Er zijn momenten
dat ik me behoorlijk schaam
om Europeaan te zijn.
In het afgelopen jaar
zijn meer dan een miljoen mensen
naar Europa gekomen op zoek naar hulp
en tot nu toe is onze reactie erbarmelijk.
Er zijn zoveel tegenstrijdigheden.
We rouwen om de tragische dood
van de tweejarige Alan Kurdi,
en toch zijn er sindsdien
al meer dan 200 kinderen
verdronken in de Middellandse Zee.
In internationale verdragen
staat dat we de verantwoordelijkheid
voor vluchtelingen delen,
maar we accepteren
dat het piepkleine Libanon
meer Syriërs ontvangt
dan heel Europa bij elkaar.
We betreuren het bestaan
van mensensmokkelaars,
maar we maken er
de enige haalbare manier van
om asiel te zoeken in Europa.
Er zijn tekorten op onze arbeidsmarkt,
maar mensen die aan onze economische
en demografische behoeften voldoen,
laten we niet naar Europa komen.
We verkondigen onze liberale waarden
tegenover de fundamentalistische islam,
en toch --
hebben we een repressief beleid
dat asielzoekende kinderen gevangenzet,
dat kinderen van hun ouders scheidt
en dat vluchtelingen hun bezit afneemt.
Wat zijn we aan het doen?
Hoe is het zover gekomen,
dat we zo inhumaan reageren
op een humanitaire crisis?
Niet omdat het mensen niets kan schelen.
Dat wil ik in ieder geval niet geloven.
Ik geloof dat het onze politici
ontbreekt aan een visie
om het internationale vluchtelingensysteem
dat 50 jaar oud is,
aan te passen aan een veranderende,
geglobaliseerde wereld.
Nu wil ik een stapje terug zetten
en twee fundamentele vragen stellen,
de twee dingen die we ons allemaal
moeten afvragen.
Ten eerste: waarom werkt
het huidige systeem niet?
En ten tweede: hoe kunnen we
het beter maken?
Het moderne vluchtelingenregime
is na de Tweede Wereldoorlog ingesteld
door deze mannen.
Het voornaamste doel is ervoor zorgen
dat als het niet goed gaat in een staat,
of een staat zich tegen zijn volk keert,
mensen ergens naartoe kunnen,
ergens veilig en waardig kunnen wonen
tot ze weer naar huis kunnen.
Het is gemaakt voor situaties
precies zoals wat we nu in Syrië zien.
Met een internationaal verdrag
ondertekend door 147 regeringen,
het Verdrag betreffende de status
van vluchtelingen uit 1951,
en een internationale organisatie, UNHCR,
beloofden de staten elkaars inwoners
toegang te verlenen tot hun grondgebied
als ze zouden vluchten
voor conflict en vervolging.
Maar nu schiet dat systeem tekort.
In theorie hebben vluchtelingen
het recht om asiel aan te vragen.
Maar ons immigratiebeleid
blokkeert het pad naar de veiligheid.
In theorie hebben vluchtelingen het recht
op een kans om te integreren
of om terug te gaan naar hun eigen land.
In de praktijk komen ze vast te zitten
in een bijna oneindig limbo.
In theorie draagt de hele wereld
deze verantwoordelijkheid.
In de praktijk zijn het de landen
in de buurt van het conflict
die de overgrote meerderheid
van de vluchtelingen opnemen.
Het systeem is niet kapot
omdat de regels verkeerd zijn.
Wij passen ze niet goed toe
op een veranderende wereld,
en daar moeten we over nadenken.
Ik ga nu kort uitleggen
hoe het huidige systeem werkt.
Hoe werkt het vluchtelingenregime precies?
Niet vanuit een top-down perspectief,
maar vanuit het perspectief
van een vluchteling.
Stel je een Syrische vrouw voor.
We noemen haar Amira.
Voor mij vertegenwoordigt Amira
veel van de mensen
die ik daar heb ontmoet.
Amira is, net als zo'n 25 procent
van de vluchtelingen in de wereld,
een vrouw met kinderen,
en ze kan niet naar huis
want ze komt uit de stad
die je hier ziet, Homs,
ooit een prachtige historische stad,
die nu in puin ligt.
Dus Amira kan niet terug daarnaartoe.
Maar Amira heeft ook geen hoop
om zich te vestigen in een derde land,
want dat lot is weggelegd
voor minder dan een procent
van de vluchtelingen in de wereld.
Amira en haar gezin
staan voor een bijna onmogelijke keuze.
Ze hebben drie opties.
