Mythen en misvattingen over de evolutie.
Laten we het eens hebben
over de evolutietheorie.
Je weet vast wel
dat sommigen die omstreden vinden,
al vinden de meeste wetenschappers
dat niet.
Maar zelfs als jij dat niet vindt
en je denkt dat je de evolutie
behoorlijk goed begrijpt,
dan zou het toch kunnen
dat je soms
dingen gelooft
die niet helemaal kloppen.
Dingen als:
"Evolutie betekent dat organismen
zich aanpassen aan hun omgeving."
Dit is een oudere,
nu in diskrediet geraakte evolutietheorie.
Bijna 60 jaar voordat Darwin
zijn boek publiceerde,
stelde Jean-Baptiste Lamarck
dat levende wezens evolueren door
tijdens hun leven
bepaalde eigenschappen te ontwikkelen
en die dan door te geven
aan hun nakomelingen.
Zo dacht hij bijvoorbeeld dat,
omdat giraffen de gewoonte hadden
hun nekken
uit te rekken
om hogere takken te bereiken,
hun jongen met een langere nek
zouden worden geboren.
Maar nu weten we
dat genetische overerving zo niet werkt.
In feite evolueren individuele organismen
helemaal niet.
In plaats daarvan worden
door willekeurige genetische mutaties
sommige giraffen geboren
met een langere nek,
en dat geeft hen een betere kans
om te overleven
dan degenen die minder gelukkig
bedeeld waren.
De Engelse term 'survival of the fittest',
overleven van de best aangepaste,
klinkt alsof de evolutie
altijd in het voordeel is van
de grootste,
de sterkste,
of de snelste wezens.
Dat is niet echt het geval.
Ten eerste is evolutionaire aangepastheid
gewoon een kwestie
van hoe goed ze
in hun huidige omgeving passen.
Als alle grote bomen plots afstierven
en er alleen kort gras overbleef,
dan zou de lange hals van de giraffen
een nadeel zijn.
Ten tweede
gaat evolutie niet om overleven,
maar om voortplanten.
Er bestaan een heleboel wezens
zoals de mannelijke zeeduivel.
Die wordt zo klein en kwetsbaar geboren,
dat hij snel een partner
moet vinden voordat hij doodgaat.
Maar je kan wel zeggen
dat een organisme dat
zonder nakomelingen sterft,
evolutionair nutteloos is, niet?
Verkeerd!
Vergeet niet dat natuurlijke selectie
niet bij organismen gebeurt,
maar op het genetische niveau.
Elk gen in een organisme
komt ook voor bij zijn naaste verwanten.
Een gen dat een dier aanzet
tot altruïstische opoffering
om het voortbestaan
en de toekomstige voortplanting
van haar verwanten te bevorderen,
kan breder verspreid raken
dan een gen dat uitsluitend
gericht is op zelfbehoud.
Alles wat zorgt
dat meer exemplaren van een gen
een volgende generatie halen,
dient dat doel.
Maar:
evolutionair doel?
Een van de moeilijkste dingen
om voor ogen te houden over evolutie
is dat, wanneer we dingen zeggen als:
"Genen willen meer kopieën
maken van zichzelf"
of zelfs,
"Natuurlijke selectie",
we eigenlijk metaforen gebruiken.
Een gen wil niets,
en er is geen extern mechanisme
dat bepaalt welke genen
best worden behouden.
Het enige dat gebeurt, is
dat willekeurige genetische mutaties
ervoor zorgen dat hun drager-organismen
zich anders gedragen of ontwikkelen.
Soms worden daardoor meer kopieën
van het gemuteerde gen doorgegeven,
enzovoort.
Noch is er een vooraf vastgesteld plan
om naar een ideale vorm toe te evolueren.
Voor onze ogen is het niet ideaal
om een blinde vlek te hebben
waar de oogzenuw het netvlies verlaat.
Maar zo is het nu eenmaal ontwikkeld
vanuit een eenvoudige fotoreceptorcel.
Achteraf bekeken
zou het voor ons
veel nuttiger zijn geweest
om trek te hebben
in voedingsstoffen en vitaminen
in plaats van alleen in calorieën.
Maar in de millennia
waarin onze voorouders evolueerden,
waren calorieën schaars,
en niets kon erop anticiperen
dat dit later zo snel zou veranderen.
Dus werkt evolutie blindelings,
stap voor stap voor stap...
om alle verscheidenheid te creëren
die we in de natuur tegenkomen.