In het Bijbelse verhaal van de Toren van Babel sprak de hele mensheid ooit één enkele taal totdat ze plots in vele groepen uiteenvielen en elkaar niet meer begrepen. We weten niet of zo'n originele taal ooit heeft bestaan, maar we weten wel dat de duizenden talen die vandaag bestaan, zijn terug te voeren naar een veel kleiner aantal. Hoe kwamen we ooit aan zoveel talen? In de vroege dagen van de menselijke migratie was de wereld veel minder bevolkt. Groepen mensen die een enkele taal en cultuur deelden, splitsten vaak op in kleinere stammen, en gingen hun eigen weg op zoek naar vers wild en vruchtbare grond. Terwijl ze migreerden naar nieuwe plaatsen, raakten ze van elkaar geïsoleerd en ontwikkelden ze zich anders. Door eeuwen anders te leven, ander voedsel te eten en verschillende buren te ontmoeten, veranderden gelijkaardige dialecten met gevarieerde uitspraak en woordenschat in totaal verschillende talen. Die bleven zich opdelen naarmate de bevolking groeide en zich verspreidde. Net als genealogen proberen taalkundigen dit proces in kaart te brengen door meerdere talen zo ver als ze kunnen te traceren naar hun gemeenschappelijke voorouder of proto-taal. Een groep van alle zo verwante talen wordt een taalfamilie genoemd. Die kan vele takken en subgroepen bevatten. Maar hoe bepalen we of talen verwant zijn? Gelijk klinkende woorden vertellen ons niet veel. Het kunnen valse vrienden of gewoon leenwoorden zijn, eerder dan dat ze een gemeenschappelijke oorsprong hebben. Grammatica en syntaxis zijn een betrouwbaarder gids, evenals de basiswoordenschat, zoals voornaamwoorden, cijfers of verwantschapstermen, die minder waarschijnlijk ontleend werden. Door deze zaken systematisch te vergelijken en te letten op regelmatige patronen van klankveranderingen en overeenkomsten tussen talen, kunnen taalkundigen relaties vinden, specifieke stappen in hun evolutie traceren en zelfs oudere talen zonder geschreven bronnen reconstrueren. Taalkunde kan zelfs andere belangrijke historische aanwijzingen onthullen, zoals de geografische oorsprong en levensstijl van oude volkeren op basis van welke woorden oorspronkelijk waren en welke ontleend werden. Taalkundigen ondervinden twee belangrijke problemen bij de constructie van deze taalfamiliebomen. Eén is dat er geen duidelijke manier is om te bepalen waar de takken onderaan moeten eindigen. Welke dialecten moeten worden beschouwd als afzonderlijke talen of vice versa. Chinees wordt geclassificeerd als één enkele taal, maar de dialecten ervan zijn soms wederzijds onbegrijpelijk, terwijl sprekers van Spaans en Portugees elkaar vaak kunnen begrijpen. Gesproken talen vallen niet in netjes van elkaar afgescheiden categorieën, maar gaan vaak geleidelijk in elkaar over en overschrijden grenzen en classificaties. Vaak is het verschil tussen talen en dialecten een kwestie van veranderende politieke en nationale overwegingen in plaats van taalkundige kenmerken. Daarom ligt het antwoord op hoeveel talen er zijn tussen 3.000 en 8.000, afhankelijk van wie telt. Het andere probleem is dat hoe verder we terug gaan in de tijd, naar de top van de boom, hoe minder we weten over de talen daar. De huidige verdeling van de grote taalfamilies is de limiet waarop relaties met redelijke zekerheid kunnen worden vastgesteld. Dat betekent dat de talen van verschillende families geacht worden op geen enkel niveau verwant te zijn. Maar dit kan veranderen. Terwijl vele voorstellen voor relaties op hoger niveau - of superfamilies – speculatief zijn, zijn sommige algemeen aanvaard en worden andere overwogen, vooral voor inheemse talen met weinig sprekers die niet uitgebreid werden bestudeerd. Misschien zullen we nooit weten hoe taal tot stand kwam, en of alle talen een gemeenschappelijke voorouder hadden, verspreid door de babel van de migratie. Maar als je nog eens een vreemde taal hoort, let er dan op. Misschien is ze niet zo vreemd als je denkt.