De eerste is dat Amira en haar gezin
naar een kamp gaan.
In het kamp krijgt ze misschien hulp,
maar er zijn daar weinig kansen
voor Amira en haar gezin.
Kampen liggen op troosteloze,
dorre plaatsen,
vaak in de woestijn.
In het vluchtelingenkamp
Zaatari in Jordanië
hoor je 's nachts de granaten
over de grens in Syrië.
De economische activiteit is er beperkt.
Het onderwijs is vaak
van slechte kwaliteit.
En over de hele wereld
moet ongeveer 80 procent
van de vluchtelingen in kampen
daar minstens vijf jaar blijven.
Het is een armzalig bestaan,
en waarschijnlijk is dat de reden
dat slechts 9 procent
van de Syriërs voor die optie kiest.
In plaats daarvan kan Amira
naar een stedelijk gebied gaan
in een buurland, zoals Amman of Beiroet.
Die optie heeft ongeveer 75 procent
van de Syrische vluchtelingen gekozen.
Maar ook dat stelt grote problemen.
Vluchtelingen in zulke gebieden
hebben vaak niet het recht om te werken.
Ze krijgen vaak nauwelijks
toegang tot bijstand.
Dus als Amira en haar gezin
geen geld meer hebben,
zullen ze waarschijnlijk
in extreme armoede leven.
Er is een derde optie,
waar steeds meer Syriërs voor kiezen.
Amira kan hoop voor haar familie zoeken
door hun levens op het spel te zetten
tijdens een gevaarlijke reis
naar een ander land,
en dat zien we nu in Europa.
Over de hele wereld moeten vluchtelingen
een bijna onmogelijke keuze maken
tussen drie opties:
kampen, stedelijke armoede
of gevaarlijke reizen.
Voor vluchtelingen is dat de keuze
die het huidige vluchtelingenregime biedt.
Ik vind het een onjuiste keuze.
We moeten die keuze herzien.
De reden dat we die opties beperken
is dat we denken
dat vluchtelingen
geen andere opties hebben.
Dat is niet waar.
Politici presenteren dit
als een nulsomkwestie,
alsof vluchtelingen helpen
kosten oplevert voor de inwoners.
We hebben de neiging om aan te nemen
dat vluchtelingen hoe dan ook
een kostenpost of belasting
voor de samenleving zijn.
Maar ze kunnen ook bijdragen.
Ik wil laten zien
dat er manieren zijn
om meer keuzes te bieden
waar iedereen profijt van heeft:
de ontvangende landen en gemeenschappen,
onze samenlevingen
en de vluchtelingen zelf.
En ik wil vier manieren voorstellen
die kunnen veranderen
hoe we over vluchtelingen denken.
De vier manieren hebben iets gemeen:
ze maken allemaal gebruik
van de kansen van globalisering,
mobiliteit en markten,
en ze moderniseren onze blik
op het vluchtelingenprobleem.
Waar ik als eerste aan wil denken,
zijn omgevingen die mogelijkheden bieden.
Daarvoor moeten we allereerst inzien
dat vluchtelingen mensen zijn
zoals ieder ander,
maar dan in een uitzonderlijke situatie.
Samen met mijn collega's in Oxford
hebben we in Oeganda onderzoek gedaan
naar het economische leven
van vluchtelingen.
Oeganda is niet representatief
voor alle ontvangende landen.
Het is een uitzondering.
In tegenstelling tot de meeste gastlanden,
heeft Oeganda vluchtelingen
economische kansen gegeven.
Ze hebben daar het recht om te werken.
Ze hebben vrijheid van beweging.
De gevolgen daarvan zijn buitengewoon,
voor zowel de vluchtelingen
als de gemeenschap zelf.
We ontdekten dat in de hoofdstad, Kampala,
21 procent van de vluchtelingen
een bedrijf met werknemers heeft,
en 40 procent van die werknemers
komen uit het ontvangende land.
Vluchtelingen zorgen dus voor banen
voor inwoners van het ontvangende land.
Zelfs in de kampen vonden we
uitzonderlijke voorbeelden
van bloeiende ondernemingen.
In het plaatsje Nakivale
vonden we bijvoorbeeld
voorbeelden van Congolese vluchtelingen
met digitale muziekbedrijfjes.
We vonden een Rwandees met een onderneming
die jongeren computerspellen laat spelen
op gerecycleerde spelcomputers
en gerecycleerde tv's.
Ondanks de extreme beperkingen
die vluchtelingen hebben
zijn ze aan het innoveren.
Deze man is een Congolees
genaamd Demou-Kay.
