Ik was een meisje van vijf
met blauwe ogen en mollige wangen
toen ik voor de eerste keer
met mijn familie ging posten.
Ik moest van mijn moeder
mijn poppen achterlaten in de auto
en postvatten op een straathoek
in het natte Kansasweer,
te midden van enkele
tientallen familieleden.
Met mijn kleine vuisten omklemde ik
een plakkaat dat ik nog niet kon lezen:
"Homo's verdienen de dood."
Dat was het begin.
Onze protesten werden
al snel een dagelijkse gebeurtenis
en een internationaal fenomeen.
Als lid van de Westboro Baptist Church
werd ik een vaste waarde
op piketten in het hele land.
Het einde van mijn carrière
in antihomopiketten
en het leven zoals ik het kende,
kwam 20 jaar later,
deels veroorzaakt
door vreemden op Twitter,
die me de kracht van het omgaan
met de ander bijbrachten.
Thuis werd het leven gezien
als een epische geestelijke strijd
tussen goed en kwaad.
Het goede was mijn kerk en haar leden,
en het kwaad waren alle anderen.
De capriolen van mijn kerk
waren van dien aard
dat we constant op gespannen voet
leefden met de wereld,
en dat versterkte
ons anders-zijn dag na dag.
"Maak een onderscheid
tussen het onreine en het reine",
zegt het vers,
en dat deden we.
Van honkbalwedstrijden
tot militaire begrafenissen,
overal stonden we
met fluorescerende protestborden
om anderen te vertellen
hoe 'onrein' ze waren
en waarom ze onderweg waren
naar de verdoemenis.
Daaromheen draaide ons hele leven.
Dit was voor mij de enige manier
om goed te doen in een wereld
in de macht van Satan.
Net als mijn overige 10 broers en zussen
geloofde ik met heel mijn hart
wat me was geleerd
en streefde ik Westboro's agenda na
met een speciaal soort ijver.
In 2009 bracht die ijver me op Twitter.
In eerste instantie waren de mensen
die ik er ontmoette
net zo vijandig als ik had verwacht.
Zij waren de digitale versie
van de gillende hordes
die ik bij de protesten tegenkwam
sinds ik een kind was.
Maar in dit digitale gebakkelei
ontwikkelde zich een vreemd patroon.
Als iemand op mijn profiel opdook
met de gebruikelijke woede en minachting,
antwoordde ik met een aangepaste mix
van bijbelverzen, popcultuurreferenties
en smiley's.
Begrijpelijkerwijs waren ze
verward en overrompeld,
maar dan volgde een gesprek.
En het bleef beleefd --
met echte nieuwsgierigheid
aan beide zijden.
Hoe kwam de ander tot dergelijke
buitenissige conclusies over de wereld?
Soms kwam het zelfs
tot gesprekken in het echte leven.
Mensen met wie ik
op Twitter had geredetwist,
kwamen naar mijn piketlijn om me te zien
als ik in hun stad protesteerde.
Een zekere David was zo iemand.
Hij schreef een blog
met de naam 'Jewlicious'
en na enkele maanden van verhitte
maar vriendelijke argumenten online
kwam hij naar mijn piket in New Orleans.
Hij bracht voor mij een Midden-Oosters
dessert mee uit Jeruzalem, waar hij woont,
en ik voor hem koosjer chocolade,
terwijl ik daar stond
met een 'God haat Joden'-plakkaat.
(Gelach)
Er was geen verwarring
over onze standpunten,
maar de grens tussen vriend en vijand
werd steeds waziger.
We waren begonnen elkaar als mens te zien
en het veranderde de manier
waarop we met elkaar spraken.
Het kostte tijd,
maar uiteindelijk plantten die gesprekken
in mij het zaad van de twijfel.
Mijn vrienden op Twitter namen de tijd
om Westboro's leerstellingen te begrijpen
en daardoor vonden ze ongerijmdheden
die ik nooit had gezien.
Waarom pleitten we
voor de doodstraf voor homo's,
terwijl Jezus zei: "Hij die zonder
zonde is, werpe de eerste steen."
Hoe kunnen we beweren
onze naaste lief te hebben,
terwijl we op hetzelfde moment
God bidden om hem te vernietigen?
De waarheid is dat de inleving
van die vreemdelingen op het internet
zelf een contradictie was.
