je leven omvormen tot een verhaal van triomf, om tot een beter zelfbeeld te komen als reactie op de dingen die je pijn deden. Een van de andere moeders die ik interviewde toen ik aan mijn boek werkte, was als puber verkracht. Ze had een kind van die verkrachting, waardoor haar carrièreplannen in het water vielen en al haar emotionele relaties beschadigd raakten. Toen ik haar ontmoette, was ze 50. Ik zei tegen haar: “Denkt u vaak aan de man die u verkrachtte?” Ze zei: ”Ik dacht altijd met woede aan hem, maar nu alleen nog met medelijden.” Ik dacht dat ze medelijden bedoelde omdat hij zo achterlijk was om deze verschrikkelijke daad te begaan. Ik zei: ”Medelijden?” Ze zei: ”Ja, want hij heeft een prachtige dochter en twee prachtige kleinkinderen en hij weet het niet, en ik wel. Dus ben ik de gelukkige.” Met een aantal gegevenheden zijn we geboren: ons geslacht, onze seksualiteit, ons ras, onze handicap. Sommige overkomen ons: politiek gevangene zijn, verkracht worden, Katrina overleven. Identiteit houdt deelhebben aan een gemeenschap in om kracht te putten uit die gemeenschap, en daar ook sterkte te geven. Het gaat om het vervangen van ‘maar’ door ‘en’ - niet: ”Ik ben hier, maar ik heb kanker.” maar eerder: ”Ik heb kanker en ik ben hier.” Als we beschaamd zijn, kunnen we onze verhalen niet vertellen, en verhalen vormen de basis van identiteit. Zin smeden, identiteit opbouwen. Zin smeden en identiteit opbouwen. Dat werd mijn mantra. Zin smeden gaat over het veranderen van jezelf. Identiteit opbouwen gaat over het veranderen van de wereld. Ieder van ons met gestigmatiseerde identiteiten wordt dagelijks met deze vraag geconfronteerd: hoever moeten we de samenleving tegemoet komen door onszelf te beperken, en hoever gaan we grenzen doorbreken om een waardevol leven te kunnen leiden? Zin smeden en identiteit opbouwen maakt niet goed wat er mis was. Het maakt alleen kostbaar wat er mis was. In januari van dit jaar ging ik in Myanmar politieke gevangenen interviewen. Ze waren minder verbitterd dan ik verwachtte. De meesten hadden welbewust de overtredingen begaan die hen in de gevangenis brachten. Ze waren met opgeheven hoofd binnengegaan, en ze kwamen vele jaren later met nog steeds opgeheven hoofd naar buiten. Dr Ma Thida, een vooraanstaand mensenrechtenactivist, was bijna gestorven in de gevangenis en had vele jaren in eenzame opsluiting doorgebracht. Ze vertelde me dat ze haar cipiers dankbaar was voor de tijd die ze had gehad om na te denken, voor de wijsheid die ze had opgedaan, voor de kans om haar meditatievaardigheden aan te scherpen. Zij had zin gezocht en maakte haar dwangarbeid tot een cruciale identiteit. Maar als de mensen die ik ontmoette over hun gevangenschap minder verbitterd waren dan ik had verwacht, waren ze ook minder in hun nopjes dan ik had verwacht over het lopende hervormingsproces in hun land. Ma Thida zei: "Wij, Birmezen, zijn gekend om onze onverstoordheid onder druk, maar we hebben ook bedenkingen als het ons goed gaat. Het feit dat deze verschuivingen en veranderingen hebben plaatsgevonden, wist de aanhoudende problemen in onze samenleving niet uit. Daar hebben we een klare kijk op gekregen terwijl we in de gevangenis zaten.” Ik begreep dat ze wilde zeggen dat toegevingen alleen maar een beetje menselijkheid verlenen, terwijl we recht hebben op volledige menselijkheid. Kruimels zijn niet hetzelfde als een plaats aan tafel. Je kunt zin smeden en identiteit opbouwen en toch enorm kwaad