'Feromoon' is een heel krachtig woord.
Het roept seks op, losbandighed,
controleverlies.
Zoals je ziet is het
een heel belangrijk woord.
Maar het is pas 50 jaar oud.
Het werd uitgevonden in 1959.
Als je dat woord op internet opzoekt,
wat je misschien al gedaan hebt,
krijg je miljoenen hits.
Bijna al die sites
proberen iets te verkopen
waardoor je onweerstaanbaar wordt,
voor 10 dollar of meer.
Dat is een aantrekkelijk idee.
De moleculen die ze vermelden,
klinken erg wetenschapperig.
Ze tellen vele lettergrepen.
Dingen als androstenol, androstenone
of androstenedione.
Het wordt als maar beter,
en als je daar nog witte labjassen
aan toevoegt,
dan stel je je voor
dat hier geweldige wetenschap achter zit.
Helaas zijn dit bedrieglijke claims
gebaseerd op bedenkelijke wetenschap.
Het probleem is dat er weliswaar
vele goede wetenschappers
studeren op wat ze beschouwen
als menselijke feromonen,
en erover publiceren
in gerespecteerde tijdschriften,
maar zonder dat er,
ondanks de verfijnde experimenten,
stevige wetenschap
aan ten grondslag ligt.
De basis is het probleem
dat niemand ooit
systematisch alle geuren heeft onderzocht:
die mensen produceren --
we geven duizenden moleculen af.
We zijn zoogdieren.
We produceren veel geur.
Niemand heeft systematisch onderzocht
welke moleculen
echt feromonen zijn.
Ze kozen er een paar uit,
en alle experimenten
zijn daarop gebaseerd.
Maar er is geen sluitend bewijs.
Dat betekent niet
dat geur niet belangrijk is voor mensen.
Dat is wel zo.
Er bestaan heuse enthousiastelingen.
Napoleon was één van hen.
Je herinnert je misschien
dat hij, toen hij op pad was
om oorlog te voeren,
aan zijn minnares,
keizerin Josephine, schreef:
"Was je niet, ik kom eraan."
(Gelach)
Hij wilde niets van haar rijkdom missen
in de dagen voor hij thuiskwam.
Er bestaan nog steeds websites
die dit aanhalen als een raar trekje.
Tegelijkertijd
besteden we ongeveer evenveel geld
aan het verwijderen van onze geurtjes
als in het aanbrengen ervan, via parfums.
De parfumsector is vele miljarden waard.
In het vervolg van deze talk wil ik
uitleggen wat feromonen echt zijn,
waarom we er volgens mij
van mogen uitgaan
dat mensen feromonen hebben,
welke verwarring er zoal bestaat
rond feromonen,
en ik wil afsluiten
met een veelbelovend pad
dat ons toont waar we heen moeten.
De Oude Grieken wisten
dat honden elkaar
onzichtbare signalen sturen.
Een loopse teef
zond onzichtbare signalen naar reuen,
kilometers in de omtrek,
en dat was geen geluid,
maar een geur.
Je kon de geur van de teef gebruiken
om de reuen
achter een doek aan te jagen.
Maar de mensen die dit zagen, konden
de moleculen niet identificeren.
Ze konden niet aantonen
dat het chemisch was.
Dat komt doordat
elk van deze dieren
kleine hoeveelheden afscheidt.
Bij de honden geldt
dat een reu het kan ruiken,
maar wij niet.
Pas in 1959 wist een Duits team,
na 20 jaar onderzoek naar deze moleculen,
het eerste feromoon te ontdekken
en te identificeren.
Dat was het seksferomoon
van een zijdemot.
Dat was een geïnspireerde keuze
van Adolf Butenandt en zijn team,
want hij had
een half miljoen motten nodig
om voldoende materiaal te hebben
voor de chemische analyse.
Maar hij creëerde het model
voor de aanpak van feromoonanalyse.
Hij liep ze allemaal af
en toonde aan dat alleen
de molecule in kwestie
de mannetjes stimuleerde,
en de andere niet.
Hij analyseerde die erg zorgvuldig.
Hij synthetiseerde ze
en probeerde de synthetische molecule
uit op de mannetjes.
Ze reageerden en toonden aan dat het
inderdaad die molecule was.
Zo was de cirkel rond.
Dat is wat voor mensen
nog nooit is gebeurd:
niets systematisch,
geen echt bewijs.
Met dat nieuwe concept
hadden we een nieuw woord nodig.
Dat werd 'feromoon'.
Het staat voor het overbrengen
van opwinding
tussen mensen.
Sinds 1959 zijn feromonen ontdekt
in het hele dierenrijk,
in mannetjes, in wijfjes.
Het werkt even goed onder water,
voor goudvissen en kreeften.
