Ik wil het hebben over een vergeten conflict. Een conflict dat zelden de media haalt. Het vindt plaats in de Democratische Republiek Congo. Mensen die niet in Afrika wonen, weten meestal weinig over de oorlog in Congo, dus geef ik wat feiten. Het conflict in Congo is het bloederigste conflict sinds de Tweede Wereldoorlog. Er zijn al bijna vier miljoen doden gevallen. Een groot deel van Centraal Afrika is hierdoor al 18 jaar lang ontwricht. Het is de grootste en langstdurende humanitaire crisis ter wereld. Daarom ben ik in 2001 voor het eerst naar Congo gegaan. Als jonge welzijnswerkster maakte ik contact met een vrouw van mijn leeftijd. Ze heette Isabelle. Haar dorp was overvallen door lokale milities. Ze hadden veel mannen vermoord en veel vrouwen verkracht. Ze hadden alles meegenomen. En ze wilden Isabelle ook meenemen, maar haar man sprong ertussen. Hij zei: "Neem alsjeblieft niet Isabelle, maar mij." Hij is in het bos verdwenen met de militie en Isabelle heeft hem nooit meer gezien. Door verhalen zoals dat van Isabelle en haar man heb ik mijn carrière gewijd aan het bestuderen van deze oorlog waar we zo weinig van weten. Maar één verhaal over Congo kennen jullie misschien wel. Een verhaal over mineralen en verkrachting. Beleidsmakers en de media geven meestal maar één reden voor het geweld -- de illegale exploitatie en handel in natuurlijke grondstoffen -- en één gevolg -- sexueel geweld tegen vrouwen en meisjes als oorlogswapen. Dat zijn natuurlijk belangrijke en tragische onderwerpen. Maar vandaag wil ik jullie een ander verhaal vertellen. Een verhaal dat de nadruk legt op de kern van het probleem. Het geweld is grotendeels een gevolg van lokale conflicten die uitwaaieren en waar internationale vredesoperaties geen vat op kunnen krijgen. Congo staat namelijk niet alleen bekend door de grootste, aanhoudende humanitaire crisis ter wereld, maar ook om de grootste, internationale vredesoperaties ter wereld. De grootste en duurste vredesoperatie van de Verenigde Naties vindt plaats in Congo. Ook de eerste vredesoperatie onder Europees gezag vond hier plaats. En de eerste strafzaken van het Internationale Strafhof betroffen krijgsheren uit Congo. Toen Congo in 2006 voor het eerst democratische verkiezingen organiseerde, dachten veel waarnemers dat er een einde aan het geweld in de regio was gekomen. De internationale gemeenschap sprak vol lof over deze verkiezingen als een succesvol voorbeeld van internationale interventie in een mislukte staat. Maar in de oostelijke provincies is er nog steeds sprake van grote volksverhuizingen en verschrikkelijke misdaden tegen de menselijkheid. Kort voor mijn terugkeer afgelopen zomer heeft er een verschrikkelijk bloedbad plaatsgevonden in Zuid-Kivu. 33 mensen werden vermoord. Het waren voornamelijk vrouwen en kinderen die vaak met hakmessen zijn doodgeslagen. In de afgelopen acht jaar zijn gevechten in de oostelijke provincies regelmatig geëscaleerd tot burger- en internationale oorlogen. Elke keer als we dus denken dat we vrede krijgen, laait het conflict weer op. Waarom toch? Waarom hebben de enorme internationale inspanningen nog niet tot blijvende vrede en veiligheid in Congo geleid? Ik zie daar twee redenen voor. De eerste hoofdreden voor het aanhoudende geweld in Congo is in feite lokaal -- en met lokaal bedoel ik op het niveau van het individu, het gezin, familie, clan, gemeente, district, of soms een etnische groep. Neem bijvoorbeeld het verhaal van Isabelle, dat ik jullie heb verteld. Haar dorp werd door een militie aangevallen, omdat die het land wilden afnemen waar de dorpelingen van afhankelijk waren voor hun levensbehoeften. De tweede hoofdreden is dat internationale vredesoperaties lokale conflicten niet hebben opgelost doordat er een overheersende cultuur voor het bouwen van vrede is ontstaan. Wat ik daar mee wil zeggen is dat Westerse en Afrikaanse diplomaten, vredestichters van de Verenigde Naties, donorlanden en -organisaties en personeel