blijven. Ik werd nooit verkracht en ik heb nog nooit iets meegemaakt dat ook maar lijkt op een Birmaanse gevangenis, maar als Amerikaanse homo heb ik vooroordelen en zelfs haat ervaren, heb ik zin gesmeed en identiteit opgebouwd. Dat is een zet die ik leerde van mensen die veel erger ontberingen hadden meegemaakt dan ik ooit heb gekend. In mijn eigen puberteit ging ik tot het uiterste om te proberen ‘normaal’ te zijn. Ik schreef me in in een zogenaamde seksuele-surrogaattherapie, waarin mensen die ik dokters moest noemen mij voorschreven wat ik oefeningen moest noemen met vrouwen die ik surrogaten moest noemen. Het waren niet echt prostituees, maar ze waren ook niet echt iets anders. (Gelach) Mijn favoriete was een blonde vrouw uit het Diepe Zuiden die uiteindelijk aan mij toegaf dat ze eigenlijk een necrofiele was. Ze had de baan aangenomen nadat ze in de problemen was gekomen in het lijkenhuis. (Gelach) Door deze ervaringen kon ik uiteindelijk wat gelukkige fysieke relaties hebben met vrouwen, waarvoor ik dankbaar ben, maar ik was in oorlog met mezelf, en dat sloeg vreselijke wonden in mijn psyche. We zoeken de pijnlijke ervaringen die onze identiteit bepalen niet op, maar we zoeken onze identiteit in de nasleep van die pijnlijke ervaringen. Zinloze kwelling verdragen we niet, maar we kunnen veel pijn verduren als we geloven dat ze een doel heeft. Gemak maakt minder indruk op ons dan strijd. We konden onszelf zijn geweest zonder onze geneugten, maar niet zonder onze tegenslagen die onze zoektocht naar zin voortstuwen. “Daarom vind ik welbehagen in zwakheden,” schreef Paulus in 2 Korintiërs, “want als ik zwak ben, dan ben ik machtig.” In 1988 ging ik naar Moskou om kunstenaars te interviewen van de Sovjet-ondergrondse, en ik verwachtte dat hun werk dissident en politiek zou zijn. Maar het radicalisme dat ze in hun werk legden, bestond in het terugbrengen van menselijkheid in een samenleving die menselijkheid zelf aan het vernietigen was, zoals, in zekere zin, de Russische samenleving dat nu weer doet. Een van de kunstenaars zei tegen me: “We werden niet tot kunstenaars, maar tot engelen opgeleid.” In 1991 ging ik terug om die kunstenaars weer te zien. Ik was bij hen tijdens de putsch die de Sovjet-Unie beëindigde. Ze behoorden tot de voornaamste organisatoren van de weerstand tijdens die putsch. Op de derde dag van de putsch, stelde een van hen voor om naar Smolenskaya te gaan. We gingen ernaartoe en stelden ons op voor een van de barricades. Een tijdje later kwam een kolonne tanks aangerold. De soldaat op de eerste tank zei: "We hebben onvoorwaardelijke bevelen om deze barricade op te ruimen. Als jullie weggaan, hoeven we jullie geen pijn te doen, maar als je niet weggaat, hebben we geen andere keuze dan jullie omver te rijden.” De kunstenaars zeiden: "Geef ons één minuut. Geef ons één minuut om je te vertellen waarom we hier zijn.” De soldaat kruiste zijn armen, en de kunstenaar stak een Jeffersoniaanse lofrede op de democratie af zoals wij, die in een Jeffersoniaanse democratie leven, er moeilijk een zouden kunnen afsteken. Ze gingen maar door, de soldaat keek toe en bleef een volle minuut zitten nadat ze klaar waren. Hij zat ons helemaal verregend aan te kijken, en zei: ”Wat je zegt, is waar. We moeten buigen voor de wil van het volk. Als je genoeg plaats maakt om te draaien, gaan we terug vanwaar we gekomen zijn.” En dat deden ze. Soms kan het smeden van zin je de woordenschat geven die je nodig hebt om te