Ik ga praten over vertrouwen. Eerst even opfrissen welke standaardideeën mensen daarover hebben. Ik denk dat ze zo alledaags zijn dat ze clichés van onze samenleving zijn geworden. Volgens mij zijn het er drie. Eén is een bewering: zeer velen geloven dat het vertrouwen erg is afgenomen. Twee is een doel: we moeten meer vertrouwen. En drie is een taak: we moeten het vertrouwen opnieuw opbouwen. Ik denk dat die bewering, doel en taak allemaal op het verkeerde spoor zitten. Daarom ga ik het vandaag hebben over een andere bewering, doel en taak. Volgens mij gaan die een pak effectiever zijn. Eerst de bewering: waarom denken mensen dat het vertrouwen is afgenomen? Als ik erover nadenk op basis van mijn eigen bewijsmateriaal, kan ik niet zeggen waarom. Ik ben geneigd te denken dat het kan gedaald zijn in bepaalde activiteiten of instellingen en toegenomen in andere. Ik heb geen overzicht. Als ik afga op de opiniepeilingen, dan lijkt het vertrouwen wel afgenomen. dan lijkt het vertrouwen wel afgenomen. Maar als je de opiniepeilingen in de tijd volgt, dan is daar niet veel bewijs voor. Mensen die 20 jaar geleden werden gewantrouwd, Mensen die 20 jaar geleden werden gewantrouwd, vooral journalisten en politici, worden nog steeds gewantrouwd. En de mensen die 20 jaar geleden erg vertrouwd werden, zijn dat nu ook nog: rechters, verplegend personeel. De rest van ons valt daartussen. De gemiddelde persoon in de straat zit bijna precies halverwege. Maar is dat stevig bewijs? Opiniepeilingen geven natuurlijk opinies weer. Wat anders? Dus kijken ze naar de algemene attitudes die mensen weergeven als je ze vragen stelt. “Vertrouwt u politici? Vertrouwt u leraren?” Stel dat iemand je vraagt: "Vertrouwt u groenteboeren? Vertrouwt u vishandelaars? Vertrouwt u onderwijzers?" Waarschijnlijk zou je dan vragen: "Om wat te doen?" Dat zou een perfect verstandig antwoord zijn. Daarna zou je kunnen zeggen: "Sommigen wel, maar anderen niet." Dat is zou een redelijke reactie zijn. In ons echte leven vertrouwen we op een gedifferentieerde manier. We veronderstellen niet dat de mate van vertrouwen in alle gevallen voor een bepaald type beroep of type mens in alle gevallen voor een bepaald type beroep of type mens uniform zal zijn. Ik zou bijvoorbeeld kunnen zeggen dat ik een zekere onderwijzeres vertrouw om kinderen te leren lezen, maar ik zou zeker niet willen dat zij de schoolbus zou besturen. Misschien weet ik wel dat ze geen goede chauffeur is. Ik weet dat mijn meest spraakzame vriend een gesprek op gang kan houden, maar misschien is hij niet zo goed in het bewaren van een geheim. Zo eenvoudig is dat. Als we in ons alledaagse leven zien dat vertrouwen gedifferentieerd is, waarom laten we dat inzicht dan vallen als we abstracter over vertrouwen gaan nadenken? Ik denk dat peilingen zeer slechte gidsen zijn over het reële niveau van vertrouwen. Ze gaan voorbij aan de afweging die je moet maken als je vertrouwen geeft. Ten tweede, hoe zit het met het doel? Het doel is meer vertrouwen te hebben. Ik vind dat eerlijk gezegd een dom doel. Daar zou ik niet voor gaan. Ik zou meer vertrouwen willen hebben in de betrouwbaren, maar niet in de onbetrouwbaren. Ik wil er alles aan doen om de onbetrouwbaren niet te vertrouwen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de mensen die hun spaargeld bij die meneer Madoff hebben geplaatst. Die ging ermee vandoor. Ik vind dat ze hem teveel vertrouwen schonken. Ik vind dat ze hem teveel vertrouwen schonken. Meer vertrouwen is geen intelligent doel in dit leven. Intelligent geschonken en intelligent geweigerd vertrouwen is het juiste doel. Dat betekent dat waar het op aankomt Dat betekent dat waar het op aankomt niet vertrouwen, maar betrouwbaarheid is. Het beoordelen hoe betrouwbaar mensen in bepaalde opzichten zijn. Het beoordelen hoe betrouwbaar mensen in bepaalde opzichten zijn. Daarbij moeten we op 3 dingen letten. Zijn ze bekwaam? Zijn ze eerlijk? Kan je op hen rekenen? Als we vinden