Toen hij aankwam,
had Demou-Kay heel weinig,
maar hij wilde filmmaker worden.
Dus samen met vrienden en collega's
begon hij een radiostation,
hij huurde een videocamera
en nu maakt hij films.
Hij heeft twee documentaires gemaakt,
met en voor ons team,
en een succesvol bedrijf opgebouwd
met heel weinig middelen.
Zulke voorbeelden
zouden onze reactie
op vluchtelingen moeten leiden.
In plaats van ze te zien
als onvermijdelijk afhankelijk
van humanitaire hulp,
moeten we ze kansen bieden
om te gedijen als mens.
Ja, kleding, dekens, onderdak en voedsel
zijn allemaal belangrijk
tijdens de noodfase,
maar we moeten ook verder kijken.
We moeten mogelijkheden bieden
voor connectiviteit, elektriciteit,
onderwijs, het recht om te werken,
toegang tot kapitaal en banken.
Alle vanzelfsprekende middelen
die ons verbinden met de wereldeconomie
kunnen en moeten ook gelden
voor vluchtelingen.
Het tweede idee dat ik wil bespreken,
zijn economische zones.
Helaas kiest niet ieder land in de wereld
dezelfde benadering als Oeganda.
De meeste gastlanden stellen hun economie
niet open voor vluchtelingen
zoals zij dat doen.
Maar er zijn praktische alternatieven
die we kunnen gebruiken.
In april was ik in Jordanië
met een collega,
ontwikkelingseconoom Paul Collier.
We hebben gebrainstormd met de overheid
en de internationale gemeenschap,
over een idee om Syriërs banen te bieden
en ook de nationale ontwikkelingsstrategie
van Jordanië te steunen.
Het idee is een economische zone,
waarin we vluchtelingen
werk zouden kunnen bieden
naast inwoners van het gastland Jordanië.
Op slechts 15 minuten
van het vluchtelingenkamp Zaatari,
met 83.000 vluchtelingen,
ligt al een economische zone
de King Hussein
Bin Talal Development Area.
Het heeft de regering
meer dan 100 miljoen dollar gekost
om het gebied aan te sluiten
op het hoogspanningsnetwerk
en het wegennet,
maar er ontbraken twee dingen:
toegang tot werk
en binnenwaartse investering.
Wat als vluchtelingen daar konden werken,
en niet vastzaten in kampen,
en hun gezinnen konden onderhouden
en beroepsvaardigheden konden leren
voor ze teruggaan naar Syrië?
We zagen in dat dat
goed zou zijn voor Jordanië
dat volgens de ontwikkelingsstrategie
de overstap moet maken
naar productie, als middeninkomensland.
Dit kan vluchtelingen helpen,
maar het kan ook bijdragen
tot de wederopbouw van Syrië
omdat we vluchtelingen
moeten steunen in hun ontwikkeling
als de beste bron voor de uiteindelijke
wederopbouw van Syrië.
We hebben hierover geschreven
in het tijdschrift Foreign Affairs.
Koning Abdullah heeft het idee opgepikt.
Het werd twee weken geleden
op een conferentie aangekondigd
en de pilootfase begint in de zomer.
(Applaus)
Het derde idee
dat ik jullie wil voorleggen,
is het afstemmen van voorkeuren
tussen landen en vluchtelingen
voor gelukkige resultaten
zoals je in deze selfie ziet,
met Angela Merkel
en een Syrische vluchteling.
We vragen vluchtelingen zelden
wat zij willen, waar zij naartoe willen,
maar ik denk dat we dat kunnen doen
en dat iedereen dan beter af is.
Econoom Alvin Roth
heeft een methode ontwikkeld
voor het matchen van markten,
manieren waarop
de voorkeur van de partijen
leidt tot een uiteindelijke match.
Mijn collega's Will Jones
en Alex Teytelboym
hebben onderzocht hoe dat idee
kan worden toegepast op vluchtelingen:
vluchtelingen vragen naar hun voorkeur
wat betreft bestemmingen,
maar ook de landen vragen
wat voor vluchtelingen ze willen
qua vaardigheden of taalbeheersing,
en die bij elkaar zoeken.
Natuurlijk moet je er quota in verwerken
voor bijvoorbeeld diversiteit
en kwetsbaarheid,
maar het is een manier
om de kans op een match te vergroten.
Dit idee is al succesvol ingezet
voor bijvoorbeeld het matchen
van studenten en universiteiten,
of nierdonoren en patiënten,
en het ligt ook ten grondslag
aan de algoritmen van datingwebsites.