vechten voor je ultieme vrijheid. Rusland maakte me duidelijk dat onderdrukking de macht kweekt om je ertegen te verzetten. Langzamerhand zag ik dat als de hoeksteen van identiteit. Identiteit was nodig om mij te redden van verdriet. De homobeweging roept een wereld op waarin mijn afwijkingen een overwinning zijn. Identiteitspolitiek werkt altijd op twee fronten: om trots te geven aan mensen met een bepaald kenmerk en om de buitenwereld zulke mensen zachter en vriendelijker te laten behandelen. Dat zijn twee totaal verschillende doelen, maar vooruitgang in de ene sfeer weerklinkt in de andere. Identiteitspolitiek kan narcistisch zijn. Mensen hemelen een verschil op alleen omdat het van hen is. Mensen vernauwen de wereld en functioneren in discrete groepen zonder empathie voor elkaar. Maar goed begrepen en verstandig beoefend, moet identiteitspolitiek ons idee uitbreiden van wat mens zijn inhoudt. Identiteit zelf mag geen zelfvoldaan label of een gouden medaille zijn, maar een opstand. Ik zou het makkelijker hebben gehad als ik hetero was, maar ik zou ik niet zijn, en nu ben ik liever mezelf dan het idee iemand anders te zijn geweest. Iemand waarvan ik, om eerlijk te zijn, noch de mogelijkheid heb het te zijn noch de mogelijkheid heb het me voor te stellen. Maar als je de draken verbant, verban je ook de helden, en we houden allemaal wel van wat heroïek in ons leven. Ik heb me wel eens afgevraagd of ik had kunnen ophouden om dat deel van mezelf te haten zonder het kleurrijk feest van de Gay Pride, waarvan deze toespraak een uiting is. Vroeger dacht ik dat ik volwassen zou zijn als ik gewoonweg zonder meer homo kon zijn, maar de zelfhaat van die periode liet een leegte, en de viering moet die opvullen en doen overlopen. Zelfs als ik mijn privé-schuld van melancholie terugbetaal, blijft er nog een buitenwereld van homofobie waarmee nog decennialang valt af te rekenen. Ooit zal homo zijn iets alledaags zijn, vrij van feestmutsen en schuld, maar nu nog niet. Een vriend van me die vond dat Gay Pride ('homotrots') een beetje doordraafde, suggereerde dat we eens een 'homo-nederigheidsweek' zouden organiseren. (Gelach) (Applaus) Het is een geweldig idee, maar de tijd is er nog niet rijp voor. (Gelach) De neutraliteit halverwege tussen wanhoop en feest is eigenlijk het eindspel. In 29 staten van de VS kan ik wettelijk ontslagen worden of huisvesting geweigerd worden vanwege mijn homo-zijn. In Rusland heeft de anti-propagandawet ertoe geleid dat mensen op straat in elkaar worden geslagen. 27 Afrikaanse landen hebben wetten tegen sodomie, en in Nigeria kunnen homo's legaal doodgestenigd worden, en zijn lynchpartijen alledaagse kost. In Saoedi-Arabië werden onlangs twee mannen betrapt op seksuele omgang. Ze werden veroordeeld tot elk 7.000 zweepslagen en zijn daardoor nu blijvend gehandicapt. Wie kan zin smeden en identiteit opbouwen? Homorechten zijn niet in de eerste plaats huwelijksrechten, en voor de miljoenen die op onverdraagzame plaatsen wonen, zonder middelen, blijft waardigheid een verre droom. Ik heb het geluk gehad zin te hebben gesmeed en identiteit opgebouwd, maar dat is nog steeds een zeldzaam voorrecht, en homoseksuele mensen verdienen beter dan kruimels van rechtvaardigheid. En toch is elke stap vooruit zo zoet. In 2007, zes jaar na onze ontmoeting, besloten mijn partner en ik om te trouwen. John ontmoeten was de ontdekking van groot geluk en ook de eliminatie van groot ongeluk. Soms was ik zo bezig met het