Het werd me steeds duidelijker
dat andere mensen niet de demonen
waren die mij waren voorgespiegeld.
Dit besef gaf mijn leven
een andere wending.
Toen ik zag dat we geen ultieme rechters
van de goddelijke waarheid waren
maar feilbare mensen,
kon ik het tegendeel niet meer volhouden.
Ik kon onze daden niet rechtvaardigen --
vooral onze wrede praktijk
om te protesteren bij begrafenissen
en menselijke tragedies te vieren.
Deze verschuivingen in mijn perspectief
droegen bij tot het verlies
van vertrouwen in mijn kerk
en maakten het mij uiteindelijk
onmogelijk om er te blijven.
Ondanks overweldigend verdriet en angst
verliet ik Westboro in 2012.
In de dagen net nadat ik wegging,
was het instinct om me te verbergen
bijna verlammend.
Ik wilde me verbergen
voor het oordeel van mijn familie,
ik wist dat alle contact zou wegvallen --
hun gedachten en meningen
hadden alles voor mij betekend.
Ik wilde me ook verbergen voor de wereld
die ik al zo lang had afgewezen --
voor mensen die geen reden hadden
om mij een tweede kans te geven
na een leven van antagonisme.
En toch, ongelooflijk,
deden ze net dat.
De wereld kende mijn hele verleden,
je vond het overal op het internet --
duizenden tweets en honderden interviews,
alles van het lokale tv-nieuws
tot de 'The Howard Stern Show' --
maar toch ontvingen ze me met open armen.
Ik verontschuldigde me
om de aangerichte schade,
maar ik wist ook dat dat het nooit
ongedaan zou kunnen maken.
Al wat ik kon doen was proberen
om een nieuw leven op te bouwen
en een manier vinden
om de schade wat te lenigen.
Ze hadden alle redenen
om mijn oprechtheid te betwijfelen,
maar de meesten deden dat niet.
En --
gezien mijn geschiedenis
was het meer dan ik had kunnen hopen --
vergeving en het voordeel van de twijfel.
Het verbaast me nog steeds.
Het eerste jaar weg van huis
zwierf ik wat rond met mijn jongere zus,
die samen met mij was weggegaan.
We vielen in een afgrond,
maar tot onze verbazing
vonden we het licht en een uitweg
in dezelfde gemeenschappen waar we
zo lang onze pijlen op hadden gericht.
David,
mijn vriend 'Jewlicious' op Twitter,
nodigde ons uit bij een Joodse
gemeenschap in Los Angeles.
We sliepen op banken in het huis
van een chassidische rabbijn en zijn vrouw
en hun vier kinderen --
dezelfde rabbijn waartegen ik
drie jaar eerder had geprotesteerd
met een plakkaat waarop stond:
"Je rabbijn is een hoer."
We brachten lange uren door met praten
over theologie, het jodendom en het leven,
terwijl we de vaat deden
in hun koosjere keuken
en groenten hakten voor het diner.
Ze behandelden ons als familie.
Ze koesterden geen wrok tegen ons
en nogmaals was ik verbaasd.
Die periode was vol onrust,
maar waar ik nog vaak aan terugdenk,
is het verrassende inzicht
dat ik toen had --
hoe opgelucht en blij ik was
om al dat harde oordelen op te geven
dat instinctief in mij opkwam
over iedereen die ik ontmoette.
Ik realiseerde me dat ik moest leren.
Ik moest leren luisteren.
Dit speelt me de laatste tijd
voortdurend door het hoofd,
omdat ik in ons publieke discours
zoveel van dezelfde destructieve impulsen
als in mijn voormalige kerk weer tegenkom.
We vieren tolerantie en diversiteit
meer dan op ooit enig ander moment
en toch zien we de verdeeldheid
steeds maar toenemen.
We willen goede dingen --
rechtvaardigheid, gelijkheid,
vrijheid, waardigheid, welvaart --
maar het pad dat we kozen,
lijkt zoveel op hetgeen
dat ik vier jaar geleden verliet.
We hebben de wereld
opgesplitst in wij en zij
en komen alleen
lang genoeg uit onze bunkers
om retorische granaten
in het andere kamp te gooien.
We bekijken de helft van het land
als wereldvreemde liberale elites
of als racistische
of vrouwen hatende pestkoppen.
Geen nuance, geen complexiteit,
geen menselijkheid.