Voor zowat elk denkbaar zoogdier
is een feromoon geïdentificeerd,
en voor een enorm aantal insecten.
We weten dus dat feromonen bestaan
in het hele dierenrijk.
En de mens?
Om te beginnen
zijn we zoogdieren,
en zoogdieren geven geur af.
Elke hondenbezitter zal je zeggen
dat wij geur afgeven
en zij ook.
Maar de echte reden om te denken
dat mensen feromonen hebben,
is de verandering
tijdens het opgroeien.
De geur van een zaal vol tieners
is helemaal anders
dan die van een zaal vol kleine kinderen.
Wat is er anders?
De puberteit, natuurlijk.
Tegelijk met het schaamhaar
en het okselhaar
beginnen nieuwe klieren
te werken op die plekken.
Daar komt de andere geur vandaan.
Als we een ander soort zoogdier waren,
of een andere diersoort,
zouden we zeggen: "Dat zal wel
met feromonen te maken hebben."
En we zouden goed gaan zoeken.
Maar er zijn wat problemen, en daarom
heeft men volgens mij
niet zo goed gezocht
naar feromonen bij mensen.
Want er zijn problemen.
Het eerste probleem
is misschien verrassend:
het draait om cultuur.
Motten leren niet veel
over wat lekker ruikt,
maar mensen wel.
Tot we vier jaar zijn,
is elke geur, hoe ranzig ook,
gewoon interessant.
Ik begrijp dat de hoofdtaak van ouders
is om te beletten dat kinderen
in de stront roeren,
want dat ruikt altijd lekker.
Geleidelijk aan leren we
wat niet goed is.
Eén van de dingen die we leren
terwijl we het slechte leren herkennen,
is wat goed is.
De kaas achter me
is een Britse,
zo niet Engelse delicatesse.
Het is rijpe blauwe stilton.
Dat je dat lekker vindt, snapt niemand
die uit een ander land komt.
Elke cultuur heeft zijn specifieke voedsel
en nationale delicatesse.
Als je uit IJsland zou komen,
zou je nationale gerecht
grondig verrotte haai zijn.
Dit zijn allemaal aangeleerde smaken,
maar het zijn haast identiteitsbewijzen.
Je bent deel van de in-groep.
Het tweede is de geurzin.
Ieder van ons heeft
een unieke geurwereld:
wat we ruiken,
is voor elk van ons
een geheel andere wereld.
Geurzin was het moeilijkst
te doorgronden zintuig.
De Nobelprijs kregen
Richard Axel en Linda Buck
pas in 2004,
voor hun ontdekking
van de werking van geur.
Het is echt lastig.
Het komt erop neer
dat zenuwen uit de hersenen
in de neus uitkomen.
Op deze zenuwen
die in de neus blootgesteld zijn
aan de buitenlucht,
zitten receptoren.
Geurmoleculen komen binnen
als we inademen
en interageren met de receptoren.
Komt er een verbinding tot stand,
dan sturen ze een zenuwsignaal
terug naar het brein.
We hebben niet één soort receptor.
Als mens heb je ongeveer 400
verschillende soorten receptoren.
Het brein weet wat je ruikt
door de combinatie van receptoren
en de zenuwcellen
die ze in werking stellen
en die boodschappen naar het brein sturen
in een bepaalde combinatie.
Het is nog wat ingewikkelder
omdat er van elk van die 400
verschillende varianten zijn.
Afhankelijk van je variant
ruik je koriander, een kruid,
als iets heerlijks en smakelijks
of als iets zeep-achtigs.
We hebben dus elk
een individuele geurenwereld.
Dat maakt het ingewikkeld
om geur te bestuderen.
We moesten het maar eens hebben
over oksels.
Ik moet zeggen dat de mijne
van topkwaliteit zijn.
Ik ga ze niet met jullie delen,
maar dit is de plek
waar de meeste mensen
naar feromonen zijn gaan zoeken.
Er is één goede reden:
voor mensapen zijn oksels
hun unieke kenmerk.
Andere primaten hebben geurklieren
op andere plaatsen van het lichaam.
Mensapen hebben oksels
vol afscheidingsklieren
die de hele tijd geur produceren,
enorme hoeveelheden moleculen.
Als de klieren ze afscheiden,
zijn die moleculen geurloos.
Ze hebben geen geur.
Het zijn de wonderlijke bacteriën
die groeien in het regenwoud van haar
die de geuren produceren
die we kennen en leuk vinden.
Als je dus paal en perk wil stellen
aan de hoeveelheid geur,
is je oksels scheren
een effectieve manier
voor het terugdringen
van de habitat voor bacteriën.
Je zult merken dat ze minder rieken,
voor een langere tijd.
Dat we ons op oksels toelegden,
kwam deels omdat ze de minst
gênante plaats zijn om staaltjes
te vragen aan mensen.