dat een persoon voor de relevante zaken bekwaam, als je op hem kan rekenen en als hij eerlijk is, hebben we een goede reden om hem te vertrouwen omdat hij betrouwbaar is. Maar als je er niet op kan rekenen zijn, dan misschien niet. Ik heb vrienden die bekwaam en eerlijk zijn, maar ik zou ze niet vertrouwen om een brief te laten posten, omdat ze vergeetachtig zijn. Ik heb vrienden die zeer overtuigd zijn dat ze bepaalde dingen aankunnen, maar ik besef dat ze hun eigen bekwaamheid overschatten. Ik denk ook dat ik gelukkig niet veel vrienden heb die bekwaam zijn en waar je op kan rekenen, maar die uiterst oneerlijk zijn. (Gelach) Zo ja, heb ik ze nog niet ontdekt. Maar dat is wat we zoeken: betrouwbaarheid eerder dan vertrouwen. Vertrouwen is onze reactie. Betrouwbaarheid is wat we moeten beoordelen. Natuurlijk is dat moeilijk. In de afgelopen decennia hebben we systemen van verantwoordingsplicht voor alle soorten instellingen proberen te construeren, voor deskundigen, ambtenaren, enzovoort. Die zouden het ons makkelijker moeten maken om hun betrouwbaarheid te beoordelen. Veel van deze systemen hebben het tegenovergestelde effect. Zij werken niet zoals ze moeten. Een vroedvrouw zei me eens: "Het probleem is dat het papierwerk meer tijd in beslag neemt dan de bevalling." "Het probleem is dat het papierwerk meer tijd in beslag neemt dan de bevalling." In alle hoeken van ons openbare leven, ons institutionele leven, komen we het probleem tegen dat het systeem van verantwoordingsplicht, dat bedoeld is om betrouwbaarheid en bewijs van betrouwbaarheid te verzekeren, eigenlijk net het tegenovergestelde doet. Het stoort mensen, zoals vroedvrouwen, die moeilijke taken moeten doen, bij de uitvoering ervan omdat ze bij wijze van spreken al die vakjes moeten aankruisen. Je kan zelf wel eigen voorbeelden bedenken. Dat wat het doel aangaat. Het doel, denk ik, is meer betrouwbaarheid, en dat gaat anders zijn als we proberen om betrouwbaar te zijn en die betrouwbaarheid aan andere mensen te communiceren dan als we proberen te beoordelen of andere mensen, ambtsdragers of politici betrouwbaar zijn. Het is niet gemakkelijk. Het is beoordelen. Op je gevoel afgaan, volstaat hier niet. Ten derde, de taak. De taak ‘opnieuw vertrouwen opbouwen’ is de wereld op zijn kop. Het suggereert dat jij en ik het vertrouwen moeten herstellen. Dat kunnen we voor onszelf. We kunnen een beetje betrouwbaarheid herstellen. Twee mensen kunnen samen proberen het vertrouwen te verbeteren. Maar vertrouwen moet uiteindelijk van de ander komen. Jij kan niet herstellen wat andere mensen je geven. Jij moet hen de basis geven om jou hun vertrouwen te schenken. Dus moet je betrouwbaar zijn. En dat natuurlijk omdat je niet iedereen de hele tijd voor de gek kan houden - meestal toch. Maar je moet ook bruikbaar bewijs leveren dat je betrouwbaar bent. Hoe? Het gebeurt dagelijks overal heel effectief door gewone mensen, door ambtenaren, door instellingen. Ik geef een eenvoudig commercieel voorbeeld. De winkel waar ik mijn sokken koop, zegt dat ik ze mag terugbrengen zonder vragen te stellen. Zij nemen ze terug en geven me het geld of geven me de sokken van de kleur die ik wilde. Dat is super. Ik vertrouw hen omdat ze zich voor mij kwetsbaar hebben gemaakt. Ik denk dat daar een grote les in zit. Als je jezelf kwetsbaar maakt voor de andere partij, dan is dat zeer goed bewijs dat je betrouwbaar bent en vertrouwen hebt in wat je zegt. Uiteindelijk is wat we beogen makkelijk te zien. Het zijn relaties waarin mensen betrouwbaar zijn en kunnen beoordelen wanneer en hoe betrouwbaar de ander is. en kunnen beoordelen wanneer en hoe betrouwbaar de ander is. De moraal van dit alles is dat we veel minder moeten denken over vertrouwen, laat staan over de attitudes van vertrouwen, juist of fout herkend door opiniepeilingen, maar veel meer over betrouwbaar zijn en hoe je mensen adequate, nuttige en eenvoudige bewijzen geeft van betrouwbaarheid. Bedankt. (Applaus)