Zelfs als iemand om empathie
en begrip voor de andere kant vraagt,
verloedert het gesprek bijna altijd
tot een debat over de vraag
wie meer empathie verdient.
Net zoals ik leerde doen,
weigeren we routinematig
om de gebreken in onze posities
of de verdiensten
van onze tegenstander te erkennen.
Compromis is ondenkbaar.
Wij keren ons zelfs
tegen onze eigen mensen
als ze de partijlijn
in twijfel durven trekken.
Dit pad bracht ons een wrede,
oordelende, verdiepende polarisatie
en zelfs uitbarstingen van geweld.
Ik herinner me dit pad.
Het zal ons niet brengen
waar we naartoe willen.
Wat me hoop geeft,
is dat we er iets aan kunnen doen.
Het goede nieuws is dat het eenvoudig is
en het slechte nieuws is
dat het moeilijk is.
We moeten praten met en luisteren naar
mensen waar we het niet eens mee zijn.
Dat is moeilijk, omdat we vaak
niet kunnen doorgronden
hoe de andere kant
tot hun standpunten kwam.
Het is moeilijk omdat
het verontwaardigde grote gelijk,
dat gevoel van zekerheid
dat we de juiste kant kozen,
zo verleidelijk is.
Het is moeilijk, want het betekent
de uitbreiding van empathie en mededogen
naar mensen die ons vijandig
en minachtend bejegenen.
De impuls om op dezelfde wijze
te reageren, is zo verleidelijk,
maar dat is niet wat we willen zijn.
We kunnen het weerstaan.
Ik zal hiertoe altijd geïnspireerd worden
door wie ik op Twitter leerde kennen,
schijnbare vijanden
die mijn geliefde vrienden geworden.
Ook in het geval van een bijzonder
begrijpende en gulle man,
mijn man.
Er was niets bijzonders aan de manier
waarop ik op hem reageerde.
Wat zo bijzonder was, was hun aanpak.
Ik dacht er de afgelopen
jaren veel over na
en ik vond vier dingen die ze anders deden
waardoor een echt gesprek mogelijk werd.
Deze vier stappen
waren klein maar krachtig,
en ik doe er alles aan om ze tegenwoordig
bij moeilijke gesprekken toe te passen.
De eerste is dat je niet
van slechte bedoelingen uitgaat.
Mijn vrienden op Twitter realiseerden zich
dat zelfs wanneer mijn woorden
agressief en beledigend waren,
ik oprecht geloofde
dat ik het juiste ding deed.
Uitgaan van foute motieven
snijdt ons vrijwel direct af
van echt begrijpen waarom iemand
zo handelt en gelooft.
We vergeten hun menselijkheid
met een leven van ervaring
dat hun geest heeft gevormd
en we blijven steken
in die eerste golf van woede,
wat een goede conversatie uitsluit.
Maar als we uitgaan
van goede of neutrale bedoelingen,
geven we onze geest
een veel sterker kader voor dialoog.
De tweede is vragen stellen.
Als we mensen de hand reiken
over ideologische scheidslijnen,
dan helpen die vragen
om de onverzoenbaarheid
tussen onze verschillende standpunten
in kaart te brengen.
Dat is belangrijk omdat we argumenten
niet effectief kunnen presenteren
als we niet begrijpen
waar de andere kant vandaan komt
en omdat het hen een kans geeft
om te wijzen op gebreken in onze posities.
Maar het stellen van vragen
dient ook een ander doel:
het signaleert mensen
dat ze worden gehoord.
Toen mijn vrienden op Twitter
stopten met beschuldigen
en vragen gingen stellen,
deed ik bijna automatisch hetzelfde.
Hun vragen gaven me spreekruimte,
maar ze lieten me ook toe
om hen vragen te stellen
en om echt te luisteren
naar hun antwoorden.
Het veranderde fundamenteel
de dynamiek van ons gesprek.
De derde is kalm te blijven.
Dat vergt oefening en geduld,
maar het is krachtig.
Op Westboro leerde ik er niet om te geven
hoe anderen mijn uitlatingen ervoeren.
Ik dacht dat mijn gelijk
mijn lompheid rechtvaardigde --
agressieve tonen, stemverheffing,
beledigingen, onderbrekingen --
maar die strategie
is uiteindelijk contraproductief.