van de meeste niet-gouvermentele organisaties die samenwerken aan de oplossing van een conflict, allemaal op dezelfde, specifieke manier tegen de wereld aankijken. Ik was daar zelf een van en deelde deze cultuur, dus ik weet hoe sterk die is. Over de hele wereld en in verschillende conflictgebieden schept deze gezamenlijke cultuur een begrip bij bemiddelaars dat de oorzaken van geweld voornamelijk in nationale en internationale context zijn te vinden. We denken dat vrede bereikt wordt door met interventie van bovenaf nationale en internationale problemen te verhelpen. We kijken naar de rol die buitenstaanders spelen bij nationale en internationale vredesprocessen. Nog belangrijker is dat door deze gezamenlijke cultuur internationale vredestichters spanningen kunnen negeren op microniveau die vaak gevolgen hebben voor akkoorden op macroniveau. Als we Congo als voorbeeld nemen dan zien we dat door hun onderlinge contacten en training VN-medewerkers, donors, diplomaten en stafleden van de meeste ngo's aanhoudend geweld als een probleem van bovenaf beschouwen. Zij denken dat het geweld een gevolg is van de spanningen tussen president Kabila en diverse binnenlandse tegenstanders, en van onderlinge spanningen tussen Congo, Rwanda en Oeganda. Bovendien beschouwen deze internationale vredestichters lokale conflicten als het logische resultaat van de nationale en internationale spanningen, het gebrek aan autoriteit van de staat, en de zogenaamde 'inherente neiging tot geweld' van de Congolese bevolking. Door deze dominante cultuur wordt interventie op nationaal en internationaal niveau gezien als de enige logische en gerechtvaardigde taak voor de Verenigde Naties en diplomaten. Het organiseren van algemene verkiezingen, wat nu een soort wondermiddel is, is dan de voornaamste manier tot herstel, waarbij andere, effectievere manieren buiten beschouwing blijven. Dat gebeurt niet alleen in Congo, maar ook in veel andere conflictgebieden. Laten we eens dieper graven in andere voorname oorzaken voor geweld. Het aanhoudende geweld in Congo is niet alleen nationaal of internationaal gemotiveerd, maar ook door oude agenda's van onderaf, die komen van dorpelingen, traditionele dorpshoofden, hoofdmannen of etnische leiders. Veel conflicten hebben een politieke, sociale of economische oorzaak die onmiskenbaar lokaal is. Er is bijvoorbeeld veel rivaliteit op dorps- of districtniveau over wie het hoofd van het dorp of van het gebied wordt volgens de traditioneel geldende wetten, en wie zeggenschap krijgt over de verdeling van land en de exploitatie van de lokale mijnen. De rivaliteit leidt vaak tot lokaal geweld, in een bepaald dorp of gebied, wat dan weer uitmondt in grotere gevechtshandelingen door een hele provincie en soms zelfs tot in aangrenzende landen. Kijk bijvoorbeeld naar het conflict tussen Congolezen van Rwandese afkomst en de zogenaamde inheemsen in Kivus. Dat conflict begon in de jaren 30, onder Belgisch bestuur, toen de beide bevolkingsgroepen wedijverden over land en bestuur. Nadat Congo in 1960 onafhankelijk werd, escaleerden de problemen omdat beide kampen zich aansloten bij de nationale politiek, maar tegelijkertijd hun eigen agenda probeerden te promoten. In 1994, ten tijde van de genocide in Rwanda sloten deze lokale partijen zich aan bij gewapende Congolese en Rwandese groepen, maar nog steeds om hun eigen agenda in Kivus te promoten. Sindsdien houden deze lokale conflicten over land en macht het geweld in stand en vormen regelmatig een bedreiging voor nationale en internationale verdragen. Het is dus logisch dat we ons afvragen waarom internationale vredestichters in deze situatie geen lokale programma's voor rust en vrede ontwikkelen. Het antwoord is dat internationale bemiddelaars het oplossen van kleine, lokale geschillen als een onbelangrijke en onbekende taak zien waarvoor ze geen mandaat hebben. Alleen al het idee om lokale geschillen onder de loep te nemen, druist in tegen de heersende