Maar er is nog een reden
waarom we misschien
geen universeel sekshormoon
zoeken op die plek.
Twintig procent van de wereldbevolking
heeft namelijk
geen geurige oksels zoals ik.
Dat zijn mensen uit China, Japan,
Korea en andere delen
van Noord-Oost-Azië.
Ze scheiden gewoon
die geurloze voorlopers niet af
waar bacteriën dol op zijn
om geuren te produceren
waarvan wij in ons etnocentrisme
altijd dachten
dat ze typisch zijn voor oksels.
Dat geldt niet
voor 20 procent van de wereld.
Wat moeten we dan doen
op onze zoektocht
naar menselijke feromonen?
Ik ben ervan overtuigd dat we er hebben.
We zijn zoogdieren,
en net als andere zoogdieren
hebben we er allicht.
Volgens mij moeten we
teruggaan naar het begin
en het hele lichaam afzoeken.
Maakt niet uit hoe gênant het is,
we moeten op zoek gaan
en die plaatsen opzoeken
waar niemand een voet durfde zetten.
Het wordt lastig,
het wordt gênant,
maar we moeten gaan kijken.
We moeten terug naar de ideeën
van Butenandt, toen hij
de zijdemot bestudeerde.
We moeten systematisch zoeken
naar alle moleculen die we produceren
en nagaan welke
er echt mee te maken hebben.
Het volstaat niet om
er enkele uit te plukken
en te zeggen:
"Die zijn goed genoeg."
We moeten aantonen
dat ze echt het beweerde effect hebben.
Eén team maakte grote indruk op mij.
Het is een Frans team.
Hun vorige succes
was de identificatie
van het borstklierferomoon van het konijn.
Ze hebben hun aandacht nu gericht
op menselijke baby's en moeders.
Deze baby drinkt melk
van de moederborst.
Haar tepel is volledig verborgen
door het hoofd van de baby,
maar je ziet een witte druppel
met een pijl die ernaar wijst.
Dat is de afscheiding
van de klieren van Montgomery.
We hebben die allemaal,
mannen en vrouwen.
Het zijn de kleine bobbeltjes
rondom de tepel.
Als vrouwen de borst geven,
komt er een afscheiding uit.
Die afscheiding is heel interessant.
Benoist Schaal en zijn team ontwikkelden
een simpele test om te onderzoeken
wat het effect van de afscheiding is.
Het is een eenvoudig effectonderzoek.
Deze baby slaapt.
Onder zijn neus schuiven we
een schone glazen staaf.
De baby blijft slapen,
hij heeft geen belangstelling.
Maar vragen we aan een moeder
om afscheiding van haar
klieren van Montgomery
-- het gaat dus niet om herkenning,
elke moeder is goed --
en duwen we die afscheiding
onder de neus van de baby,
dan krijgen we een heel andere reactie.
Het is een kennersreactie van verrukking.
Baby opent zijn mond,
steekt zijn tong uit
en begint te zuigen.
Omdat dit van elke moeder kan komen,
kan het echt een feromoon zijn.
Het gaat niet om individuele herkenning.
Elke moeder is goed.
Waarom is dit belangrijk
en niet gewoon erg interessant?
Omdat vrouwen een wisselend aantal
klieren van Montgomery hebben.
Er is een correlatie tussen het gemak
waarmee baby's beginnen te zuigen
en het aantal klieren van Montgomery.
Hoe meer afscheiding,
hoe waarschijnlijker het is
dat de baby snel gaat zuigen.
Voor zoogdieren
is het gevaarlijkste moment van het leven
de eerste uren na de geboorte.
Je moet aan die eerste melk komen.
Lukt dat niet, dan overleef je het niet.
Dan ga je dood.
Vele baby's vinden het moeilijk
om die eerste maaltijd te nuttigen
omdat ze niet de juiste stimulus krijgen.
Als we konden identificeren
wat die molecule was,
en het Franse team is erg voorzichtig,
maar als we die molecule
konden identificeren,
en synthetizeren,
dan zouden premature baby's
waarschijnlijk meer zuigen
en zou elke baby
een betere overlevingskans hebben.
Mijn betoog is dus
dat dit één voorbeeld is
van hoe een systematische
wetenschappelijke aanpak
je echt begrip kan opleveren
van feromonen.
Allerlei medische interventies
zouden mogelijk worden.
Mensen doen misschien allerlei dingen
met feromonen
die we nu nog niet kennen.
We mogen niet vergeten dat feromonen
niet alleen om seks draaien.
Het gaat om allerlei dingen
in verband met het leven van zoogdieren.
Ga dus verder
en zoek naar meer.
Er is veel te vinden.
Hartelijk dank.
(Applaus)