Waarom gebruiken we het niet
om vluchtelingen meer keus te geven?
Het kan ook worden ingezet
op nationaal niveau.
Een van onze grootste uitdagingen
is om plaatselijke gemeenschappen
te overtuigen vluchtelingen toe te laten.
Momenteel gebeurt het
in mijn land bijvoorbeeld
dat ingenieurs naar het platteland gaan
en boeren naar de steden,
wat echt nergens op slaat.
Markten matchen biedt een mogelijkheid
om die voorkeuren samen te brengen
en te luisteren naar de behoeften en eisen
van de gastgemeenschappen
en van de vluchtelingen zelf.
Het vierde idee
gaat over humanitaire visums.
Veel van de tragiek en chaos in Europa
had volledig voorkomen kunnen worden.
Het komt voort
uit een fundamentele tegenstelling
in het Europese asielbeleid,
namelijk:
om asiel te zoeken in Europa,
moet je spontaan aankomen
door een gevaarlijke reis te ondernemen,
zoals ik heb beschreven.
Maar waarom zouden die reizen nodig zijn
in een tijd van budgetvluchten
en moderne diplomatieke mogelijkheden?
Het zijn compleet overbodige reizen,
en vorig jaar resulteerden ze in de dood
van meer dan 3000 mensen,
aan de grenzen van Europa
en op Europees grondgebied.
Als ze gewoon toestemming kregen
om direct te reizen
en asiel te zoeken in Europa,
zouden we dat voorkomen,
en dat is mogelijk
door middel van een humanitair visum
dat mensen kunnen ophalen
bij een ambassade
of een consulaat in een buurland,
waarbij ze gewoon betalen
voor een boottocht
of een vlucht naar Europa.
Het kost ongeveer duizend euro
om met een smokkelaar van Turkije
naar de Griekse eilanden te gaan.
Voor 200 euro kun je met het vliegtuig
van Bodrum naar Frankfurt.
Als we vluchtelingen die optie gaven,
zou dat grote voordelen opleveren.
Het zou levens redden,
het zou de hele markt
voor smokkelaars ondermijnen
en het zou de chaos beëindigen
aan de Europese grenzen,
in gebieden zoals de Griekse eilanden.
Het is de politiek die ons tegenhoudt,
eerder dan een rationele oplossing.
En dit idee is al toegepast.
Brazilië maakt gebruik
van een vernieuwende benadering
waardoor 2000 Syriërs
humanitaire visums hebben gekregen,
Brazilië zijn binnengekomen
en bij aankomst de vluchtelingenstatus
hebben kunnen krijgen.
Elke Syriër die door
dat systeem is gegaan,
heeft de vluchtelingenstatus gekregen
en is erkend als echte vluchteling.
Er bestaat ook een historisch precedent.
Tussen 1922 en 1942
is het Nansenpaspoort
gebruikt als reisdocument
om 450.000 Assyriërs,
Turken en Tsjetsjenen
door Europa te laten reizen
om elders in Europa
de vluchtelingenstatus te claimen.
De internationale organisatie
voor vluchtelingen
heeft de Nobelprijs gekregen
als waardering voor de uitvoerbaarheid
van deze strategie.
Deze vier ideeën die ik aan jullie
heb gepresenteerd,
zijn manieren waarop we Amira
meer keuzes kunnen bieden.
Het zijn manieren die vluchtelingen
meer mogelijkheden te bieden
dan die drie onmogelijke opties
die ik heb uitgelegd,
en waardoor ook anderen beter af zijn.
Kortom: we hebben echt
een nieuwe visie nodig,
een visie die vluchtelingen
meer keuzes geeft,
met het inzicht
dat ze geen last hoeven te zijn.
Vluchtelingen hoeven
geen kostenpost te zijn.
Ja, ze zijn een humanitaire
verantwoordelijkheid,
maar het zijn mensen met vaardigheden,
talenten en ambities,
die in staat zijn bij te dragen --
als we dat toestaan.
In de nieuwe wereld
zal migratie niet verdwijnen.
Wat we in Europa hebben gezien,
zal nog vele jaren duren.
Mensen zullen blijven reizen,
uit hun land worden verjaagd.
We moeten rationele,
realistische manieren vinden
om hiermee om te gaan --
niet op basis van de oude logica
van humanitaire hulp,
niet op basis van liefdadigheid,
maar op basis van de kansen
van globalisering, markten en mobiliteit.
Ik verzoek jullie dringend
onze politici aan te manen
om deze uitdaging het hoofd te bieden.
Dankuwel.
(Applaus)