cultuur en is een bedreiging voor de belangrijkste doelstellingen van de organisaties. De identiteit van de Verenigde Naties bijvoorbeeld, als een diplomatieke organisatie op macroniveau zou compleet op zijn kop gezet worden als de focus lokaal gericht zou worden. Als gevolg hebben de interne kritiek tegen de heersende werkwijze noch de externe schokeffecten de internationale participanten ervan overtuigd dat zij hun kijk op geweld en interventie moeten herzien. Er zijn tot nu toe dan ook maar weinig uitzonderingen geweest. Weinig uitzonderingen doorbreken het patroon. Om de boel samen te vatten: het verhaal dat ik jullie net vertelde gaat over hoe een dominante cultuur van vredesmissies de kijk van bemiddelaars vormt op de oorzaken van geweld, hoe vrede tot stand komt, en wat het doel van bemiddeling is. Door deze zienswijze kunnen internationale vredestichters problemen op microniveau negeren die eigenlijk zo belangrijk zijn voor een houdbare vrede. Het negeren van de lokale conflicten leidt tot gebrekkige vredesprocessen op de korte termijn, en mogelijk tot het hervatten van de oorlogshandelingen op de lange termijn. Het is fascinerend om te zien dat deze analyse ons een beter inzicht verschaft over talloze voorbeelden van aanhoudend geweld en falende internationale inmenging in Afrika en elders op de wereld. Lokale conflicten voeden het geweld in de meeste oorlogsgebieden, of gebieden waar oorlog is geweest, van Afghanistan tot Soedan tot Oost-Timor. In de zeldzame gevallen waar er sprake was van uitgebreide vredesinitiatieven die van onderaf omhoog werkten, heeft dit geleid tot een succesvolle en houdbare vrede. Een van de beste voorbeelden hiervan is het contrast tussen de relatieve rust in Somaliland, dat heeft geprofiteerd van vredesinitiatieven aan de basis, met het overheersende geweld in de rest van Somalië, waar de vredestichting voornamelijk op nationaal niveau plaats vond. Er zijn nog een aantal andere voorbeelden waar oplossingen op lokaal niveau, dicht bij de bevolking, van doorslaggevend belang is geweest. Als we internationaal vredeswerk dus succesvol willen laten zijn, dan moeten we niet alleen van bovenaf werken, maar conflicten aan de basis oplossen. Niet dat nationale en internationale spanningen onbelangrijk zijn. Integendeel. Of dat vredestichting op nationaal of internationaal niveau niet nodig is. Want dat is het wel. Het is meer dat je vrede moet stichten op zowel micro- als macroniveau om tot een blijvende vrede te komen. Lokale niet-gouvernementele organisaties, lokale autoriteiten en lokale vertegenwoordigers spelen de belangrijkste rollen in dit proces van onderaf. Dit gaat natuurlijk niet zonder slag of stoot. Bemiddelaars op lokaal niveau hebben vaak niet het geld, de logistieke middelen of de technische mogelijkheden om doeltreffende, lokale vredesprocessen door te voeren. Internationale bemiddelaars moeten dus meer geld en ondersteuning geven aan lokale benaderingen voor het oplossingen van conflicten. Wat moet er nu in Congo gebeuren? Na meer dan 20 jaar geweld en miljoenen doden, is wel duidelijk geworden dat we onze aanpak moeten wijzigen. Op basis van mijn onderzoek daar, ben ik van mening dat internationale en Congolese bemiddelaars meer aandacht moeten besteden aan de oplossing van geschillen over land en het herstel van betrekkingen tussen gemeenschappen. In de provincie Kivus bijvoorbeeld, heeft het Life and Peace Institute samen met zijn Congolese partners forums opgezet tussen de verschillende gemeenschappen om details over lokale geschillen over land te bespreken. Uit deze forums zijn oplossingen voortgekomen om het geweld te beheersen. Dat is precies het soort programma waar behoefte aan is in heel oostelijk Congo. Met zulke programma's worden mensen als Isabelle en haar man geholpen. Dit zijn geen tovermiddelen, maar omdat ze rekening houden met diepgewortelde oorzaken van geweld, bieden ze hoop op ware oplossingen. Dank jullie wel. (Applaus)