Het volume en het sarcasme opdrijven,
is natuurlijk in stressvolle situaties,
maar het heeft de neiging
om het gesprek tot een onbevredigend,
explosief einde te brengen.
Toen mijn man nog maar
een anonieme Twitterkennis was,
waren onze discussies vaak hard en scherp,
maar we hebben altijd geweigerd
om ze te laten escaleren.
In plaats daarvan
begon hij over iets anders.
Hij vertelde een grap
of beval een boek aan
of onttrok zich voorzichtig
aan het gesprek.
We wisten dat de discussie
nog niet voorbij was,
alleen een tijdje onderbroken
om ons wat tot rust te laten komen.
Mensen klagen vaak dat digitale
communicatie ons onbeleefder maakt,
maar dit is een voordeel van online
conversaties boven persoonlijke.
We hebben een buffer van tijd en ruimte
tussen ons en de mensen van wie we
de ideeën zo frustrerend vinden.
Wij kunnen die buffer gebruiken.
In plaats van uit te halen,
kunnen we pauzeren, ademen,
van onderwerp veranderen of weglopen
en erop terugkomen
wanneer we er klaar voor zijn.
En tenslotte...
argumenteren.
Het lijkt misschien vanzelfsprekend,
maar een neveneffect
van ergens hard in te geloven
is dat we soms aannemen
dat de waarde van ons standpunt
zo duidelijk en vanzelfsprekend is,
dat we onze positie
niet hoeven te verdedigen,
omdat ze zo duidelijk juist en goed is
dat als iemand het niet snapt,
het hun probleem is --
dat het niet mijn taak is
om hen te onderwijzen.
Maar als het zo simpel was,
zagen we allen de dingen
op dezelfde manier.
Hoe vriendelijk mijn vrienden
op Twitter ook waren,
als ze geen argumenten hadden gegeven,
zou het veel moeilijker zijn geweest
om de wereld anders te gaan bekijken.
We zijn allemaal
een product van onze opvoeding
en onze overtuigingen
weerspiegelen onze ervaringen.
We kunnen niet verwachten dat anderen
hun denken spontaan zullen veranderen.
Als we verandering willen,
zullen we ervoor moeten gaan.
Mijn vrienden op Twitter gaven
hun geloof of hun principes niet op --
alleen hun minachting.
Ze kanaliseerden hun
maar al te begrijpelijke verontwaardiging
en legden me gerichte vragen voor
getemperd met vriendelijkheid en humor.
Zij benaderden me als een menselijk wezen
en dat was meer transformatief
dan twee decennia
van woede, minachting en geweld.
Ik weet dat sommigen misschien niet
de tijd, de energie of het geduld hebben
voor een uitgebreid overleg,
maar hoe moeilijk het ook kan zijn,
de hand reiken aan iemand
waarmee we het niet eens zijn,
is een optie waarover
we allemaal beschikken.
Ik geloof oprecht
dat we moeilijke dingen kunnen doen,
niet alleen voor hen,
maar voor ons en onze toekomst.
Escalatie van afkeer
en hardnekkig conflict
willen we niet voor onszelf,
of voor ons land,
of voor de volgende generatie.
Mijn moeder zei me iets
een tijdje voordat ik Westboro verliet,
toen ik nog tegen beter weten in hoopte
dat ik toch nog
bij mijn familie kon blijven.
Mensen die ik
met heel mijn hart heb liefgehad,
zelfs nog voordat ik dat meisje van vijf
met bolle wangen was
dat piket stond met een bord
dat het niet kon lezen.
Ze zei: "Je bent maar een mens,
mijn lieve, lieve kind."
Ze vroeg me om nederig te zijn --
om niet te vragen, maar om God
en mijn ouders te vertrouwen.
Maar voor mij miste ze
het grotere plaatje --
dat we allemaal gewoon maar mensen zijn.
Dat we ons moeten laten leiden
door dat meest elementaire feit,
en elkaar met edelmoedigheid
en mededogen moeten benaderen.
Ieder van ons draagt iets bij
aan de gemeenschappen,
de culturen en de samenlevingen
die we opbouwen.
Het einde van deze spiraal van woede
en schuld begint met iemand
die weigert om deze destructieve,
verleidelijke impulsen te koesteren.
We hoeven alleen maar te beslissen
dat het begint bij onszelf.
Dank je.
(Applaus)