verdwijnen van al die pijn dat ik de vreugde vergat, waar ik in eerste instantie minder mee bezig was. Trouwen is een manier om onze liefde te verklaren als eerder een aanwezigheid dan een afwezigheid. Het huwelijk leidde ons snel naar kinderen, wat nieuwe zingeving en nieuwe identiteiten betekende, zowel voor ons als voor hen. Ik wil dat mijn kinderen gelukkig zijn, en houden van ze is het pijnlijkst als ze verdriet hebben. Als homovader kan ik ze leren om te gaan met wat er tegen draait in hun leven, maar ik geloof dat als ik hen altijd zou behoeden voor tegenspoed, ik als ouder zou hebben gefaald. Een boeddhistische geleerde legde me ooit uit dat Westerlingen ten onrechte denken dat nirvana komt als al je verdriet achter je ligt en je alleen maar gelukzaligheid hebt te verwachten. Maar hij zei dat dat geen nirvana zou zijn, want je zaligheid in het heden zou altijd worden overschaduwd door de vreugde van het verleden. Nirvana, zei hij, is wat je bereikt als je alleen maar gelukzaligheid hebt om naar uit te kijken en in wat leek op verdriet de kiemen van je vreugde vindt. Ik vraag me soms af of ik dit geluk in het huwelijk en de kinderen had kunnen vinden als het gemakkelijker was gegaan, als ik in mijn jeugd hetero was geweest of nu jong was. In beide gevallen was het misschien makkelijker geweest. Misschien wel. Misschien kon al dat complexe verbeelden dan worden toegepast op andere onderwerpen. Maar als zin zoeken belangrijker is dan zin vinden, dan is de vraag niet of ik gelukkiger zou zijn geweest door te zijn gepest, maar wel of het toekennen van zin aan die ervaringen me een betere vader zou hebben gemaakt. Ik ben geneigd om extase te zoeken in alledaagse vreugden, want ik had niet verwacht dat die vreugden voor mij waren weggelegd. Ik ken veel heteroseksuelen die even gelukkige huwelijken en gezinnen hebben, maar het homohuwelijk is zo adembenemend fris en homoseksuele gezinnen zijn zo meeslepend nieuw, dat ik zin vond in dat onverwachte. In oktober was het mijn 50ste verjaardag en mijn familie gaf een feest voor mij. Terwijl het bezig was zei mijn zoon tegen mijn man dat hij een toespraak wilde houden, en John zei: "George, je kunt geen speech geven. Je bent vier.” (Gelach) “Alleen opa, oom David en ik gaan vanavond toespraken houden.” Maar George bleef aandringen, en ten slotte bracht John hem naar de microfoon, en George zei heel luid, “Dames en heren, mag ik uw aandacht, alstublieft.” Iedereen draaide zich verbaasd om. George zei: “Ik ben blij met papa's verjaardag. Ik ben blij dat we allemaal taart krijgen. En papa, als je nog klein was, zou ik je vriend willen zijn.” Ik dacht - Dank je wel. Ik dacht dat ik nu zelfs bij Bobby Finkel in het krijt stond. Al die eerdere ervaringen hadden naar dit moment geleid, en ik was eindelijk onvoorwaardelijk dankbaar voor een leven waarvoor ik ooit alles zou hebben gedaan om het te veranderen. Een jongere homoseksuele man vroeg eens aan de homo-activist Harvey Milk wat hij kon doen om de beweging te helpen, en Harvey Milk zei: “Kom ervoor uit en vertel het iemand.” Er is altijd wel iemand die ons onze menselijkheid wil afnemen, en er zijn altijd verhalen die het weer goed maken. Als we ervoor uitkomen, kunnen we de haat verslaan en ieders leven zinvoller maken. Zin smeden. Identiteit opbouwen. Zin smeden. Identiteit opbouwen. En dan de wereld uitnodigen om deel te hebben aan je vreugde. Dank je. (Applaus) Dank je. (Applaus) Dank je. (Applaus) Dank je. (Applaus)